ECLI:NL:TGZRZWO:2022:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3788

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:124
Datum uitspraak: 03-10-2022
Datum publicatie: 03-10-2022
Zaaknummer(s): Z2022/3788
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klaagster is twee maal met buikklachten bij beklaagde geweest. Beklaagde heeft urineonderzoek, bloedonderzoek en een echografie onderbuik aangevraagd. Er kwamen geen afwijkingen aan het licht. Na enkele weken waren de klachten verminderd en werd besloten tot afwachtend beleid. Bij het tweede consult had klaagster last van de maag en van misselijkheid. Tijdens het tweede consult bleek dat klaagster drie weken ibuprofen had gebruikt. Toen adviseerde beklaagde daarmee te stoppen. Maanden nadien kwam patiënte bij een collega-huisarts op de praktijk met een toegenomen buikomvang. Na onderzoek werd de diagnose peritonitis carcinomatosis gesteld, uitgaande van het ovarium. Klaagster meent dat beklaagde niet zorgvuldig heeft gehandeld. Dit zou klaagster een aanzienlijke tijd hebben gescheeld. Haar kansen op genezing zouden beter zijn geweest. Het college oordeelt echter dat de beklaagde adequaat onderzoek heeft ingesteld en geen alarmsignalen heeft gemist. Het uiteindelijke verloop van klaagsters gezondheidstoestand bewijst niet dat beklaagde fout heeft gehandeld. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 23 september 2022 naar aanleiding van de op 10 maart 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, (destijds) werkzaam te B,

gemachtigde: mr. J.M. Janson, verbonden aan VvAA rechtsbijstand te Utrecht,
 

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster (geboren in 1954) is in 2020 tweemaal bij beklaagde op consult geweest vanwege buikklachten (van een door klaagster gesteld derde consult bij beklaagde staat niet vast dat dit heeft plaatsgehad).

De eerste keer was op 24 juli 2020 met ongeveer zes weken durende onderbuikspijn zonder bijkomende klachten. Beklaagde heeft oriënterend urineonderzoek alsmede bloedonderzoek ingezet (BSE en leukocyten) en een echografie onderbuik aangevraagd. Bij het onderzoek kwamen geen afwijkingen aan het licht behalve - middels echografie -diverticulose. Bij telefonisch contact met de assistente op 17 augustus 2020 was de pijn verminderd. Een afwachtend beleid werd ingezet. Daarna heeft klaagster geen melding meer gemaakt van genoemde klachten.

Op 17 november 2020 meldde klaagster zich telefonisch bij de assistente wegens een aantal dagen bestaande maagklachten (opgezet gevoel, maagpijn en misselijkheid) waarna ze de volgende dag bij beklaagde is geweest. Toen bleek dat klaagster drie weken lang ibuprofen had gebruikt. Bij lichamelijk onderzoek viel een bloeduitstorting in de linker buikwand op. Klaagster kreeg het advies te stoppen met ibuprofen en kreeg tevens pantoprazol voorgeschreven.

Het volgende contact met de praktijk was op 30 november 2020 bij een collega van beklaagde wegens een gedurende de laatste anderhalve week toegenomen buikomvang en verminderde eetlust. Bij lichamelijk onderzoek waren er aanwijzingen voor ascites en is klaagster doorverwezen voor een echografie. Uit de echografie bleek inderdaad ascites waarop klaagster verder is geanalyseerd door de internist. Deze heeft na onderzoek de diagnose peritonitis carcinomatosis gesteld, uitgaande van het ovarium.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat hij ernstig nalatig is geweest en dat hij geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht tijdens de consulten die zij in 2020 bij hem heeft gehad. Wanneer beklaagde zorgvuldig zou hebben gehandeld, zou dit klaagster een aanzienlijke tijd hebben gescheeld en zouden haar kansen op genezing beter zijn geweest, aldus klaagster.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde meent dat hij adequaat heeft gehandeld. Hij heeft de klachten niet herkend als zijnde klachten door ovariumcarcinoom. Volgens beklaagde is die diagnose door een huisarts eigenlijk ook niet te stellen. Uit de eerdere echo is dit beeld ook niet naar voren gekomen. Volgens beklaagde heeft hij bij het eerste consult het juiste onderzoek verricht en heeft hij, na ontvangst van de uitslagen, een verdedigbaar afwachtend beleid ingezet. Bij het tweede consult leken de pijnklachten verklaarbaar en op te lossen met het stoppen van ibuprofen en het starten van maagbeschermers. Wanneer beklaagde klaagster zou hebben gezien met de klachten die zij op 30 november 2020 presenteerde, had beklaagde naar eigen zeggen anders gehandeld en klaagster direct doorgestuurd.

Beklaagde is dan ook van mening dat hij juist heeft gehandeld en dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college merkt voorts op dat het handelen van beklaagde moet worden beoordeeld aan de hand van de medische informatie die hem op het moment van de consulten ter beschikking stond. Het latere gezondheidsverloop vormt als zodanig nog geen aanwijzing dat beklaagde onjuist heeft gehandeld.

5.3

Wat betreft het consult op 24 juli 2020 is het college van oordeel dat de anamnese en onderzoek van het consult goed zijn uitgevoerd en dat beklaagde adequaat heeft gehandeld door het juiste vervolgonderzoek in te zetten, namelijk oriënterend urineonderzoek, bloedonderzoek (ontstekingsparameters) en een echografie van de onderbuik. Gezien het ontbreken van afwijkingen en de vermindering van de klachten was het afwachtend beleid juist. Immers, er waren geen alarmsignalen op dat moment.

Het consult op 17 november 2020 ging over maagklachten die te verklaren waren door het langdurig gebruik van ibuprofen. Ook hier is het beleid adequaat geweest.

Het lijkt erop dat de ascitesvorming zich pas vrij kort voor het laatste consult (bij een collega van beklaagde) heeft geopenbaard. Ovariumcarcinoom is een ziekte die helaas vaak in een laat stadium klachten geeft en/of ontdekt wordt vanwege de lokalisatie in de buikholte.

Het college acht de klachten kennelijk ongegrond. Er wordt dan ook als volgt beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, M.D. Klein Leugenmors en
A.H.M. van den Nieuwenhof, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van
V.R. Knopper, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.