ECLI:NL:TGZREIN:2022:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022-3713

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2022:44
Datum uitspraak: 11-08-2022
Datum publicatie: 11-08-2022
Zaaknummer(s): H2022-3713
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Bedrijfsarts wordt onder meer verweten dat zij zonder fysiek onderzoek een FML heeft opgesteld en niet heeft gereageerd op een e-mail van klaagster waarin zij ingaat op de onjuistheden die er volgens haar in de FML staan. De bedrijfsarts heeft niet onzorgvuldig gehandeld door zonder fysiek onderzoek een FML op te stellen, aangezien zij over voldoende informatie beschikte. De bedrijfsarts is niet inhoudelijk ingegaan op de opmerkingen van klaagster op de FML. Van haar mag echter worden verwacht dat zij e-mails adequaat en tijdig beantwoordt of op andere wijze zorgdraagt voor een passende reactie. Deels gegrond, zonder oplegging van een maatregel. 

Uitspraak: 11 augustus 2022

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing over de op 15 december 2021 ontvangen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde [C] te [B]

tegen:

[D]
bedrijfsarts

werkzaam te [E]

verweerster

gemachtigde mr. S.J. Muntinga te Utrecht

gemachtigde ter zitting mr. A.W. Hielkema te Utrecht

1.         Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift;
  • het verweerschrift.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondeling vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 30 juni 2022 behandeld. Partijen waren aanwezig en werden bijgestaan door hun gemachtigden. Beiden hebben hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van klaagster aan de hand van pleitaantekeningen die aan het procesdossier zijn toegevoegd.

2. De feiten

2.1 Klaagster heeft zich op 22 juli 2019 ziekgemeld bij haar werkgever. Verweerster verricht voor de werkgever van klaagster werkzaamheden in het kader van de verzuimbegeleiding. Klaagster is in eerste instantie begeleid door twee andere bedrijfsartsen. 

2.2 Klaagster is voor het eerst bij verweerster op spreekuur geweest op 24 september 2020. Dit was een fysiek spreekuur. Diezelfde dag heeft verweerster een terugkoppeling geschreven aan de werkgever van klaagster. Daarin heeft verweerster vermeld dat klaagster op dat moment geen inzetbare mogelijkheden heeft.

2.3 Het tweede spreekuur vond telefonisch plaats op 24 februari 2021. Naar aanleiding van dit spreekuur heeft verweerster een terugkoppeling geschreven en een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. In de terugkoppeling heeft verweerster geadviseerd om met behulp van de FML te kijken naar arbeidsmogelijkheden en mogelijkheden voor passend werk.

2.4 Op 1 maart 2021 heeft klaagster per mail gereageerd op de FML. Daarin gaat zij in op de onjuistheden die volgens haar in de FML staan. Na overleg met de arbeidsdeskundige en na ontvangst van in ieder geval een deel van het rapport van een organisatie voor medisch specialistische revalidatie heeft verweerster de FML op punten aangepast. Uitsluitend hiervan heeft zij klaagster op 18 maart 2021 per mail op de hoogte gebracht. Nog diezelfde dag heeft klaagster verweerster eveneens per mail verzocht om te reageren op alle, in haar e-mail van 1 maart 2021 genoemde opmerkingen op de FML.

2.5 Klaagster heeft verweerster op 31 maart 2021 wederom een e-mail gestuurd. Op 2 april 2021 heeft verweerster deze e-mail beantwoord. Zij heeft klaagster geïnformeerd over de reden waarom zij nog niet inhoudelijk had gereageerd op de opmerkingen van klaagster op de FML en haar op de hoogte gebracht van het advies aan de werkgever om een belastbaarheidsonderzoek te laten verrichten. Ook tijdens het telefonisch spreekuur op 14 april 2021 heeft verweerster met klaagster gesproken over dit advies.

2.6 Op 15 april 2021 heeft verweerster het actueel oordeel opgesteld en naar het UWV gestuurd. Daarin heeft zij vermeld [citaten inclusief taal- en typfouten]: “nu beperkte mogelijkheden, toekomst onduidelijk maar mogelijk nog verbetering”.

