ECLI:NL:TGZRZWO:2022:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3511

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:105
Datum uitspraak: 19-07-2022
Datum publicatie: 21-07-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3511
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen ambulanceverpleegkundige. Beklaagde heeft klaagster onderzocht na een 112-melding van klaagsters zoon dat zij onwel was geworden. Klaagster verwijt beklaagde een onjuiste en/of onzorgvuldige behandeling, onzorgvuldig onderzoek, een onjuiste diagnose en het ten onrechte niet meenemen en/of doorverwijzen. Naar het oordeel van het college waren er op het moment van onderzoek door beklaagde geen symptomen op basis waarvan nader onderzoek was aangewezen. Beklaagde kan dan ook niet worden verweten dat zijn onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook van een onjuiste diagnose is naar het oordeel van het college geen sprake. Beklaagde heeft kunnen komen tot de door hem gestelde werkhypothese van lichte hvs. Hij heeft daarom ook geen aanleiding hoeven zien om klaagster mee te nemen en/of door te verwijzen. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG  ZWOLLE

Beslissing d.d. 19 juli 2022 naar aanleiding van de op 29 september 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door H. Celik, advocaat te Maastricht,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , verpleegkundige, (destijds) werkzaam binnen de D,

bijgestaan door C.W.M. Verberne, advocaat te Eindhoven,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 24 juni 2022. Klaagster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Beklaagde is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Op zondag 20 november 2016 heeft de zoon van klaagster om 12.46 uur 112 gebeld in verband met het onwel worden van klaagster. Hierop is de ambulancedienst van D ingeschakeld met urgentiecode A1.

Hierover is in het medisch kladblok van de meldkamer de volgende notitie gemaakt: 

“U1 – AMBU Breathing bedreigd Zeer grote taalbarrière, man belt voor moeder. Erg in paniek, geen verwondingen. (Geschatte) leeftijd: 50 jaar Afwijkende ABCD-criteria: Kortademig, ernst = Hevig Kleur = Bleek”

Om 13.01 uur is de ambulance bij de woning van klaagster gearriveerd. Het team van deze ambulance bestond uit beklaagde, als ambulanceverpleegkundige, en een ambulancechauffeur.

Beklaagde heeft klaagster vervolgens onderzocht volgens de ABCDE-methodiek. Hierbij waren de zoon van klaagster en een buurvrouw aanwezig. Op basis van het verrichte onderzoek heeft beklaagde in de ritgegevens onder “primary survey” de volgende resultaten omschreven:

Airway                             vrij

Breathing                         sufficient

SAT                                 100

RESP                               22

VAG Links                        Ja

VAG Rechts                      Ja

Circulation                        sufficient

Hartfrequentie aantal         78

SYS [mmHg]                    138

DIA [mmHg]                     91

Disability                         Alert

Pupil                               PEARLL

Overig                             houd zich niet aanspreekbaar veel emoties

Daarnaast heeft beklaagde onder “secondary survey” het volgende genoteerd:

“dame na heftig tel gesprek met fam. overstuur lichte hvs. advies even rustig bij laten komen zonder de gehele fam er om heen geeft geen antwoord op vragen houd ogen stijf dicht.”  

Beklaagde heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om klaagster over te brengen naar het ziekenhuis.

Later die middag, om 15.57 uur, heeft de familie van klaagster opnieuw 112 gebeld in verband met klaagsters toestand. Hierop kwamen om 16.05 uur twee andere broeders van D ter plaatse. Na onderzoek is door hen aanleiding gezien klaagster mee te nemen naar het ziekenhuis in E. Hiervan is de volgende notitie gemaakt:

“Vrouw, vanmiddag om ong. 13.30 u paniekaanval, ambu tp geweest. Vrouw zou gezegd hebben dat zicht en gehoor verminderd was en had pijn in haar arm, hiermee bekend. Sindsdien niet meer gesproken, leek parese rechts te hebben volgens fam. AB gb C scope SR, RR gb D reageert op pijnprikkel, lijkt ook psychogeen, trekt nl wel terug bij bewegen, blijft wel rechtop zitten, draait ogen weg. Pup gb, gluc hoog. Spreekt niet. EMV 2/5/1? Niet te testen neurologisch, werkt niet mee ondanks herhaaldelijk proberen, ook door fam. SEH E, uitsluiten CVA.”

