ECLI:NL:TGZRZWO:2022:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3949

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:106
Datum uitspraak: 08-08-2022
Datum publicatie: 17-08-2022
Zaaknummer(s): Z2022/3949
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts/sociaal medisch adviseur. Beklaagde heeft op verzoek van de notaris – met het oog op het opmaken van een levenstestament en volmacht - klaagster bezocht en een medische verklaring opgesteld. Deze houdt onder meer in dat klaagster “ten aanzien van het opstellen van de akte” niet in staat is haar wensen naar behoren te bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen te overzien. Klaagster, vertegenwoordigd door haar echtgenoot, meent o.m. dat beklaagde ondeskundig heeft gehandeld, op basis van voorinformatie van de notaris heeft toegewerkt naar een bepaalde uitkomst en dat  de eindconclusie geen nuance kent in de bekwaamheid van klaagster.Het tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Geen aanwijzingen dat beklaagde deskundigheid miste. De verklaring is voldoende gemotiveerd. Dat klaagster bepaalde andere zaken nog wel kan overzien, betekent niet dat de conclusie van beklaagde onjuist is. Van sturende voorinformatie van de notaris is niet gebleken.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 8 augustus 2022 naar aanleiding van de op 23 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A, wonende te B,

gemachtigde: C,

k l a a g s t e r

-tegen-

D, arts, sociaal medisch adviseur, klinisch geriater n.p.,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het aanvullend klaagschrift van 30 maart 2022 met bijlagen;

- de machtiging;

- het verweerschrift met bijlagen;

- het VIA/EPN Protocol beoordeling wils(on)bekwaamheid, versie 2, september 2012;

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek d.d. 28 juni 2022;

- reactie van beklaagde op het proces-verbaal d.d. 15 juli 2022.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde heeft op verzoek van de notaris – met het oog op het opmaken van een levenstestament en volmacht – klaagster bezocht en vervolgens de volgende medische verklaring d.d. 10 juni 2021 opgesteld:

“Ondergetekende verklaart op verzoek van notariskantoor [naam] te [stad], als

onafhankelijk arts - opgenomen in het VIA register - op basis van eigen onderzoek en bevindingen tijdens een bezoek d.d. 9 juni 2021, waarbij verder niemand anders aanwezig was, van oordeel te zijn dat [naam en adres klaagster] naar mijn overtuiging, haar geestelijke toestand in aanmerking genomen, niet meer in staat is haar wensen naar behoren te bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen te overzien ten aanzien van het opstellen van een algemene notariële volmacht cq. levenstestament. Vermeldenswaard is dat mevrouw geestelijk en lichamelijk kwetsbaar is en afhankelijk van intensieve begeleiding. Mevrouw was op de hoogte van mijn komst, vriendelijk en geheel coöperatief. Ondanks wisselend optredende woordvindstoornissen was communicatie wel mogelijk. Bij onderzoek zijn er o.a. wisselend optredende lacunes in het geheugen - voor de korte en lange termijn - en de oriëntatie in tijd. Daarnaast zijn er stoornissen en beperkingen in het behouden van structuur en overzicht. De concentratie is beperkt. Haar denken is niet geheel coherent. Zij heeft een redelijk ziekte-inzicht. Bij het ter sprake brengen van het opstellen van een algemene notariële volmacht cq. levenstestament, is mevrouw onzeker en niet in staat adequaat van gedachten te wisselen. Zij is niet in staat haar wensen naar behoren te bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen te overzien. Gegeven de kwetsbare en afhankelijke situatie van mevrouw en de geconstateerde stoornissen en beperkingen, is wel nodig dat de zakelijke en persoonlijke belangen zullen worden behartigd. Desgewenst wordt een aanvraag voor onderbewindstelling en eventueel mentorschap objectief medisch met deze verklaring ondersteund.”

De gemachtigde is de echtgenoot van klaagster. Klaagster heeft de klacht medeondertekend.

3. DE KLACHT

De klacht houdt in dat:

3. Beklaagde ondeskundig is c.q. heeft gehandeld;

4. Beklaagde onvoldoende professionaliteit heeft laten zien in verband met de feed-back van klaagsters gemachtigde;

6. Beklaagde op basis van voorinformatie van de notaris heeft toegewerkt naar een bepaalde uitkomst;

9. De eindconclusie in de medische verklaring vaag is en geen nuance kent in de bekwaamheid van klaagster.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde meent primair dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De klacht is aanvankelijk ingediend door de echtgenoot en later medeondertekend door klaagster. Beklaagde twijfelt aan klaagsters wilsbekwaamheid.

