ECLI:NL:TGZRSGR:2022:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/3015

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2022:13
Datum uitspraak: 18-01-2022
Datum publicatie: 20-01-2022
Zaaknummer(s): D2021/3015
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een kno-arts. Klager verwijt verweerder dat hij hem onvoldoende heeft geïnformeerd over alle aspecten van de verschillende behandelingen en de betrokken behandelaren, dat verweerder een saneringsingreep heeft verricht zonder dat klager daarmee weloverwogen had ingestemd en dat in het dossier ten onrechte vermeld staat dat hij aan zijn rechteroor is geopereerd in plaats van zijn linkeroor. Het college is van oordeel dat de rol van de collega bij de operatie klager voldoende duidelijk moet zijn geweest. Gebruikelijk dat collega-specialisten in een ziekenhuis met elkaar samenwerken en elkaar zo nodig vervangen. Geen norm die verplicht om de namen van de bij een operatie betrokken anesthesiologen en andere artsen aan de patiënt mee te delen. Uit dossier blijkt dat verweerder klager voldoende heeft geïnformeerd over de risico’s van de operatie. Voldoende is komen vast te staan dat klager direct na de operatie gedetailleerd is geïnformeerd over het feit dat de ingreep niet geslaagd was en wat daarvan de oorzaak was. Verder gaat het college ervan uit dat verweerder klager voldoende heeft geïnformeerd over de saneringsoperatie en dat klager op basis van die informatie heeft ingestemd met de operatie. Vermelding verkeerde oor in operatieverslag is een niet tuchtrechtelijk verwijtbare verschrijving. Klacht ongegrond verklaard.

Datum uitspraak: 18 januari 2022

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , kno-arts,

werkzaam te D,

verweerder,

gemachtigde: mr. M.C. Hazenberg, werkzaam te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het klaagschrift, ontvangen op 23 april 2021;
  • het verweerschrift met bijlagen.

De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het college heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 7 december 2021. De partijen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
De klacht is samen behandeld met een andere, met de klacht samenhangende zaak. Die zaak is bekend onder dossiernummer D2021/3018 en betreft de klacht tegen de hierna genoemde kno-arts E.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?

In 2010 heeft verweerder, samen met zijn collega-kno-arts E, klager succesvol geopereerd aan zijn rechteroor. In 2011 hebben zij ook het linkeroor van klager geopereerd. Deze operatie is voortijdig afgebroken, omdat er iets mis ging. In december 2015 heeft verweerder een saneringsingreep aan het linkeroor van klager verricht. Klager heeft nog heel veel klachten aan zijn beide oren en is daarom ontevreden over de door verweerder verleende zorg. Het college komt tot de conclusie dat de klacht niet gegrond is. Hierna licht het deze beslissing toe.

3. Wat is er precies gebeurd?

3.1 Klager kwam in mei 2010 op verwijzing van zijn huisarts bij verweerder in behandeling. Verweerder werd de hoofdbehandelaar van klager. Hij kwam na onderzoek tot de diagnose otosclerose aan beide oren en besloot in overleg met klager tot een operatie (stapedotomie) aan het rechteroor. Er was ook sprake van tinnitus in het rechteroor. Klager is, op verzoek van verweerder, ook bij de in hetzelfde ziekenhuis werkzame kno-arts E op consult geweest. Volgens het medisch dossier heeft dit consult plaatsgevonden in mei 2010. E onderschreef de diagnose en de indicatie voor de operatie. In september 2010 heeft verweerder als eerste operateur samen met E als tweede operateur de operatie uitgevoerd, met goed gevolg.

