ECLI:NL:TGZREIN:2022:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2555

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2022:22
Datum uitspraak: 16-05-2022
Datum publicatie: 17-05-2022
Zaaknummer(s): E2021/2555
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verwijten aan arts verstandelijk gehandicapten over vaccinatiebeleid en uitvoering ervan, de communicatie over quarantainemaatregelen, de zorg voor fysieke gezondheid cliënt, testen van cliënt op covid-19 zonder toestemming wettelijk vertegenwoordiger. Aan coronacrisis aangepaste beroepsnormen. Uitvoeringsrichtlijn Covid-19 vaccinatie RIVM. Zorgorganisatie verantwoordelijk voor vaccinatiebeleid, uitvoering en toezicht. Begeleiders verantwoordelijkheid voor communicatie quarantainemaatregelen. Voldoende aandacht voor fysieke gezondheid cliënt. Testen zonder toestemming gezien de bijzondere situatie van de pandemie aanvaardbaar. Ongegrond.

Uitspraak: 16 mei 2022

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ‘S-HERTOGENBOSCH

heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde mr. R.J. Ruiter te Maastricht

tegen:

[C]

arts verstandelijk gehandicapten

werkzaam te [B]

verweerster

gemachtigde mr. Y.R. Koorevaar te Amsterdam

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift ontvangen op 28 april 2021
  • het verweerschrift ontvangen op 11 augustus 2021
  • de brief met bijlage van de gemachtigde van verweerster ontvangen op 2 september 2021
  • de brief van de gemachtigde van verweerster ontvangen op 7 januari 2022
  • het medisch dossier ontvangen van de gemachtigde van klaagster op 31 maart 2022.

1.2       Partijen hebben de gelegenheid gekregen om samen met een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

1.3       De klacht is op de openbare zitting van 11 april 2022 behandeld. Klaagster, verweerster en hun gemachtigden waren daarbij aanwezig. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van het college beantwoord. De gemachtigde van klaagster heeft een pleitnotitie aan het college overhandigd, die is toegevoegd aan het procesdossier.

2. De kern van de zaak en de beslissing

2.1       Klaagster is de zus en wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt, die verstandelijk beperkt is. Verweerster is als arts verstandelijk gehandicapten (AVG) werkzaam in de instelling waar cliënt verblijft. Omdat cliënt tijdens de periode van de Covid-19 pandemie in contact was gekomen met een medewerker van de instelling die positief was getest, werd hij in quarantaine geplaatst. Nadat cliënt op de 5e dag van de quarantaine positief werd getest, werd hij in isolatie geplaatst. Cliënt is in totaal gedurende16 dagen in quarantaine/isolatie geweest. Op 3 februari werd cliënt tegen Covid-19 gevaccineerd.

2.2       Klaagster verwijt de arts dat haar broer zonder toestemming van klaagster is getest en gevaccineerd. Ook verwijt zij de arts dat er sprake was van onvoldoende informatie en communicatie en van onvoldoende zorg voor de hygiëne en fysieke gezondheid van haar broer tijdens de quarantaine/isolatie. De arts stelt dat de klacht onterecht is en dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

2.3       Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.

Hieronder legt het college uit hoe het tot dit oordeel is gekomen.

3.         Uitleg van de beslissing

Het uitgangspunt voor de beoordeling
3.1       De vraag die het college moet beantwoorden is of de arts de zorg heeft verleend

die van haar mocht worden verwacht. De norm daarvoor is ‘de redelijk bekwame en redelijk

handelende’ arts. Het college houdt bij de beoordeling rekening met de op dat moment geldende beroepsnormen. Bij de beoordeling worden ook de aan de coronacrisis aangepaste beroepsnormen van of instructies vanuit de organisatie van de zorg of de overheid betrokken. Het gaat er niet om of de arts misschien beter anders had kunnen handelen. 

Wat is er gebeurd?

