ECLI:NL:TGZRZWO:2022:126 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3703

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:126
Datum uitspraak: 23-09-2022
Datum publicatie: 03-10-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3703
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen coördinerend wijkverpleegkundige. De thuiszorginstelling waarvoor beklaagde werkzaam is, heeft de zorg aan klager stopgezet wegens een langdurig verstoorde cliënt-zorgrelatie. Klager verwijt beklaagde dat hij door haar toedoen eenzijdig uit zorg is gezet. Volgens klager heeft beklaagde hem valselijk beschuldigd van bedreiging van zorgmedewerkers. Hij verwijt beklaagde dat zij niet heeft gezorgd voor continuering van de zorg en dat zij niet aan haar wettelijke zorgplicht heeft voldaan. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 23 september 2022 naar aanleiding van de op 8 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , te B,

k l a g e r

-tegen-

D , verpleegkundige, (destijds) werkzaam te B,

gemachtigde: mr. D. Zwartjens, advocaat te Utrecht,
 

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek;

- het proces-verbaal van het op 11 juli 2022 gehouden mondeling vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager ontving vanaf augustus 2019 (thuis)zorg via zorginstelling E. Vanaf juni 2020 ontving klager meerdere keren per dag zorg.

Beklaagde is werkzaam als coördinerend wijkverpleegkundige bij E in B.

In juni 2021 heeft zij een e-mailbericht gestuurd aan de thuiszorgmedewerkers van het team B. Hierin heeft zij aangegeven bekend te zijn met verhalen over klager van grensoverschrijdend gedrag die niet gerapporteerd worden en heeft zij de medewerkers opgeroepen van deze situaties alsnog een zogenaamde MIM-melding (melding incident medewerkers) te maken. Ook heeft zij hen verzocht melding te maken wanneer dergelijk gedrag zich in de toekomst zou voordoen. 

Van augustus-december 2021 is beklaagde vanwege zwangerschapsverlof niet werkzaam geweest.

Bij beslissing van 19 november 2021, afkomstig van de bestuurder van E, is de verzorging en verpleging van klager per direct beëindigd. Hiervoor is de volgende motivering gegeven:

“Wij gaan niet lichtzinnig om met dit besluit. Sinds lang is geprobeerd om een gezonde cliënt-zorgrelatie te handhaven. We hebben u in het verleden vele malen aangesproken op uw gedrag, zowel via mails, via brieven vanuit de directie als ook mondeling. U bent daarbij regelmatig op de hoogte gebracht dat, als u het benoemde gedrag zou blijven vertonen, het stopzetten van onze zorg- en dienstverlening het gevolg zou zijn.

De onwerkbare situatie is inmiddels op een dieptepunt terechtgekomen. Wij achten dat de persoonlijke veiligheid van onze medewerkers in gevaar is. Dit is met name veroorzaakt door de dreigende bejegening van u richting onze medewerkers. De laatste dagen is dit extreem toegenomen. Er zijn via derden ernstige bedreigingen geuit naar onze medewerkers. Op deze manier kunnen wij geen verantwoorde zorg en ondersteuning meer leveren. Vanwege de beschreven situatie vallen steeds meer medewerkers uit, wat maakt dat ook de zorg voor andere cliënten in gevaar komt.”

Naar aanleiding van deze tuchtklachtprocedure heeft de bestuurder van E, op verzoek van beklaagde, een schriftelijke toelichting op de beslissing van 19 november 2021 gegeven. Hij heeft dit gedaan bij brief van 26 januari 2022. Hierin valt onder meer het volgende te lezen:

“Geruime tijd is geprobeerd om een gezonde cliënt-zorgrelatie te handhaven. In het afgelopen jaar is meneer A vele malen aangesproken op gedrag, onder meer ook via email.

Daarnaast heeft de Persoonlijke Verzorger meneer A meerdere malen mondeling gewaarschuwd dat de zorg in het geding komt als meneer zijn gedrag niet verandert.

Helaas heeft dit niet geleid tot een gezondere cliënt zorg-relatie, integendeel.