3.2 Tijdens een consult in juni 2011 gaf klager te kennen dat hij zeer tevreden was over de operatie aan zijn rechteroor en dat hij ook graag aan zijn linkeroor wilde worden geopereerd. Deze operatie heeft in november 2011 plaatsgevonden, met E als eerste operateur en verweerder als tweede operateur. Bij het doorknippen van een pootje van de stijgbeugel in het oor ontstond een scheurtje in de voetplaat van de stijgbeugel. Daarom kon de operatie niet verder worden uitgevoerd en is deze afgebroken. E heeft in het dossier genoteerd: “Besloten over minimaal een jaar de stapesprothese te plaatsen als de voetplaat weer goed vast is gegroeid”.De ochtend na de operatie heeft E klager bezocht. Daarbij heeft zij met hem gesproken over ‘olifantspootjes’. Op .. november 2011, .. november 2011 en .. november 2011 is klager bij E op consult geweest voor de postoperatieve controles. Volgens het dossier constateerde E in het laatstgenoemde consult een wondinfectie. Zij heeft genoteerd dat sprake was van een loopoor na stapedotomie en een trommelvliesdefect. Daarna kwam klager meestal bij verweerder en soms bij E op consult.

In januari 2012 is klager bij verweerder op consult geweest. Hij heeft hierover in het dossier geschreven:
“houdt loopoor en duizeligheid. (…)
O taai debris, perforatie, pseudomonaslucht
B trafloxal, ciprofloxacine 2dd 750 mg, veel uitleg en tekening gemaakt.
co. 1 w C of E, dan uitslag kweek”

In januari 2012 is klager weer bij verweerder op controle geweest. Het dossier vermeldt:
“gaat al veel beter. (…)
plan: 1 infectie behandelen, 2 evt myringoplastiek 3 evt stapedotomie na 1 jaar., co 2w dr E”
.
De dag erna bleek dat klager besmet was met een multiresistente pseudomonasbacterie, waardoor de myringoplastiek (opmerking college: sluiting van het trommelvlies) moest worden uitgesteld. Klager kreeg een passend antibioticum voorgeschreven. In juni 2012 heeft de myringoplastiek aan het linkeroor alsnog plaatsgevonden. Klager heeft afgezien van de aanvankelijk ook op die dag geplande stapedotomie. Na de operatie bleek toch weer sprake te zijn van een kleine perforatie van het trommelvlies en een loopoor, waarbij een stafylokokkenbacterie werd aangetroffen.

3.3 Klager hield daarna geregeld last van een loopoor, oorontsteking, hoofd- en oorpijn, duizeligheid en andere (gehoor)klachten. Verschillende behandelingen daarvoor, onder andere met medicatie, leidden niet tot verbetering. In december 2015 is een oorsanering links uitgevoerd. Daarbij is achter het linkeroor van klager een snede gemaakt. In het operatieverslag en de brief aan de huisarts staat bovenaan vermeld: “Diagnose CAT Oorsanering rechts”. Verderop, en in het medisch dossier, staat: “CAT sanering AS”, ofwel: aura sinistra, het linkeroor.

3.4 Ondanks de saneringsoperatie en andere onderzoeken en behandelingen daarna zijn de oorklachten van klager niet blijvend verholpen.

4. Wat houdt de klacht in en wat is het antwoord van verweerder?

4.1 Klager verwijt verweerder:

  1. dat hij voorafgaand aan en na de operaties in 2011 en 2015 niet duidelijk is geweest in zijn uitleg over de verschillende behandelingen, de mogelijke risico’s en de gevolgen daarvan en over de betrokken behandelaren;
  2. de operatie in 2015, toen een snede in het linkeroor is gemaakt, heeft uitgevoerd zonder dat klager daarmee weloverwogen had ingestemd;
  3. dat in het medisch dossier ten onrechte vermeld staat dat klager in 2015 aan zijn rechteroor is geopereerd; dit was een operatie aan zijn linkeroor.

Klager gaat er vanuit dat er fouten zijn gemaakt bij zijn behandeling, met als gevolg dat hij nog steeds veel en ernstige klachten heeft en schade lijdt.

4.2 Volgens verweerder heeft hij klager steeds zo goed mogelijk geïnformeerd over alle aspecten van de verschillende ingrepen. De behandelingen hebben helaas niet tot de gewenste verbetering van de situatie van klager geleid. Dit is echter niet het gevolg van aan verweerder te wijten fouten, maar van verschillende complicaties en tegenslagen. Verweerder verzoekt het college de klacht ongegrond te verklaren. Voor zover nodig gaat het college hierna verder in op het verweer.