3.2       Op 10 december 2020 was cliënt in contact gekomen met een medewerker die positief getest was op Covid-19. Op basis van het door de instelling gehanteerde Covid-beleid werd hij in quarantaine geplaatst tot - in principe - 21 december 2020. Ten behoeve van cliënt werd een omgekeerd quarantainebeleid afgesproken: zodra hij zijn kamer zou verlaten, werden medebewoners verzocht naar hun kamer te gaan en daar te blijven, totdat cliënt weer op zijn kamer zat. In overleg met de huisarts van cliënt, besloot verweerster cliënt na vijf dagen te laten testen. Tijdens het multidisciplinair overleg (hierna: MDO) van 18 december 2020 werden de gevolgen van de positieve testuitslag voor cliënt besproken. Bij dit overleg waren verweerster, een teamleider, een gedragsdeskundige, de persoonlijk begeleider en een afgevaardigde van het supportteam (een team dat meedenkt over de uitvoering van de Covid-19 maatregelen) aanwezig. Klaagster, die voor dit overleg was uitgenodigd, kon er niet bij aanwezig zijn. Omdat het omgekeerde quarantainebeleid niet meer kon worden gehandhaafd en cliënt in isolatie moest, werden afspraken gemaakt over het te voeren beleid en de wijze waarop de regels met cliënt zouden worden gecommuniceerd. De gedragsdeskundige heeft klaagster van de uitkomst van het MDO op de hoogte gesteld. Tussen klaagster en verweerster heeft daarna nog e-mailcontact plaatsgevonden, in verband met de onvrede van klaagster over de genomen isolatiemaatregelen en vanwege haar zorgen om de fysieke en mentale gesteldheid van cliënt. Cliënt is in totaal gedurende 16 dagen in quarantaine/isolatie geweest. Volgens klaagster heeft dat - onder meer- tot gewichtsverlies van cliënt geleid.

3.3       Klaagster, die op 24 januari 2021 uitdrukkelijk toestemming voor vaccinatie had geweigerd, vernam op 10 februari 2021 dat cliënt op 3 februari 2020 was gevaccineerd. Klaagster heeft de interim teamleider telefonisch om uitleg gevraagd. Zij gaf aan schriftelijk over de gang van zaken geïnformeerd te willen worden. Per e-mail van 11 februari 2021 heeft verweerster aan klaagster uitgelegd hoe die fout heeft kunnen gebeuren.

3.4       Op 2 april 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij klaagster, een vriendin van klaagster, verweerster, de manager behandeling en expertise, de gedragsdeskundige, de cliëntvertrouwenspersoon en de teamleider aanwezig waren. Hierbij werden de klachten besproken.

De standpunten van partijen

3.5       Klaagster verwijt de arts:

1. dat cliënt is gevaccineerd tegen Covid-19 terwijl zij daarvoor expliciet geen toestemming heeft verleend;

2. dat niet is geïnformeerd of gerapporteerd over de vaccinatie in het cliëntenportaal;

3. dat cliënt in quarantaine/isolatie is gezet voor 16 dagen, hetgeen niet in overeenstemming is met de RIVM-richtlijnen inzake besmetting en positieve coronatest;

4. dat geen dialoog mogelijk was over wat deze quarantaine/isolatie met de mentale gesteldheid van cliënt zou doen;

5. geen zorg voor hygiëne en de fysieke gezondheid van cliënt, de omstandigheden van de kamer waarin hij zich bevond, geen aandacht voor het gewichtsverlies en geen aandacht voor gezonde voeding;

6. dat cliënt is getest voor Covid-19 zonder toestemming van of informatie aan klaagster;

7. nalatigheid in de communicatie over de quarantaine/isolatie;

8. dat zij, als primaire verantwoordelijke, blijkbaar geen duidelijkheid heeft gegeven aan de groepsbegeleiding over het medisch beleid, noch bij de isolatie/quarantaine maatregelen, noch bij het vaccinatiebeleid.

Tijdens de zitting heeft klaagster klachtonderdeel 3) ingetrokken.

3.6       Verweerster stelt zich in het algemeen op het standpunt dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. Een groot deel van de klacht betreft het handelen van de begeleiders van cliënt, voor wie verweerster niet verantwoordelijk is. De begeleiders vallen onder de verantwoordelijkheid van de instelling. Verweerster schetst de situatie dat op het moment waarop cliënt besmet raakte, sprake was van een grote golf besmettingen binnen de instelling. Er moest zicht en grip worden verkregen om de uitbraken te beheersen. Het was een hectische tijd waarin snel beslissingen moesten worden genomen en maatregelen moesten worden ingesteld. De verantwoordelijkheden van verweerster staan beschreven in het Protocol Coronavirus (Covid-19) van de instelling (hierna: het protocol). Dit protocol is gebaseerd op het “Behandeladvies Covid-19 Acute fase en nazorg”, dat is uitgevaardigd door de Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde (Verenso) en de Nederlandse vereniging van artsen voor verstandelijk gehandicapten (NVAVG, hierna: de richtlijn). Tot slot merkt verweerster op dat alle medewerkers van de instelling hun bewegingen tussen afdelingen moesten beperken tot het noodzakelijke. Verweerster heeft de situatie van cliënt beoordeeld aan de hand van de waarnemingen van onder meer de begeleider en de teamleider, met wie zij regelmatig overleg had. Verweerster heeft cliënt niet bezocht tijdens zijn isolatieperiode omdat daar geen aanleiding voor was. Indien haar aanwezigheid gewenst of noodzakelijk was, zou zij worden gebeld. 

