ECLI:NL:TGZRZWO:2022:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3841

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:125
Datum uitspraak: 23-09-2022
Datum publicatie: 03-10-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3841
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiatrisch verpleegkundige. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij haar bij beide schouders heeft vastgepakt, terwijl zij hem al meerdere keren had gezegd dat zij zijn – goedbedoelde – aanrakingen niet op prijs stelde. Verschillende lezing van de feiten. Het college constateert dat slechts kan worden vastgesteld dat dat beklaagde klaagster kort en met goede bedoelingen heeft aangeraakt toen zij overstuur was. Dit is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 23 september 2022 naar aanleiding van de op 27 januari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A, te B,

gemachtigde: mr. F.J. Visser, jurist bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden,

k l a a g s t e r

-tegen-

C, verpleegkundige, (destijds) werkzaam te D,

gemachtigde: E, jurist bij F te D,
 

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • het verweerschrift;
  • het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek op 5 juli 2022;
  • de telefonische mededeling van de gemachtigde van klaagster dat er geen dossier meer is bij F.
  •  

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde is als sociaal psychiatrisch verpleegkundige in de functie van coördinerend behandelaar betrokken geweest bij de behandeling van klaagster. Klaagster had in de periode van 2019 tot het voorjaar van 2020 ondersteunende gesprekken met hem. Hij gaf haar daarbij met enige regelmaat een troostend bedoeld schouderklopje bij het weggaan. Op 18 februari 2020 was klaagster zeer overstuur terwijl zij aan het wachten was op beklaagde. Toen hij haar zag, ging hij voor haar gaan staan en pakte hij haar met twee handen vast (volgens klaagster)/raakte hij kort haar schouder aan (volgens beklaagde).

Het voorval op 18 februari 2020 is nog een aantal malen telefonisch besproken met beklaagde en ook is er een gesprek geweest tussen klaagster, de psychiater van F en beklaagde. Onbekend is of van deze gesprekken verslagen zijn gemaakt. Klaagster heeft F verzocht haar dossier te verwijderen/vernietigen. Bij navraag door de gemachtigde van klaagster is haar meegedeeld dat F geen dossier meer heeft. 

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde dat hij haar heeft aangeraakt ondanks dat hij wist van haar achtergrond (mishandeling) en ondanks dat zij eerder had gezegd niet aangeraakt te willen worden.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde erkent dat hij klaagster kort heeft aangeraakt maar wist niet dat zij aanrakingen niet (langer) op prijs stelde. Als beklaagde had geweten dat zij dat niet op prijs stelde, zou hij dat hebben gerespecteerd.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Hoewel dit in zijn algemeenheid met de nodige terughoudendheid moet plaatsvinden is een korte goedbedoelde aanraking op niet-intieme plekken normaalgesproken niet grensoverschrijdend. Dat geldt ook in een situatie waarin een patiënt overstuur en/of in paniek wordt aangetroffen in de wachtkamer. Ook een mishandeling in het verleden maakt niet dat zo’n aanraking om die reden altijd onzorgvuldig is.

Het kan wel zijn dat er bijzondere omstandigheden zijn die met zich brengen dat het aanraken van een patiënt, hoe goedbedoeld ook, toch onzorgvuldig is. Dat daarvan in dit geval sprake is heeft het college niet kunnen vaststellen. Dit komt ook doordat partijen van mening verschillen over een aantal feiten. Zo stelt beklaagde dat klaagster hem niet eerder had gezegd zijn aanrakingen niet meer op prijs te stellen, terwijl klaagster stelt dat zij dat wel vijf of zes keer tegen hem had gezegd. Ook verschillen partijen van mening over de aanraking op 18 februari 2020 (vastpakken met twee handen/kort aanraken van de schouder). Het college is bij deze momenten niet aanwezig geweest en kan dus niet vaststellen wat er precies is gezegd en gebeurd. Daarbij komt dat het dossier op verzoek van klaagster is verwijderd zodat ook dat niet meer duidelijkheid kan geven over de feiten. Om het handelen van beklaagde te kunnen beoordelen moet eerst vaststaan dat dit handelen heeft plaatsgevonden. Voor nu kan slechts worden vastgesteld dat beklaagde klaagster kort en met goede bedoelingen heeft aangeraakt toen zij overstuur was. Dit is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, S. Geul en J. Tiersma, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M. Keukenmeester, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.