ECLI:NL:TGZRZWO:2022:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022-4066

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:118
Datum uitspraak: 02-09-2022
Datum publicatie: 08-09-2022
Zaaknummer(s): Z2022-4066
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen dermatoloog kennelijk ongegrond. Beklaagde heeft een juiste behandeling ingezet en de controleafspraken gemaakt zoals in de geldende richtlijn stond. Er was geen reden om klager eerder te verwijzen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 2 september 2022 op de klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , dermatoloog, werkzaam te D,

gemachtigde: K.P. Schuchhard-van Os, verbonden aan LegalByLegal te Amsterdam,
 

b e k l a a g d e

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING


1.1
De klacht gaat over de duur van de behandeling van klager bij een dermatoloog (beklaagde). Klager vindt dat beklaagde hem eerder had moeten doorverwijzen naar het F .
Het college verklaart de klacht ongegrond. Beklaagde heeft een juiste behandeling ingezet en de controleafspraken gemaakt zoals in de geldende richtlijn stond. Er was geen reden om klager eerder te verwijzen naar het F.

1.2

Het college komt tot het oordeel dat de klacht ‘kennelijk ongegrond is’.

Hieronder vermeldt het college hoe de procedure is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE

2.1
Klager heeft een klaagschrift met bijlagen naar het college gestuurd. Op 17 maart 2022 is het klaagschrift binnengekomen bij het regionaal tuchtcollege in Amsterdam. Deze heeft het doorgestuurd naar het regionaal tuchtcollege in Zwolle. Daar is het op 8 april 2022 binnengekomen. Beklaagde heeft schriftelijk gereageerd op de klacht.

De secretaris van het college heeft klager en beklaagde uitgenodigd om in gesprek te gaan onder leiding van de secretaris (mondeling vooronderzoek). Partijen hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Vervolgens is de zaak naar een college in raadkamer verwezen (zonder verdere zitting).

Klager heeft ook een klacht ingediend tegen de dermatoloog die voorzitter was van de vakgroep. Die zaak is bekend onder zaaknummer Z2022/4067. In die zaak komt een afzonderlijke beslissing.

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 Welke normen gelden bij de beoordeling?
Het college moet de vraag beantwoorden of de arts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de arts. Dat een zorgverlener het ook beter of anders had kunnen doen, is niet altijd genoeg om een tuchtrechtelijk verwijt vast te stellen. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.

3.2 De feiten

Klager kwam op 18 oktober 2018 bij beklaagde omdat hij goedaardige wratten had in het gebied rondom zijn penis. Deze wratten zijn een teken van een besmetting met het HPV-virus, een seksueel overdraagbare aandoening. Klager was bovendien bekend met een HIV-besmetting.
Klager en beklaagde besloten tot behandeling van de wratten met cryotherapie. Cryotherapie is bevriezing van de wratten. Klager kreeg ook een crème voorgeschreven, Efudix. Daarna werd twee keer een controleafspraak gemaakt die acht weken later was.  Op 23 januari 2019 waren er geen wratten meer te zien op de penis.

Daarna is klager twee keer niet op een afspraak gekomen.

Klager kwam negen maanden later, op 23 oktober 2019, weer bij beklaagde omdat de wratten waren teruggekomen. Klager had toen wratten rond zijn anus en balzak. De wratten werden weer bevroren en er werd een andere crème voorgeschreven, Aldara. Klager kwam op 18 december 2019 en 12 februari 2020 weer bij beklaagde.

Op 12 februari 2020 waren er geen wratten te zien op de penis en de balzak. Daarna kwam klager weer op 20 mei 2020. Beklaagde heeft toen een biopt genomen. Er werd een stukje weefsel rond de anus verwijderd. De uitslag van het biopt is klager pas op

29 juli 2020 verteld omdat het niet eerder lukte om telefonisch contact te krijgen met klager. In dat gesprek is aangeboden om klager te verwijzen naar het F. Beklaagde heeft op 2 augustus 2020 een verwijsbrief gestuurd naar het F.