3.7       Meer specifiek stelt verweerster dat cliënt in lijn met het protocol in quarantaine werd gehouden. In overleg met de huisarts van cliënt, besloot verweerster na 5 dagen een coronatest af te laten nemen bij cliënt. Als de testuitslag negatief zou zijn, zou verweerster de quarantaineperiode van cliënt vroegtijdig kunnen afbreken. De uitslag was echter positief.

Pas enkele maanden nadat deze test bij cliënt was afgenomen, vernam verweerster de bezwaren van klaagster tegen deze test. Verweerster had sinds de komst van cliënt in de instelling niet eerder bezwaren van klaagster vernomen tegen onderzoeken die qua diagnostiek of lichamelijke integriteit vergelijkbaar zijn. Verweerster veronderstelde om deze reden toestemming.

Verweerster is niet verantwoordelijk voor de hygiëne in de leefruimte van cliënt. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de instelling. Verweerster is evenmin verantwoordelijk voor het informeren van klaagster over veranderingen in de dagelijkse routine van cliënt. Klaagster is door anderen geïnformeerd over de genomen isolatiemaatregelen en de gevolgen daarvan voor cliënt. Tijdens de quarantaine/isolatieperiode werden drie keer per dag gezondheidschecks uitgevoerd, om de lichamelijke gezondheid van cliënt te kunnen observeren. Verweerster heeft tijdens deze periode regelmatig contact gehad met de begeleiders om te weten hoe cliënt op de maatregelen reageerde.

Wat zijn de overwegingen van het college?

3.8       De klachtonderdelen 1) en 2)

Het college zal deze klachtonderdelen gezamenlijk bespreken aangezien deze het vaccinatiebeleid van de instelling en de uitvoering ervan betreffen.

Als AVG is verweerster niet verantwoordelijk voor de uitvoering van het vaccinatieproces en het toezicht hierop; dit valt onder de verantwoordelijkheid van de zorgorganisatie. Het college verwijst hiervoor naar paragraaf 2.4 van de uitvoeringsrichtlijn Covid-19 vaccinatie van het RIVM waarin staat vermeld dat de uitvoerende organisatie eindverantwoordelijk is voor het inrichten van het vaccinatieproces binnen de eigen organisatie. Binnen de instelling waar cliënt verblijft, is de manager behandeling en expertise hiervoor eindverantwoordelijk.

Verweerster is evenmin verantwoordelijk voor de registratie van de vaccinatie(s) in het cliëntenportaal. Volgens het protocol van de instelling, is dit de verantwoordelijkheid van de teamleider. Verweerster is uitsluitend verantwoordelijk voor de juiste dossiervoering in het medisch dossier, dat los staat van het cliëntenportaal. In het medisch dossier heeft verweerster wel genoteerd dat cliënt zonder toestemming eenmalig is gevaccineerd.

De beide klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

3.9       Klachtonderdeel 3)

Aangezien dit klachtonderdeel ter zitting is ingetrokken, hoeft het college hierover geen oordeel te geven.

3.10     De klachtonderdelen 4) en 7)

Het college zal deze klachtonderdelen gezamenlijk bespreken omdat ze de communicatie tijdens de quarantaine/isolatieperiode betreffen.