In het afgelopen jaar zijn zeker 9 medewerkers slachtoffer geworden van de misdragingen van de heer A. Medewerkers worden gemanipuleerd en tegen elkaar uitgespeeld. Bovendien laat hij op verschillende manieren weten kennis te hebben van waar medewerkers zich bevinden, zowel privé als bij cliënten. Deze ‘stalking’ wordt als zeer bedreigend ervaren door onze medewerkers. Tijdens contact met de politie hierover gaf de wijkagent aan dat meneer bekend staat om ‘stalking’.

Daarnaast weet meneer A medewerkers mentaal te raken, vertoont hij intimiderend gedrag om zaken naar zijn hand te zetten en gebruikt hij verbaal geweld. Diverse documenten die hij bij zijn manipulatie gebruikt zijn aantoonbaar vervalst. Dit patroon wordt overigens herkend en bevestigd door zijn vorige zorginstantie.

Door deze voorvallen zijn verschillende medewerkers psychisch overbelast, wat heeft geleid tot een ziekteverzuim van 46,6%. Dit brengt onze dienstverlening richting andere cliënten in gevaar.

Het laatste ‘zetje’ om de zorg bij meneer A stop te zetten, was het via derden uiten van doodsbedreigingen richting een van onze medewerkers op maandag 15 november 2021.”

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde -samengevat- dat hij door haar toedoen op

19 november 2021 eenzijdig uit zorg is gezet. Volgens klager heeft beklaagde hem valselijk beschuldigd van bedreiging van zorgmedewerkers. Hij verwijt beklaagde dat zij niet heeft gezorgd voor continuering van de zorg en dat zij niet aan haar wettelijke zorgplicht heeft voldaan. Klager meent dat beklaagde heeft nagelaten te handelen met inachtneming van de zorgvuldigheidsnormen en gedragsregels, zoals die voor haar beroepsgroep gelden.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Volgens beklaagde zijn de gemaakte verwijten niet terecht. Er is niet valselijk beschuldigd en het is niet beklaagdes beslissing geweest om de thuiszorg te beëindigen. Die beslissing is genomen door de bestuurder van E. Beklaagde heeft in de laatste periode zelfs geen betrokkenheid gehad bij de thuiszorg aan klager; in de periode augustus – december 2021 was zij met zwangerschapsverlof.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Naar het oordeel van het college zijn de door klager gemaakte verwijten niet terecht.

Uit de brieven van de bestuurder (van 19 november 2021 en 26 januari 2022) kan worden afgeleid dat het besluit om de zorg aan klager stop te zetten het gevolg is geweest van een langdurig verstoorde cliënt-zorgrelatie, waarbij op het laatst sprake was van een – voor de thuiszorgorganisatie – onhoudbare situatie. Uit de brieven blijkt dat meerdere medewerkers zich door klagers gedrag bedreigd voelden en ook daadwerkelijk psychisch overbelast zijn geraakt en zijn uitgevallen voor hun werk. Dat de zorg in november 2021 zou zijn beëindigd op basis van valse beschuldigingen door beklaagde, zoals door klager gesteld, acht het college dan ook niet aannemelijk geworden. In ieder geval kan daarvoor geen onderbouwing in het dossier worden gevonden. Het feit dat beklaagde in juni 2021 een e-mailbericht heeft gestuurd aan de thuiszorgmedewerkers met de oproep om grensoverschrijdend gedrag van klager te melden, acht het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Volgens beklaagde was de achtergrond hiervan om ook op coördinerend niveau zicht te krijgen op de exacte aard en ernst van de misdragingen van klager. Het college kan dit volgen.

Gelet op het zwangerschapsverlof van beklaagde in de periode van augustus-december 2021, was beklaagde niet werkzaam toen de zorg van beklaagde in november 2021 werd beëindigd. Dat beklaagde niet heeft gezorgd voor continuering van de zorg, kan haar dan ook niet worden verweten.

Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door beklaagde is het college dan ook niet gebleken.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, B.F.A. Goosselink en B. Nijhuis-Prigge, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.