ECLI:NL:TGZRZWO:2022:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3760

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:129
Datum uitspraak: 10-10-2022
Datum publicatie: 11-10-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3760
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen (destijds) kaakchirurg in opleiding, inhoudende dat hij misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden om toestemming te krijgen tot het afstaan van de gouden kroon en hij deze zich onrechtmatig heeft toegeëigend. Het college oordeelt dat niet objectief kan worden vastgesteld dat beklaagde al of niet toestemming heeft gevraagd om de kroon aan een goed doel te besteden. Voorts blijkt nergens uit dat beklaagde de kroon zich onrechtmatig heeft toegeëigend. De klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 10 oktober 2022 naar aanleiding van de op 30 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , te B,

k l a g e r

-tegen-

C , kaakchirurg, (destijds) werkzaam te D,

gemachtigde: E, jurist bij het F te D,
 

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlage;

- het verweerschrift;

- proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek d.d. 12 juli 2022.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

In verband met een subacute endocarditis is klager (geboren in 1953) op 18 juli 2020 opgenomen op de spoedeisende hulp van F te D. Onderzoek wees uit dat de oorzaak van de endocarditis een dentogeen focus was in een kies in de bovenkaak van klager, te weten element 17. Als gevolg daarvan moest voornoemd element worden verwijderd. Klager heeft ten aanzien van de operatie op 22 juli 2020 informed consent gegeven.

Op 23 juli 2020 heeft beklaagde (ten tijde van de operatie arts in opleiding tot specialist Mondziekten-, Kaak- en Aangezichtschirurgie) het element operatief verwijderd. Met betrekking tot deze ingreep heeft beklaagde het volgende opgenomen in het medisch dossier:

“Informed consent: ja

Datum ingreep: 23-7-2020

Poli OK: 2

Operateur: C

Assisterende: [RTG]

Omloop: [RTG]

Antibiotica +,

Lokaal anesthesie:

Ultracaïne DS Forte 1 carpules van 1,7 ml. Door G THK-co

Operatieverslag :

Verwijderen 17, klasse ll. Primair gesloten in verband met antrum.

Snuitproef: positief,

Hechtmateriaal:

Vicryl Plus 4-0.

Ontslagmedicatie:

paracetamol 500 mg zn 4dd2 .

Vervolgbeleid:

Poliklinische controle bij C over 2 weken.

Blaassnuitverbod 2 weken.”

Op 5 augustus 2020 vond de nacontrole plaats bij een collega van beklaagde. Uit de anamnese volgde dat klager ten tijde van de nacontrole geen klachten had en dat er geen tekenen waren van dehiscentie of infectie. Er was sprake van een goede wondgenezing en verder onderzoek was niet noodzakelijk.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat:

3. hij misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden om toestemming te krijgen voor het afstaan van de gouden kroon;

4. hij zich de gouden kroon onrechtmatig heeft toegeëigend.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven en op gronden genoemd in het verweerschrift - aan dat hij binnen de grenzen van een redelijk bekwame en behoorlijke beroepsuitoefening heeft gehandeld. Beklaagde betwist hetgeen hem door klager wordt verweten en stelt dat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen. Voor zover nodig wordt hierna specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Gelet op de klachtonderdelen ziet het college aanleiding deze gezamenlijk te bespreken. Klager voert met zijn klacht aan dat beklaagde misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden om toestemming te krijgen voor het afstaan van de gouden kroon en dat hij zich de gouden kroon onrechtmatig heeft toegeëigend. Beklaagde betwist de verwijten van klager en stelt zich op het standpunt dat hij beklaagde heeft geattendeerd op het feit dat het geëxtraheerde element een gouden kroon bevatte en deze aan klager heeft aangeboden.

Op grond van het voorgaande merkt het college op dat het geen getuige is geweest van de communicatie tussen klager en beklaagde betreffende de gouden kroon. Dit brengt met zich mee dat door het college niet objectief kan worden vastgesteld dat beklaagde al of niet toestemming heeft gevraagd om de kroon voor een goed doel te besteden. Het oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college, ook als aan het woord van klager en van beklaagde evenveel geloof wordt gehecht, niet vaststellen.

Voor zover klager subsidiair heeft willen stellen dat er sowieso sprake is geweest van misbruik van omstandigheden, omdat je dit soort dingen niet van patiënten rond de ingreep zou mogen vragen, overweegt het college als volgt. Beklaagde heeft gehandeld conform het op de afdeling geldende beleid. Het betreft hier een overzichtelijke vraag, die een patiënt normaliter in korte tijd kan overzien. Een toestemming of afwijzing is niet van invloed op de behandeling. Dat er sprake was van bijzondere omstandigheden, ongewone druk op de patiënt of van een bijzondere geestesgesteldheid van de patiënt, is niet gebleken. Het dossier biedt bovendien geen aanknopingspunt om aan te nemen dat beklaagde wist of moest begrijpen dat klager door enige bijzondere omstandigheid tot het doen van afstand van de kroon werd bewogen. Voor de volledigheid merkt het college op dat nergens blijkt dat beklaagde zich de kroon persoonlijk heeft toegeëigend. De klachtonderdelen zijn derhalve kennelijk ongegrond.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, F.S. Kroon en R.J.H. Ensink, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.

           voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.