5. De beoordeling

5.1 Het is duidelijk is dat klager erg veel last heeft van zijn oorproblemen. Deze klachten belemmeren goede communicatie met zijn familie en anderen en raken ook andere belangrijke facetten van zijn leven, zoals de muziek. Dat is heel naar voor klager en zijn naasten en het college betreurt dat zeer.

5.2 De vraag is of beklaagde heeft gehandeld in strijd met de zorg die van de kno-arts verwacht mag worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende kno-arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met op het moment van de zorgverlening geldende beroepsnormen en wetenschappelijke inzichten.


Klachtonderdeel a) onduidelijkheid over behandelaren en behandelingen, en b) geen informed consent operatie 2015

5.3 Vanwege de samenhang bespreekt het college deze klachtonderdelen gezamenlijk.

Onduidelijkheid met betrekking tot de behandelaren

5.4 Klager begrijpt niet waarom dr. E de ochtend na de operatie van november 2011 aan zijn bed stond, terwijl hij op de dag van de operatie alleen verweerder heeft gezien. Hij weet niet waarom E hem in behandeling heeft genomen. Na de niet-succesvolle myringoplastiek in 2012 was hem niet duidelijk wat er verder precies gedaan zou worden en welke artsen hem zouden gaan helpen. Er is volgens klager vooraf geen uitleg geweest over hoe en wat.Verweerder heeft toegelicht dat hij in 2010 in het ziekenhuis intensief samenwerkte met zijn collega-kno-arts E. Zij zijn beiden gespecialiseerd in aandoeningen aan de oren (otologie of oorheelkunde). E had veel ervaring met de betreffende operatie (stapedotomie) en deze werd in die tijd in het ziekenhuis door twee operateurs verricht. Verweerder heeft dit aan klager meegedeeld en omdat verweerder de operatie samen met E zou verrichten, wilde hij graag dat klager met haar zou kennismaken en dat ook E het oor van klager zou beoordelen. Klager heeft hiermee ingestemd en is in mei 2010 bij E op consult geweest.

5.5 Het college overweegt dat ter zitting is gebleken dat klager zich het consult van mei 2010 bij E niet herinnert. Uit het dossier blijkt dat dit wel heeft plaatsgevonden. E heeft ook de eerste operatie van klager samen met verweerder uitgevoerd en is daarmee de medebehandelaar van klager geworden. Gelet op de uitleg van verweerder en het feit dat het genoemde consult bij E heeft plaatsgevonden, is klager naar het oordeel van het college voldoende over de rol van E bij de eerste operatie geïnformeerd.E heeft vervolgens ook de tweede operatie van klager uitgevoerd, dit keer als eerste operateur. Voor zover verweerder klager niet uitdrukkelijk zou hebben meegedeeld dat ook de tweede operatie mede door E zou worden uitgevoerd, is dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klager kende E al als zijn medebehandelaar, nu hij vóór de eerste operatie door haar was gezien en door haar was geopereerd, en hij was er van op de hoogte dat de bewuste operatie altijd door twee artsen werd verricht. E heeft klager ook de ochtend na de tweede operatie bezocht en met hem over die operatie gesproken. Verder heeft E de postoperatieve controles gedaan. Daarmee moet de rol van E bij de tweede operatie klager voldoende duidelijk zijn geweest. Klager is daarna nog zowel bij E als bij verweerder op consult geweest. Het is gebruikelijk dat collega-specialisten in een ziekenhuis met elkaar samenwerken en elkaar zo nodig vervangen.