Subsidiair meent beklaagde dat de klacht ongegrond moet worden verklaard. Beklaagde heeft gehandeld op basis van het Protocol beoordeling wils(on)bekwaamheid in het kader van levenstestament en andere notariële akten, versie september 2012, van de Vereniging van Indicerende en Adviserende Artsen. Zij heeft op basis van eigen onderzoeksbevindingen haar conclusie op een heldere en consistente wijze onderbouwd. Het is gebruikelijk dat het gesprek met klaagster onder vier ogen plaats vindt. Zo kan eventuele beïnvloeding door derden worden beperkt. Ook heeft zij nuancering aangebracht doordat zij heeft gesteld dat klaagster niet meer in staat is haar wensen naar behoren te bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen te overzien en daarbij specifiek spreekt van “ten aanzien van het opstellen van een algemene notariële volmacht cq. Levenstestament”. Zij geeft daarmee een verband aan tussen de bekwaamheid en de op te maken akten. Zij herkent zich niet in de beleving van de echtgenoot, gemachtigde van klaagster, over de twee telefonische gesprekken die zij na het uitbrengen van het advies met hem heeft gevoerd. Evenmin ziet zij in dat er sprake is geweest van sturende informatie van de notaris.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college acht klaagster ontvankelijk in haar klacht. Hoewel duidelijk is dat klaagster cognitieve beperkingen heeft, is er geen reden te veronderstellen dat zij ook het indienen van een klacht namens haar door haar echtgenoot in onvoldoende mate zou kunnen overzien.

5.2

Voor de inhoudelijke beoordeling van de klacht wijst het college er in algemene zin op dat het er bij het beoordelen van een tuchtklacht niet om gaat of het handelen waarop de klacht betrekking heeft beter had gekund. Het gaat om het beantwoorden van de vraag of beklaagde bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de stand van wetenschap ten tijde van het handelen waarop de klacht betrekking heeft en met wat op dat moment in de betreffende beroepsgroep als norm of standaard werd aanvaard.

5.3

Klachtonderdelen a) en d) (ondeskundigheid, niet genuanceerd)  

Het college is niet gebleken dat beklaagde de deskundigheid miste om het onderzoek te doen en daarover op verantwoorde wijze te rapporteren. Beklaagde heeft uitgelegd dat zij een achtergrond heeft als klinisch geriater en werkzaam is als sociaal-medisch adviseur. Ook in de uitgebrachte verklaring vindt het college geen aanknopingspunten om te concluderen dat dit op ondeskundige wijze tot stand is gekomen of gebrekkig werd gemotiveerd. Het klaagschrift bevat op dit punt geen feitelijke, steekhoudende argumenten. Uit het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek blijkt dat klaagsters echtgenoot met name ontstemd is over het feit dat hem niets is gevraagd en dat er niemand bij het gesprek tussen klaagster en beklaagde aanwezig was. Daardoor kan hij niet weten hoe het gesprek is verlopen. Beklaagde heeft daartegenover gesteld dat zij als onafhankelijke arts het gesprek moet voeren en beïnvloeding door derden moet voorkomen. Als iemand wilsbekwaam is, kan iemand zelf vertellen wat de bedoeling van de akten is. Op basis hiervan moet beklaagde haar oordeel opmaken. Het college acht deze uitleg van beklaagde inzichtelijk en toereikend. Het gaat er om wat zij van klaagster heeft kunnen vernemen over het doel van de akten en wat klaagster daarvan begreep, zonder – bewuste of onbewuste – beïnvloeding door anderen, ook wanneer deze het beste met betrokkene voor hebben. Dat klaagster achteraf het gevoel heeft gehad te hebben gefaald in een examen, zoals de gemachtigde aangeeft, is verdrietig, maar doet niet af aan de conclusie van beklaagde. Datzelfde geldt voor het gegeven dat klaagster bepaalde andere kwesties die haar dagelijks leven of financiën betreffen, nog wel voldoende kan overzien. Dat beklaagde het in haar verklaring specifiek heeft over het ontoereikend begrip van de notariële akten, volgt uit haar schrijven. Zij sluit daarmee niet uit dat klaagster andere zaken nog wel voldoende kan overzien. Het college merkt daarbij nog op dat hier geen alledaagse zaak aan de orde was, maar notariële akten met voor een persoon zeer vergaande consequenties, namelijk een algehele notariële volmacht en een levenstestament.

De klachtonderdelen zijn ongegrond.

5.4

Klachtonderdeel b) (onprofessioneel reageren)

Bijlage 11 bij de klacht bevat aantekeningen van de gemachtigde van een telefonisch nagesprek met beklaagde. Deze zou gereageerd hebben “als door een wesp gestoken” en gezegd hebben waar gemachtigde het lef vandaan haalde om te twijfelen aan de uitkomst van het onderzoek. Beklaagde stelt dat ze het gesprek zo niet herkent. Zij meent de gemachtigde vriendelijk, tactvol en zorgvuldig te hebben bejegend. Het college overweegt dat de gemachtigde in bijlage 11 uitdrukkelijk aangeeft dat hij dit in zijn eigen woorden op schrijft. Wat er woordelijk door beklaagde is gezegd, heeft hij dus niet genoteerd. Bij gebrek aan objectieve bronnen kan het college niet vaststellen hoe het gesprek precies is verlopen en of er sprake is geweest van enige onheuse bejegening. Ook dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond. 

5.5

Klachtonderdeel c) (handelen op basis van voorinformatie)

Het is het college onduidelijk gebleven op welke feiten klaagster haar veronderstelling baseert dat beklaagde op grond van voorinformatie van de notaris naar een bepaalde conclusie heeft toegewerkt. Van dergelijke voorinformatie is niets gebleken. Evenmin is duidelijk welk belang of motief de notaris gehad kan hebben om beklaagde een bepaalde richting op te sturen. Ook valt niet in te zien welk belang of motief beklaagde gehad kan hebben zich door wie dan ook in een bepaalde richting te laten sturen. 

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, W. Bosman-te Water en A.S.M. Kraak, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.