ECLI:NL:TGZRZWO:2022:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle z2021/3627

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:117
Datum uitspraak: 29-08-2022
Datum publicatie: 05-09-2022
Zaaknummer(s): z2021/3627
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat deze zich heeft laten chanteren en misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van klaagster. Ook zou de huisarts aangifte hebben gedaan bij de politie en geknoeid hebben met de medicatie van klaagster. Ten aanzien van de vier klachtonderdelen oordeelt het college dat de verwijten niet door klaagster worden onderbouwd en dat de juistheid daarvan evenmin uit het medisch dossier volgt. De klacht is in zijn geheel kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 29 augustus 2022 naar aanleiding van de op 15 november 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, (destijds) werkzaam te B,

gemachtigde: mr. T.A.M. van Oosterhout, verbonden aan de VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlage;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de brieven van klaagster, d.d. 15 maart 2022, respectievelijk 7 april 2022;

- proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster (geboren in 1950) staat sinds 1 januari 1988 ingeschreven in de praktijk van beklaagde. Vanwege een schizo-affectieve stoornis is klaagster van 15 januari 2003 tot en met 1 maart 2003 opgenomen op de crisisafdeling van D (Centrum voor geestelijke gezondheid). Sindsdien krijgt klaagster lithium voorgeschreven. Halfjaarlijks werd een CVRM-onderzoek (cardio vasculair risico management) uitgevoerd en jaarlijks werd de lithiumspiegel van klaagster gecontroleerd.

Op 24 september 2019 heeft een familielid van klaagster contact gezocht met beklaagde in verband met overlast en beklaagde verzocht in te grijpen in de situatie van klaagster. Beklaagde heeft – zo vermeldt het medisch dossier – geen mededelingen gedaan over het welzijn van klaagster en heeft inhoudelijk niet gereageerd op het verzoek van het familielid.

Klaagster heeft op de praktijk van beklaagde een brief afgegeven, inhoudende familieaangelegenheden. Het medisch dossier geeft met betrekking tot deze brief het volgende weer (overgenomen inclusief eventuele type- en taalfouten):

“09-12-2020  S Mw kan nog terug bellen over een brief die dr C had gehad van mw.

                   E Schizo-affectieve stoornis

                   P Als mw terugbeld gaarne proberen door te verbinden met dr C

S De brief van mevrouw die ze me vorig jaar heeft geschreven is niet bewaard. De brief bevatte geen medische gegevens en voegt niets toe aan de behandel relatie. De brief ging over familie aangelegenheden en daar kan en wil ik geen rol in spelen.”

Op 19 november 2021 heeft klaagster telefonisch contact gehad met een collega huisarts van beklaagde en gaf aan geen lithium meer te gebruiken. Ze vond dit niet langer nodig.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - dat:

3. zij zich heeft laten chanteren;

4. zij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van klaagster door de brief van

13 september 2019 voor eigen doeleinden te gebruiken;

3. zij aangifte heeft gedaan bij de politie;

4. zij heeft geknoeid met de medicatie.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven en op gronden genoemd in het verweerschrift - aan dat zij binnen de grenzen van een redelijk bekwame en behoorlijke beroepsuitoefening heeft gehandeld. Beklaagde betwist hetgeen haar door klaagster wordt verweten. Beklaagde vermoedt dat klaagster in een psychotische episode verkeert. Klaagster is gestopt met het gebruik van lithium. Zij stelt dat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Gelet op de eerste drie klachtonderdelen ziet het college aanleiding deze gezamenlijk te bespreken. Het college is ten aanzien van voornoemde klachtonderdelen van oordeel dat klaagster de verwijten niet nader heeft onderbouwd. Klaagster heeft niet aan de hand van de feiten aannemelijk gemaakt op welke wijze beklaagde zich heeft laten chanteren en heeft niet gemotiveerd dat beklaagde misbruik heeft gemaakt van haar vertrouwen door de brief van 13 september 2019 voor eigen doeleinden te gebruiken. Het verwijt van klaagster dat beklaagde aangifte heeft gedaan bij de politie volgt voorts ook niet uit het medisch dossier en wordt ook niet gestaafd door enige documentatie. Op grond van het voorgaande kunnen de klachtonderdelen 1, 2 en 3 niet slagen en zijn kennelijk ongegrond. 

5.3

Met klachtonderdeel 4 voert klaagster aan dat beklaagde geknoeid heeft met haar medicatie. Het college merkt - met inachtneming van het medisch dossier - op dat klaagster vanaf oktober 2006 ingesteld was op oxazepam en vanaf juni 2012 ook op metoprolol. De herhaalmedicatie is gecontinueerd en het verwijt van klaagster (het knoeien met de medicatie door beklaagde) blijkt verder ook niet uit medisch dossier. Tevens wordt het klachtonderdeel door klaagster niet nader onderbouwd. Het college is derhalve van oordeel dat het klachtonderdeel faalt en daarmee kennelijk ongegrond is.

5.4

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, M. Bergeijk en N.M. Dreteler-Rademaker, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.