5.6 Over de andere namen die in het dossier van klager voorkomen rond zijn operaties heeft verweerder in het verweerschrift, en in een gesprek met klager – in november 2019 naar aanleiding van een eerder ingediende tuchtklacht – toegelicht wie dit waren en wat hun rol was. Het gaat daarbij om anesthesiologen en arts-assistenten. Er is geen norm die een operateur of andere behandelaar verplicht om de namen van de bij een operatie betrokken anesthesiologen en andere artsen aan de patiënt mee te delen. Dit is ook niet gebruikelijk, alleen al omdat de operateur zelf ook meestal niet ruim van tevoren weet welke anesthesioloog op de operatiedag dienst heeft en of er een arts-assistent – en zo ja, welke – bij de operatie aanwezig zal zijn.Onduidelijkheid met betrekking tot de behandelingen

5.7 Wat de aard van de behandelingen en de daarmee samenhangende risico’s betreft heeft verweerder op de zitting verklaard dat hij al zeventien jaar een afbeelding van het oor op zijn bureau heeft liggen, aan de hand waarvan hij patiënten voorlicht over hun aandoening, de voorgestelde behandeling en de mogelijke complicaties en risico’s. Verder heeft verweerder in het dossier bij het consult van mei 2010 ­– waarin de indicatie en het voornemen voor de eerste operatie is besproken – genoteerd: “wgbo: verminderd gehoor, chorda, duizelig, mgl geen effect tinn.”. Met “wgbo” zal bedoeld zijn de Wet op de geneeskundige behandelings-overeenkomst, waarin normen zijn neergelegd voor informatieverstrekking aan de patiënt met betrekking tot de aard van een ingreep, de risico’s en verwachtingen en het belang van instemming van de patiënt op basis van al die informatie. Bij het consult van juni 2011, vóór de tweede operatie, heeft verweerder genoteerd: “wgbo bekend, vorige keer 1mnd duizeligheid. niet veel last gehad”. Uit de genoemde aantekeningen leidt het college af dat verweerder klager voldoende heeft geïnformeerd over de daarin genoemde risico’s van de stapedotomie.

5.8 Klager heeft verder aangevoerd dat hem niet meteen na de operatie in 2011 is verteld dat deze niet was gelukt. Hij kan zich niet goed herinneren wat er in het gesprek met E in november 2011 is besproken. Klager weet nog wel dat E in dat gesprek 'olifantspootjes' heeft genoemd. Op de zitting heeft E verklaard dat zij nog precies weet dat zij in dat gesprek klager gedetailleerd uiteen heeft gezet dat de operatie niet was geslaagd en wat er was gebeurd, omdat sprake was van uitzonderlijk sterk ontwikkelde pootjes van de stijgbeugel; vandaar haar woord ‘olifantspootjes’. Zij heeft dat maar één keer gezien – bij klager – en daarom heeft zij het beeld daarvan nog duidelijk op haar netvlies.Het college overweegt dat vast staat dat E als eerste operateur klager na de operatie heeft bezocht, en daarbij de ‘olifantspootjes’ heeft benoemd. Dit is een belangrijk detail van de bewuste operatie en de oorzaak van het mislukken daarvan. Gelet daarop, en op de uitleg van E, is voldoende komen vast te staan dat klager direct na de operatie gedetailleerd is geïnformeerd over het feit dat de ingreep niet geslaagd was en wat daarvan de oorzaak was. Daarmee was ook verweerder als hoofdbehandelaar van zijn informatieplicht gekweten.Het college merkt nog op dat het scheuren van de voetplaat bij het doorknippen van een pootje van de stijgbeugel een complicatie is van de operatie en niet als fout van de operateur kan worden aangemerkt. Niet gebleken is dat bij de operatie onzorgvuldig zou zijn gehandeld.

5.9 Met betrekking tot de saneringsoperatie in december 2015 heeft klager naar voren gebracht dat meerdere artsen met zijn linkeroor bezig zijn geweest zonder dat hij vooraf iets over die ingreep wist, en in ieder geval niet dat daarbij een snede achter zijn oor zou worden gemaakt. Volgens verweerder heeft hij klager ook voorafgaande aan deze operatie uitgebreid geïnformeerd. In het consult van september 2014 heeft hij klager aan de hand van een tekening uitleg gegeven en ook tijdens het consult van september 2015 is klager geïnformeerd over de operatie en de eventuele complicaties en risico’s. Verweerder is gewoon bij de voorbespreking van een saneringsoperatie uit te leggen dat er een incisie achter het oor zal plaatsvinden. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat hij dat bij klager niet heeft gedaan. Uit het feit dat klager bij een gesprek in 2019 naar aanleiding van een eerder ingediende tuchtklacht toch niet goed op de hoogte bleek te zijn, heeft verweerder wel lering getrokken. Sindsdien toetst hij nadrukkelijker of een patiënt voldoende heeft begrepen wat er is besproken, maar legt hij dit zelf ook uitvoeriger vast in het dossier, aldus verweerder.

