ECLI:NL:TGZREIN:2022:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/3275

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2022:2
Datum uitspraak: 06-01-2022
Datum publicatie: 06-01-2022
Zaaknummer(s): E2021/3275
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Huisarts wordt in verband met overlijden patiënt verweten dat zij onvoldoende in dossier heeft genoteerd, te laat in actie is gekomen en haar verplichtingen niet heeft nageleefd. Covid-19. Zorgvuldig gehandeld, zowel medisch als met het oog op praktijkorganisatie. Steeds oog gehad voor persoonlijke contacten. Ongegrond. Publicatie.

Uitspraak: 22 december 2021

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 21 juli 2021 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. A.W. Hielkema te Utrecht

1.         Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift
  • het verweerschrift
  • een schriftelijke kopie van het elektronisch patiëntendossier, ontvangen van de gemachtigde van verweerster op 6 oktober 2021;
  • het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek van 22 oktober 2021;
  • een e-mail van klager met bijlagen 22 oktober 2021;
  • de pleitnotitie van de gemachtigde van verweerster, overhandigd ter zitting.

De klacht is ter openbare zitting van 10 november 2021 behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door haar gemachtigde. Klager had als getuige meegebracht [E]. Zij is ter zitting als getuige gehoord.

2. De feiten

2.1 De moeder van klager (hierna te noemen: de moeder) was patiënte in de praktijk van verweerster. De moeder had sinds 24 april 2021 COVID-19 gerelateerde klachten, zo heeft zij klager telefonisch laten weten. De ouders van klager woonden zelfstandig en de moeder was mantelzorger voor de dementerende vader van klager. Klager woont in Duitsland. Op 28 april 2021 is klager naar de woning van zijn ouders gegaan en heeft hij zijn ouders gevraagd een zelftest te doen. Klager was ermee bekend dat zijn ouders eerder contact hadden gehad met familieleden die recent positief waren getest op COVID-19. Klager heeft de woning van de ouders niet betreden. Het resultaat van beide zelftesten was positief.

2.2 Op 28 april 2021 heeft de moeder gebeld met de praktijk van verweerster. In het elektronisch patiëntendossier (hierna: EPD) is over dit contact opgenomen (alle citaten worden overgenomen inclusief eventuele taal- en/of typfouten):

“28-04-2021

S          TC:     patiente zelf: ligt 4 dgn in bed. duizelig en hoesten. Ze wil zich nog niet laten

testen op COVID. Ligt veel in bed, gaat wel plassen naar wc, dit gaat nog goed. drinkt

voldoende geen benauwdheid of koorts

P         COVID test laten doen; uitzieken voldoende drinken zn paracetamol, bij zieker

worden opnieuw contact.”.
 

2.3 Op 29 april 2021 heeft klager gebeld met de praktijk van verweerster. In het EPD is over dit contact opgenomen:

NaN.

5.

16.

morgen visite ingepland.”.

2.4 Verweerster heeft op 29 april 2021 eind van de middag in haar agenda gezien dat er voor 30 april 2021 een visite gepland stond. Naar aanleiding daarvan heeft zij op 29 april 2021 om 17.15 uur telefonisch contact opgenomen met de moeder. In het EPD staat daarover:

NaN.

19.

gecommuniceerd): COVID positief middels sneltest, nu sinds 6 dagen algehele

malaise, drinkt goed, eet slecht. Kan nog naar wc lopen, wel dyspnoeisch hierbij, hoeft

niet te pauzeren onderweg naar wc. Hoesten+; Praat volzinnen aan telefoon. geen

  •  
  •  
  •  
  •  

laagdrempelig contact moet opnemen met HAP, ook in avond of nacht! Morgen visite

voor weekend. Dit is akkoord iom patiente.”.

2.5

“30-04-2021  

X         In: [naam en plaats] ziekenhuis Geriatrie opname

NaN.

10.

Specialisme: Geriatrie)

30-04-2021    

X         In: [naam en plaats] ziekenhuis Longziekten Overplaatsing

NaN.

10.

(overplaatsing, Specialist: [naam] (Longziekten))

NaN.

19.

om naar wc te moeten, lukt namelijk niet meer door dyspnoe! Praat nog amper, kan

geen volzinnen praten. geen koorts. E zorgt dat patiente nog wat eten en drinken

aangeboden krijgt. E is dementerend dus onduidelijk hoelang patiente nu zo benauwd

is. Patiente zelf weet het eigenlijk niet, vindt zich nog niet zo benauwd, wel algehele

malaise. Nog geen vaccinatie gehad.

NaN.  

O         zieke, dyspnoeische vrouw; AHF 48x/min; saturatie niet meetbaar, te geknepen (via ambu 40%sa O2); pols 120x/min; T36,4C

cor; S1S2 geen souffles

pulm: VAG bdz, bidorsobasaal crepiteren

30-04-2021

E         R83.03. Sars-CoV-2 (COVID-19); respiratoir insufficientie

NaN.

16.

de IC zal gaan. Echtpaar heeft nog met elkaar gesproken voordat ze naar ziekenhuis

105476.