Onderzoek in het ziekenhuis wees uit dat sprake was van een herseninfarct, waarvoor klaagster uiteindelijk is overgebracht naar het ziekenhuis in F.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven -:

3. een onjuiste en/of onzorgvuldige behandeling en onzorgvuldig onderzoek;

4. een onjuiste diagnose;

6. ten onrechte niet meenemen en/of doorverwijzen.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde is van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hij heeft de hem gemaakte verwijten gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder, bij de bespreking van de klachtonderdelen, nader ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Algemeen

Het college moet beoordelen of beklaagde bij zijn handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Daarbij is van belang wat toen in zijn beroepsgroep als norm of standaard gold.

Ten aanzien van de klachtonderdelen

5.2

Vanwege de onderlinge samenhang zal het college de klachtonderdelen gezamenlijk bespreken.

Uit de beschikbare gegevens blijkt dat beklaagde in het kader van het ABCDE-onderzoek heeft geconstateerd dat de pupillen van klaagster gelijk van vorm waren en reageerden op licht, hetgeen erop duidt dat er op dat moment geen signalen waren die wezen op neurologische afwijkingen. Daarnaast heeft het college geen aanleiding om te twijfelen aan beklaagdes verklaring dat hij een zogenaamde FAST-test (Face Arm Speech Time) bij klaagster heeft afgenomen, waarbij door hem geen bijzonderheden zijn waargenomen. Het college betrekt hierin dat naast beklaagde ook de ambulancechauffeur onder ede verklaard heeft dat deze test is afgenomen. Dat dit door beklaagde niet genoteerd is (omdat dit op dat moment nog niet standaard in het ritformulier was opgenomen), doet hieraan niet af. Wat betreft de taal/spraak van klaagster is daarbij van belang dat de communicatie tussen klaagster en beklaagde niet rechtstreeks verliep vanwege een taalbarrière. Beklaagde kreeg via de aanwezige zoon en buurvrouw wel antwoord op zijn vragen aan klaagster. Beklaagde heeft ervan uit mogen gaan dat deze antwoorden van klaagster zelf kwamen en dat een taal-/ spraakstoornis niet aan de orde was.

Volgens klaagster had zij op de bank geürineerd en had dit voor beklaagde aanleiding moeten zijn voor nader onderzoek. Beklaagde stelt dat hij geen urineverlies heeft waargenomen. Omdat klaagster en beklaagde op dit punt een andere lezing hebben van de feiten en ook de verklaringen in het dossier hierover uiteenlopen, kan niet worden vastgesteld dat beklaagde hier signalen gemist heeft.

Overigens blijkt uit het dossier dat pas vanaf 13.30 uur, dus ná het bezoek van beklaagde, sprake was van uitvalsverschijnselen en dat klaagster sindsdien meer en andere klachten had.  

Dit leidt tot de conclusie dat er op het moment van onderzoek door beklaagde geen symptomen waren op basis waarvan nader onderzoek was aangewezen. Naar het oordeel van het college kan beklaagde dan ook niet worden verweten dat zijn onderzoek onzorgvuldig is geweest.

Daarnaast volgt het college klaagster niet in haar verwijt dat beklaagde een onjuiste diagnose heeft gesteld. Volgens beklaagde was aan hem verteld dat klaagster overstuur was vanwege een heftig telefoongesprek met familie. De echtgenoot van klaagster heeft later die dag, bij de spoedeisende hulp in het ziekenhuis, eveneens verklaard over dit telefoongesprek. Dit bevestigt de verklaring van beklaagde hierover. Gelet hierop en gelet op de andere onderzoeksgegevens, heeft beklaagde kunnen komen tot de door hem gestelde werkhypothese van lichte hvs. Beklaagde  heeft daarom ook geen aanleiding hoeven zien om klaagster mee te nemen en/of door te verwijzen.

Dit betekent dat de klacht, in alle onderdelen, ongegrond is.

Conclusie

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.
 

Aldus gegeven door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, P.A.H. Lemaire,

lid-jurist, M. Roseboom en B. Nijhuis-Prigge en G.C. van der Weerd, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
 

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.