3.3 De klacht en het verweer

Klager meent dat beklaagde hem eerder had moeten doorverwijzen naar het F. Het feit dat klager een aantal keer niet op afspraken verscheen, kan geen excuus zijn om hem niet door te verwijzen.

Beklaagde stelt dat de medische aandoening van klager goed en conform de richtlijnen is behandeld. Er was aanvankelijk geen reden hem te verwijzen naar het F. Op grond van het biopt dat op 20 mei 2020 was genomen, zag beklaagde reden om klager een verwijzing naar het F aan te bieden. Dit aanbod werd gedaan gezien klagers specifieke risicoprofiel. Hij had daardoor een hoger risico op AIN (pre-maligne cellen rond de anus) en mogelijk baat bij een hoge resolutie anoscopie. Hiervan is overigens nog geen wetenschappelijk bewijs. Ook is er geen richtlijn die verwijzing voorschreef. Dat dit pas op 29 juli 2020 met klager is besproken, is te wijten aan het feit dat klager op het afgesproken telefonische consult van 3 juni 2020 en ook meerdere malen daarna niet bereikbaar was.   

3.4 De overwegingen van het college

Het college oordeelt dat beklaagde heeft gehandeld zoals in de richtlijn staat.

Voor de aandoening van klager geldt de ‘multidisciplinaire richtlijn seksueel overdraagbare aandoeningen 2018’. Daarin staan bevriezing en het voorschrijven van een crème als voorgestelde behandelingen genoemd. De behandeling met crème heeft ook niet te lang geduurd, want in de richtlijn staat dat dat maximaal zestien weken mag. Beklaagde maakte na het starten met de crème een afspraak voor acht weken later en daarna weer acht weken later. Toen waren de wratten rond de penis niet meer zichtbaar. Daarna kwam klager niet op de gemaakte afspraken en pas negen maanden later kwam hij weer bij beklaagde. De kans dat goedaardige wratten terugkomen is rond de 34% en klager had in november 2019 goedaardige wratten rond zijn anus en balzak. Beklaagde behandelde klager weer met bevriezing en crème, met controleafspraken na acht en zestien weken, zoals in de richtlijn staat. Zestien weken later waren de goedaardige wratten niet meer zichtbaar. Ook in november 2019 en de maanden erna was er daarom geen reden voor verwijzing van klager.

In de richtlijn staan situaties waarin een dermatoloog een patiënt zou moeten doorsturen naar een tweedelijns zorgverlener. Een verwijzing moet bijvoorbeeld als het gaat om kinderen en zwangeren, zeer grote (aantallen) wratten, een behandeling die geen resultaat heeft of problemen bij de diagnose. Bij klager was geen sprake van deze situaties. Er was dus geen reden voor doorverwijzing door beklaagde van klager naar het F voor de goedaardige wratten.

Beklaagde heeft klager tijdens het gesprek van 29 juli 2020 een verwijzing naar het F aangeboden. Beklaagde had in vakliteratuur gelezen over een onderzoek over de voor- en nadelen van het aanbieden van een hoge resolutie anoscopie (HRA) aan mannen van boven de 35 jaar, die seks hebben met mannen, en lijden aan HIV. HRA is een techniek om voorstadia van anuskanker en anuskanker zelf in een vroeg stadium te ontdekken en behandelen. Klager viel in die doelgroep en was al langere tijd bekend in het ziekenhuis met HIV. Beklaagde was niet verplicht om klager te verwijzen want hij behandelde als dermatoloog alleen de goedaardige wratten van klager en bovendien is er geen richtlijn waarin staat dat verwijzing voor HRA moet plaatsvinden. Beklaagde heeft met de verwijzing juist extra goede zorg aan klager gegeven en meer gedaan dan van hem verwacht mocht worden.   

4.     DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, E.J.M. van Leent en M.D. Klein Leugemors, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

                                                                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.