In het geval dat een cliënt onbeschermd contact heeft gehad met iemand die besmet is met Covid-19, is het volgens het protocol de taak van de AVG om te besluiten of quarantaine geïndiceerd is en hoe de isolatie eruit komt te zien. De verantwoordelijkheid voor de communicatie met klaagster over de genomen quarantainemaatregelen, ligt echter bij de begeleiders. Verweerster kan van eventuele tekortkomingen in deze communicatie geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

In het MDO van 18 december 2020, waarbij klaagster niet aanwezig kon zijn, werden de maatregelen die voor cliënt passend werden geacht, besproken. Verweerster heeft het supportteam ingezet om de nieuwe instructies aan cliënt over te brengen. Tevens werd afgesproken dat de gedragsdeskundige klaagster over de afspraken zou informeren, hetgeen ook is gebeurd. Verweerster heeft zelf nog mailcontact met klaagster gehad om een nadere toelichting te geven over de termijn van isolatie. Hieruit volgt dat wel degelijk sprake was van een dialoog over de gevolgen van de isolatie voor cliënt. Verweerster heeft weliswaar de dialoog niet zelf gevoerd, maar er wel voor gezorgd dat de dialoog tussen klaagster en de gedragsdeskundige heeft plaatsgevonden. De beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

3.11     Klachtonderdeel 5)

Vanwege de bijzondere situatie van de Covid-19 pandemie, is zowel in de richtlijn als in het protocol opgenomen dat medewerkers van de instelling hun bewegingen tussen de afdelingen moeten beperken tot het noodzakelijke. Om die reden kwam verweerster alleen naar de locatie toe als zij door de begeleiding van cliënt(en) daarom werd gevraagd. Om de lichamelijke gezondheidssituatie van cliënt te kunnen volgen, werden drie keer per dag gezondheidschecks bij hem uitgevoerd. Het protocol beschrijft in welke gevallen de begeleiders contact met de medische zorg of verweerster moeten opnemen. Omdat verweerster door de begeleiding niet gevraagd is om cliënt persoonlijk te zien, heeft verweerster hem tijdens zijn isolatieperiode niet bezocht. Wel heeft zij gedurende de isolatieperiode regelmatig overleg gehad met de begeleider en de teamleider van cliënt.

Op grond hiervan stelt het college vast dat verweerster voldoende aandacht heeft gehad voor de fysieke gezondheid van cliënt. Verweerster kan niet worden verweten dat, in afwijking van haar beleid, gedurende enkele maanden geen gewichtsmetingen bij cliënt zijn gedaan. Wat de voeding van cliënt in diezelfde periode betreft, heeft verweerster geen alarmerende signalen van de begeleiding ontvangen op grond waarvan zij actie had behoren te ondernemen. 

Aangezien de instelling verantwoordelijk is voor de hygiëne in de leefruimte van cliënt, kan verweerster geen verwijt worden gemaakt van de eventuele onhygiënische omstandigheden van de ruimte. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

3.12     Klachtonderdeel 6)

In overleg met de huisarts van cliënt, heeft verweerster - in afwijking van de richtlijn - na vijf dagen een test bij cliënt laten afnemen. Verweerster zag dit als voordeel voor cliënt, omdat hij bij een negatieve uitslag uit quarantaine zou kunnen. Verweerster heeft vooraf geen toestemming aan klaagster gevraagd, omdat zij voor het afnemen van deze test de toestemming van klaagster veronderstelde. Zij had sinds het begin van de coronapandemie ook geen signalen van klaagster ontvangen dat zij deze specifieke, niet-ingrijpende handeling niet goed zou vinden. Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat zij zich in beginsel niet tegen het afnemen van een test verzet, maar dat zij graag daarbij aanwezig had willen zijn. Hoewel het college kan begrijpen dat klaagster haar broer bij het afnemen van de test had willen ondersteunen en het beter was geweest als klaagster door de begeleiding geïnformeerd was, mocht verweerster voor het afnemen van de test de toestemming van klaagster veronderstellen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

3.13     Klachtonderdeel 8)

Het college heeft onder verwijzing naar het protocol en de richtlijn bij de klachtonderdelen 1), 2), 4) en 7) al geoordeeld dat verweerster geen verantwoordelijkheid draagt voor de communicatie over het vaccinatiebeleid en de quarantainemaatregelen. Daarom zal dit klachtonderdeel bij gebrek aan zelfstandige betekenis ongegrond worden verklaard.

Slotsom

Uit de voorgaande overwegingen volgt dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. Daarom wordt de klacht ongegrond verklaard.

4. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door Y.M. Vanwersch, voorzitter, E.P. van Unen, lid-jurist, P.G.M. Boom-Poels, A.M.A. Wagemans en J. Edwards van Muijen, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken door E.P. van Unen op 16 mei 2022 in aanwezigheid van de secretaris.