ECLI:NL:TGZRSGR:2022:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/3114

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2022:24
Datum uitspraak: 26-01-2022
Datum publicatie: 26-01-2022
Zaaknummer(s): D2021/3114
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is door beklaagde onderzocht vanwege toegenomen klachten bij het lopen. Klaagster verwijt beklaagde seksuele aanranding en misbruik van zijn vertrouwenspositie. Het college stelt vast dat de lezingen van klaagster en beklaagde volstrekt uiteen lopen. Nu alleen klaagster en beklaagde bij het onderzoek aanwezig waren, kan het college niet vaststellen of beklaagde grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond binnen de behandelrelatie. Het college concludeert wel dat beklaagde lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd dat niet in overeenstemming was met de standaard van de beroepsgroep, zonder deze werkwijze duidelijk toe te lichten aan klaagster, laat staan haar daarvoor om toestemming te vragen. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing. Publicatie.

Kenmerk: D2021/3114


Datum uitspraak: 26 januari 2022


Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:


A,
wonende te B,
klaagster,


tegen:


C, huisarts,
werkzaam te B,
beklaagde,
gemachtigde: mr. C. van der Kolk-Heinsbroek, werkzaam te Utrecht.


1. Het verloop van de procedure


1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 19 mei 2021; en
- het verweerschrift met bijlagen.


1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.


1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 15 december 2021. De partijen, van wie beklaagde werd bijgestaan door mr. K. Waldron (waarnemend), zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.


2. De feiten


2.1 Klaagster is op 10 februari 2021 door beklaagde onderzocht vanwege toegenomen klachten bij het lopen. Klaagster schreef zelf de klachten toe aan varices (spataderen), die zich op het linker onderbeen bevinden. Zij was vanwege soortgelijke klachten eerder gezien door beklaagde. Volgens het medisch dossier betrof het toen klachten aan de benen en een zwelling aan de knie.


2.2 Klaagster werd door beklaagde eerst staand en zittend op de onderzoeksbank met haar benen omlaag onderzocht en vervolgens heeft beklaagde klaagster liggend op de onderzoeksbank geïnspecteerd en gepalpeerd. Beklaagde beschikte bij de onderzoeksbank over een plafondlamp. Tijdens het onderzoek droeg klaagster een lange trui. Tijdens het liggend onderzoek lag klaagster op haar buik. Tijdens het onderzoek aan de achterkant van de bovenbenen heeft beklaagde de trui van klaagster omhoog geschoven.


2.3 Na het lichamelijk onderzoek hebben beklaagde en klaagster de onderzoeksresultaten besproken.


3. De klacht


Klaagster verwijt beklaagde, zakelijk weergegeven, dat hij:
1) klaagster op de onderzoeksbank seksueel heeft aangerand; en
2) zijn vertrouwenspositie als huisarts heeft gebruikt door haar op persoonlijke plekken aan te raken.


4. Het standpunt van beklaagde
Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Beklaagde heeft via een afbeelding van de anatomie van de bloedvaten in de benen aangegeven hoe het onderzoek dat hij uitvoerde aan het veneuze systeem (van lies tot voet) plaatsvindt. Voorts heeft hij ontkend tijdens het onderzoek de billen van klaagster te hebben aangeraakt of die uit elkaar te hebben willen duwen.


5. De beoordeling


5.1 Het College stelt voorop dat deze zaak forse impact heeft op beide partijen. Het is duidelijk dat klaagster nog steeds mentale klachten ondervindt van de gebeurtenis. De vraag die het College moet beantwoorden is of beklaagde de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. Dat is een zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is de redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Het College houdt bij de beoordeling rekening met de wetenschappelijke inzichten en de geldende beroepsnormen op het moment van de zorgverlening.