5.10 Het college stelt op basis van het operatieverslag en de informatie van verweerder vast dat hij de operatie heeft uitgevoerd samen met een arts in opleiding tot specialist en dat de andere naam die in het verslag wordt genoemd de anesthesioloog betreft. Hiervoor verwijst het college naar overweging 5.6 hiervoor.Verder gaat het college ervan uit dat verweerder klager voldoende heeft geïnformeerd over de saneringsoperatie en de daarbij te maken snede achter het oor, en dat klager op basis van die informatie heeft ingestemd met de operatie. Uit wat hiervoor is overwogen over de operaties van 2010 en 2011, uit het dossier en uit de empathische en betrokken houding van verweerder ter zitting komt duidelijk naar voren dat hij gewend is zijn patiënten degelijk voor te lichten over hun aandoeningen, eventuele behandelingen daarvoor en de risico’s en complicaties van die behandelingen, mede aan de hand van een afbeelding van het oor en tekeningen. Er is geen reden om ervan uit te gaan dat hij dat bij klager voor de operatie in december 2015 niet zou hebben gedaan. Daarbij neemt het college in aanmerking dat uit de stukken en op de zitting is gebleken is dat het geheugen van klager hem af en toe in de steek laat met betrekking tot wat er in de loop der tijd allemaal is gebeurd en gezegd. Dat is een feitelijke vaststelling en uiteraard geen verwijt aan het adres van klager. Hij heeft al jarenlang heel veel klachten aan zijn oren, waarvoor er veel gesprekken met kno-artsen zijn geweest en 2015 is ook alweer een tijd geleden.Ook houdt het college er rekening mee dat klager niet heeft aangevoerd – en uit het dossier ook niet blijkt – dat hij kort na de operatie bij verweerder aan de orde heeft gesteld dat er tegen zijn wens in een snede achter zijn oor was gemaakt. Dat zou toch voor de hand hebben gelegen als er geen sprake was geweest van weloverwogen instemming.Het zou natuurlijk beter zijn geweest als verweerder ook ten aanzien van de operatie in december 2015 in het dossier zou hebben aangetekend wat hij hierover met klager heeft besproken. Het is toe te juichen dat hij zijn werkwijze in dit opzicht heeft aangepast. Dat hij destijds niet voldoende heeft genoteerd over wat met klager was besproken, is onder de omstandigheden echter niet genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.Klachtonderdeel c) verkeerde oor vermeld in operatieverslag

5.11 Er is geen discussie over dat in het operatieverslag wordt gesproken over het rechteroor, terwijl de operatie het linkeroor van klager betrof. Nu in het verslag ook het linkeroor wordt genoemd, het medisch dossier overal het juiste oor vermeldt en de operatie ook aan het juiste, linkeroor heeft plaatsgevonden, is sprake van een niet tuchtrechtelijk verwijtbare verschrijving.

Conclusie

5.12 Het college komt tot de slotsom dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de professionele normen voor kno-artsen en de zorg die hij tegenover klager in acht moest nemen. Helaas komt het voor dat, ook met goede zorg van betrokken artsen, klachten van een patiënt niet adequaat kunnen worden verholpen. Dat is ook bij klager het geval. Met verweerder stelt het college vast dat bij klager ongelukkigerwijs veel complicaties zijn opgetreden en dat hij nog steeds veel klachten heeft. Dat is heel spijtig. Verweerder kan daarvan echter geen verwijt worden gemaakt. De klacht is ongegrond.

6. De beslissing


Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, B.S. Abdoelkariem, lid-jurist, J.A.M. Engel, M.P. Copper en J.A. Carpay, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
B.J. Dekker, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2022.