2.7 Op 21 april 2021 heeft klaagster haar werkgever ervan op de hoogte gebracht dat zij een second opinion wilde. Klaagster heeft hiervoor zelf een bedrijfsarts gekozen buiten de mogelijkheden die de werkgever bood. De second opinion vond plaats op 22 april 2021. Het verslag van de second opinion hebben verweerster en de arbeidsdeskundige op 10 mei 2021 ontvangen. Op 20 mei 2021 heeft verweerster per mail daarop gereageerd, omdat de arbeidsdeskundige naar aanleiding daarvan vragen had. In de e-mail heeft verweerster onder meer het volgende geschreven: “Hierbij mijn reactie op de rapportage/FML van de second opinion van [naam klaagster], Een aantal punten zijn hierin wat mij betreft aan te passen maar hieronder een aantal waarbij ik op basis van mijn gesprekken en de medische stukken die ik heb ontvangen een andere mening draag.”. Op 27 mei 2021 hebben verweerster en de arbeidsdeskundige vervolgens nog telefonisch overleg gehad.

3. De klacht

Verweerster wordt verweten dat zij:

1. zonder enig fysiek onderzoek een FML heeft opgesteld met vergaande consequenties inzake inzet- en belastbaarheid;

2. ernstig nalatig is geweest, door niet te reageren op de e-mail van klaagster van 1 maart 2021 waarin klaagster uitgebreid ingaat op de onjuistheden in de FML en door geen contact op te nemen met de arts die de second opinion heeft uitgevoerd;

3. onvoldoende rekening heeft gehouden met de rapporten van medische organisaties.

4. Het standpunt van verweerster

4.1 Ten tijde van het tweede spreekuur was vanwege de coronapandemie het advies van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) om zoveel mogelijk thuis te werken. Verweerster heeft dit advies en de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) opgevolgd. Zij wilde niet het risico nemen dat zij een grote groep kwetsbare werknemers zou besmetten. Volgens verweerster kon zij op 24 februari 2021 op basis van alle beschikbare informatie een FML opstellen. Verweerster beschikte over medische informatie van klaagster en klaagster was bij haar al een keer op een fysiek spreekuur geweest. Bovendien kon klaagster op 24 februari 2021 duidelijk haar klachten, dagverhaal en weekritme beschrijven.  

4.2 Verweerster vond het niet raadzaam om via de mail uitleg te geven over de FML en in te gaan op alle opmerkingen die klaagster daarop had. Vanwege de geldende coronamaatregelen kon zij klaagster niet uitnodigen voor een fysiek consult om de FML met haar te bespreken. Verweerster heeft de werkgever van klaagster geadviseerd om een expertisecentrum in te schakelen voor een belastbaarheidsonderzoek, toen zij op 1 maart 2021 ervan op de hoogte raakte dat klaagster zich niet kon vinden in de FML. Dit expertisecentrum zou fysiek onderzoek verrichten. Verweerster was op dat moment van mening dat zij klaagster nog niet kon informeren over haar advies om een expertisecentrum in te schakelen. Eerst moest de toestemming van de werkgever van klaagster, die het belastbaarheidsonderzoek zou betalen, worden verkregen. Achteraf realiseert verweerster zich dat het zorgvuldiger was geweest wanneer zij klaagster direct op de hoogte had gebracht van haar advies om een belastbaarheidsonderzoek te laten verrichten. De reactie van verweerster op de e-mail van klaagster van 1 maart 2021 was in dit licht bezien te kort. Toen klaagster haar e-mail van 1 maart 2021 bij verweerster in herinnering bracht, heeft verweerster klaagster op 2 april 2021 wel op de hoogte gebracht van haar advies om een belastbaarheidsonderzoek te laten verrichten.

4.3 Volgens verweerster was er voor haar geen aanleiding om contact op te nemen met de arts die de second opinion heeft uitgevoerd. Dit is ook niet gebruikelijk. De betreffende arts heeft ook geen contact opgenomen met verweerster of verzocht om contact op te nemen.

4.4 Bij het opstellen van de FML heeft verweerster de medische informatie van de neuroloog van 1 mei 2019, 12 september 2019 en 2 oktober 2019, het verslag van de second opinion van 21 november 2019 van de manueel therapeut en neuroloog en een gedeelte van het rapport van de organisatie voor medisch specialistische revalidatie betrokken. Op 18 maart 2021 heeft zij de FML op enkele punten aangepast, nadat zij in het bezit was gesteld van het volledige rapport van de organisatie en er contact was geweest met de arbeidsdeskundige. Toen verweerster de medische informatie van de neurochirurg en anesthesioloog-pijnspecialist van 7 april 2021 ontving, heeft zij wederom beoordeeld of deze nieuwe informatie aanleiding gaf om de FML aan te passen. Dit was niet het geval. 