5.2 Het College stelt vast dat de lezingen van klaagster en beklaagde over het verloop van het lichamelijk onderzoek, de mogelijke seksuele aanranding en het mogelijke misbruik van de vertrouwenspositie door beklaagde volstrekt uiteen lopen. Zo stelt klaagster dat beklaagde zonder het te vragen haar trui omhoog heeft geschoven tot boven haar billen en daarna haar billen heeft gespreid. Beklaagde daarentegen heeft verklaard dat hij klaagster had gevraagd of hij de trui iets omhoog mocht schuiven, waarop zij bevestigend zou hebben geantwoord. Volgens hem heeft hij toen de trui iets opgeschoven, maar zijn haar billen daarbij bedekt gebleven. Hij ontkent stellig de billen van klaagster te hebben gespreid. Nu alleen klaagster en beklaagde bij dit onderzoek aanwezig waren, is het voor het College niet mogelijk vast te stellen hoe dit gedeelte van het onderzoek nu precies is verlopen. Het College vindt het van belang hierbij te benadrukken dat het woord van klaagster niet minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar dat om vast te stellen of bepaalde gedragingen tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus, ook als aan het woord van klaagster en van beklaagde evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.


5.3 Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of beklaagde grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond binnen de behandelrelatie. Niettemin besluit het College beklaagde een waarschuwing op te leggen en licht dat hieronder toe.


5.4 Vast staat dat beklaagde de benen van klaagster eerst staand en zittend op de onderzoeksbank met haar benen omlaag heeft onderzocht en vervolgens liggend op haar buik heeft geïnspecteerd en gepalpeerd. Beklaagde stelt dat hij dit laatste, uitgebreide onderzoek standaard doet bij patiënten met spataderen of andere klachten met loopproblemen. Hij heeft toegelicht dat hij ook andere oorzaken (dan spataderen) wil uitsluiten. Het onderzoek op de bank heeft volgens hem meerwaarde. Niet alleen kunnen op de onderzoeksbank eventuele verkleuringen, infecties, pigmentaties en schilferingen beter worden geconstateerd, maar kan ook worden geconstateerd of de huid warm aanvoelt, de spieren soepel zijn en of er sprake is van oedeem. Dit uitgebreide onderzoek zou volgens beklaagde in overeenstemming zijn met de NHG-Standaard Varices.


5.5 Het College heeft beklaagde tijdens de mondelinge behandeling meermaals gevraagd toe te lichten waarom dit uitgebreide onderzoek naar zijn mening nodig is en meer specifiek welke aandoeningen hij hierbij veronderstelt aan te kunnen treffen. De NHG-Standaard Varices, die door beklaagde in zijn verweerschrift is aangehaald, gaat er immers vanuit dat een arts bij goede verlichting de benen van een patiënt inspecteert, die dan op een verhoging staat. Beklaagde heeft het College er niet van kunnen overtuigen dat zijn onderzoeksmethode conform de NHG-Standaard is of anderszins voldoet aan hetgeen van een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts mag worden verwacht. In het verlengde van dit alles heeft hij op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken dat hij klaagster van tevoren heeft uitgelegd wat het onderzoek van de benen, waarbij zij op haar buik op de onderzoeksbank lag, precies inhield of waar dit toe diende. Hij heeft derhalve geen toestemming van klaagster gekregen om de uitgebreide inspectie en palpatie op de onderzoeksbank uit te voeren. Dit knelt te meer omdat bij klaagster sprake is van spataderen op het linker onderbeen, die in een staande positie beter kunnen worden geïnspecteerd dan in een liggende positie. Het College concludeert daarom dat beklaagde lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd dat niet in overeenstemming was met de standaard van de beroepsgroep, zonder deze werkwijze duidelijk toe te lichten aan klaagster, laat staan haar daarvoor om toestemming te vragen.


5.6 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het College de klacht gegrond verklaart. Het College is van oordeel dat een huisarts een onderzoek zorgvuldig dient uit te voeren, met inachtneming van de standaarden van de beroepsgroep, en de patiënt hierover – en over eventuele afwijkingen – zorgvuldig dient te informeren en daarvoor toestemming dient te vragen. Mede gelet hierop en op de omstandigheid dat beklaagde nooit eerder een tuchtmaatregel opgelegd heeft gekregen, oordeelt het College dat kan worden volstaan met het opleggen van een waarschuwing.


6. De beslissing


Het College:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt op de maatregel van waarschuwing; en
- bepaalt dat deze beslissing, nadat deze onherroepelijk is geworden, in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.


Deze beslissing is gegeven door E.P. de Beij, voorzitter, A.C. Hendriks, lid-jurist,
G.J. Dogterom, M. Bezemer en B. van Ek, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R.C. Kruit, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2022.