5. De overwegingen van het college

5.1 De vraag die het college moet beantwoorden is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar mocht worden verwacht. De norm daarvoor is de redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Het college houdt bij de beoordeling rekening met de wetenschappelijke inzichten op het moment van de zorgverlening. Ook gaat het college uit van de op dat moment geldende beroepsnormen.

Klachtonderdeel 1

5.2 Het college is van oordeel dat verweerster niet onzorgvuldig heeft gehandeld door op 24 februari 2021 een FML op te stellen zonder dat een fysiek onderzoek had plaatsgevonden. Niet alleen verkeerde de gezondheidszorg in bijzondere omstandigheden vanwege de coronapandemie, ook beschikte verweerster over voldoende informatie om de FML te kunnen opstellen. Verweerster beschikte immers over informatie van specialisten, had klaagster eerder al tijdens een fysiek spreekuur gezien en kreeg tijdens het telefonisch spreekuur voldoende informatie van klaagster. Dit maakte dat er geen noodzaak was om een fysiek spreekuur te laten plaatsvinden en fysiek onderzoek te doen. Overigens geldt dat het aan verweerster is om te bepalen of zij een fysiek spreekuur, telefonisch spreekuur of videoconsult geschikt acht. Er bestaat geen regel die een bepaalde vorm van spreekuur dwingend voorschrijft.

Het college oordeelt dan ook dat klachtonderdeel 1 ongegrond is.

Klachtonderdeel 2

5.3 Het college stelt vast dat verweerster op e-mails van klaagster heeft gereageerd, maar niet inhoudelijk is ingegaan op alle opmerkingen van klaagster op de FML. Dit nalaten getuigt van onvoldoende zorgvuldigheid en valt verweerster te verwijten. Van verweerster mag worden verwacht dat zij e-mails tijdig en adequaat beantwoordt dan wel, als zij van mening is dat zij een e-mail vanwege de inhoud of omvang daarvan niet volledig kan beantwoorden, op andere wijze zorgdraagt voor een passende reactie. Verweerster had bijvoorbeeld telefonisch contact met klaagster kunnen opnemen om een en ander toe te lichten. In zoverre is dit klachtonderdeel gegrond.

5.4 In 2021 gold voor de bedrijfsarts niet een (actieve) verplichting om contact op te nemen met de arts die de second opinion heeft uitgevoerd. Dit is ook niet gebruikelijk. Verweerster kan dan ook niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij dit niet heeft gedaan.

Dit gedeelte van klachtonderdeel 2 is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 3

5.5 Klaagster verwijt verweerster dat zij onvoldoende rekening heeft gehouden met de rapporten van medische organisaties. Dit verwijt heeft zij onvoldoende onderbouwd. Het feit dat klaagster zich niet kan vinden in de FML en er verschillen bestaan tussen de FML van verweerster en die van de arts die de second opinion heeft uitgevoerd, rechtvaardigt op zichzelf niet de conclusie dat verweerster onvoldoende rekening heeft gehouden met de rapporten van medische organisaties. Bovendien heeft verweerster gemotiveerd gesteld dat zij de verkregen medische informatie heeft betrokken bij het opstellen van de FML. Op 18 maart 2021 heeft zij de FML nog op enkele punten aangepast, onder meer op basis van verkregen informatie van de organisatie voor medisch specialistische revalidatie. Klachtonderdeel 3 wordt dan ook ongegrond verklaard.

De maatregel

5.6 Het college ziet geen aanleiding een maatregel op te leggen ondanks de gedeeltelijke gegrondverklaring van klachtonderdeel 2. Het college neemt hierbij in aanmerking dat verweerster, zoals uit het verweerschrift blijkt, op haar handelwijze heeft gereflecteerd en dat zij ter zitting heeft aangegeven lering te hebben getrokken uit de klacht. Verweerster zal in het vervolg sneller reageren op e-mails en een en ander uitgebreider uitleggen aan de cliënt. Bovendien is het nalaten van verweerster zonder consequenties voor de verzuimbegeleiding gebleven en is de ernst van het nalaten gering.

6.         De beslissing

Het college:

  • verklaart klachtonderdeel 2 gegrond voor zover dit ziet op het niet tijdig en adequaat beantwoorden van de e-mails van klaagster;
  • bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door Y.M. Vanwersch, voorzitter, E.P. van Unen, lid-jurist, B. Vlogtman,

R.P.J. Ansem en C.M.F. van Roessel, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

D. van Grootveld, secretaris, en uitgesproken door E.P. van Unen op 11 augustus 2022 in aanwezigheid van de secretaris.