30-04-2021    

S          TC zoon: uitleg gegeven over ouders, moeder ernstig ziek, uitleg gegeven dat COVId opeens kan verslechteren. Vermoedelijk bij moeder ook zo gegaan, aangezien ze gisteren nog goed kon spreken en naar de wc kon gaan. Zoon geeft aan dat hij diverse keren naar praktijk heeft gebeld om door te geven dat moeder ziek was en dat hij een visite wenste. Hij zou op 27-04 gebeld hebben en op 29-4.

30-04-2021

E         R83.03. Sars-CoV-2 (COVID-19)

30-04-2021

P         gesprek, uitleg gegeven dat 27-4 koningsdag was, zijn we gesloten. Op 26-4 staat hierover niets in dossier. Uitgesproken dat ik dit ga terugkoppelen met assistentes. sterkte gewenst.

30-04-2021    

S          Betreffende assistentes gesproken over mogelijk contact op 26-4 met zoon; assistentes kunnen zich dit telefoontje niet herinneren, heeft zoon gebeld? Zoon geeft zelf aan dat hij denkt op 27-4 gebeld te hebben, maar toen was het Koningsdag.

30-04-2021

E         A62.00. Administratief.”.

2.6

maatregelen voor de moeder zouden worden getroffen. Verweerster heeft meerdere keren overleg gehad met de internist in het ziekenhuis en de inhoud van deze gesprekken steeds teruggekoppeld aan klager.

2.7 In mei 2021 is de moeder in het ziekenhuis overleden.
 

3. De klacht

3.1       Klager verwijt verweerster, in verband met het overlijden van de moeder, dat zij:

  • onvoldoende heeft gedocumenteerd;
  • veel te laat in actie is gekomen;
  • nalatig is geweest omdat zij haar verplichtingen niet heeft nageleefd.

3.2       Ter zitting heeft klager desgevraagd zijn klachten nader gespecifieerd. Hij verwijt verweerster niet dat de moeder mede door toedoen van verweerster is overleden. Klager is van mening dat verweerster haar zaken in de huisartsenpraktijk in die periode niet op orde had. Hij heeft toegelicht dat hij het geen goede zaak vindt dat niet al zijn telefoongesprekken met de praktijk van verweerster zijn vastgelegd in het EPD. De getuige is meegekomen om te verklaren over een door klager op 28 april 2021 gevoerd telefoongesprek met de praktijk van verweerster. Voorts vindt klager het niet juist dat verweerster niet eerder persoonlijk zijn moeder heeft bezocht. Op grond van het voorgaande vindt klager dat verweerster nalatig is geweest in het nakomen van haar verplichtingen.

4. Het standpunt van verweerster

4.1       De algemene instructie in de praktijk van verweerster is dat ieder telefoongesprek in het dossier van de betreffende patiënt moet worden genoteerd. In het dossier van de moeder staan haar eigen telefoongesprek van 28 april 2021 en het gesprek van klager op 29 april 2021 genoteerd. Voordien zijn geen gesprekken genoteerd. Navraag bij de assistentes leerde verweerster dat geen van hen zich kon herinneren dat er eerder dan op 29 april 2021 een telefoongesprek met klager was gevoerd. Verweerster heeft de mogelijkheid van een gemiste notitie van een telefoongesprek tijdens een werkoverleg besproken, waarbij ook de verhoogde werklast is besproken. Er werd eveneens een evaluatiemoment afgesproken om te bezien of en zo ja welke maatregelen moesten worden genomen. Ten slotte heeft verweerster een zogenoemde Veilig Incident Melden (VIM) melding gedaan, waarin het mogelijk niet noteren van een telefoongesprek en het hierna onder 4.3 te bespreken niet doorgeven van een telefoongesprek aan een huisarts zijn gemeld.

4.2       De NHG-instructies en de triage voor mogelijke COVID-19 besmettingen liggen daar waar de telefoon wordt aangenomen. Er wordt gewerkt volgens de NHG-instructie COVID, zodat alle patiënten die COVID verdacht zouden zijn en bewezen COVID hebben tijdig mondeling aan een huisarts moeten worden doorgegeven. In werkbesprekingen wordt deze werkwijze steeds besproken en geëvalueerd.

4.3       Het telefonisch contact met de moeder op 28 april 2021 had diezelfde dag moeten worden doorgegeven aan een huisarts (verweerster was die dag niet aanwezig) maar dat is per abuis in verband met de hoge werkdruk niet gebeurd. De assistente heeft de klachten van de moeder genoteerd in het EPD, en de moeder geadviseerd zich te laten testen bij / door de GGD en bij verergering van de klachten opnieuw contact op te nemen. Het niet doorgeven van dit telefonisch contact aan een huisarts is meegenomen in de VIM-melding.

4.4       Klager heeft op 29 april 2021 gebeld naar de praktijk met een verzoek om de moeder te laten bezoeken door verweerster. Het telefoongesprek is vastgelegd in het EPD. Naar aanleiding van het telefoongesprek heeft de assistente voor 30 april 2021 een visite gepland in de agenda van verweerster. Vast is komen te staan dat de assistente op donderdag 29 april 2021 het telefoongesprek van klager en de naar aanleiding daarvan geplande visite niet per omgaande persoonlijk aan verweerster heeft doorgegeven, maar via de notitie in de agenda. Verweerster heeft hiervan op 29 april 2021 aan het eind van de middag kennis genomen. Verweerster heeft in het EPD genoteerd dat het telefoontje van klager niet met haar was gecommuniceerd. Zij heeft toen direct telefonisch contact opgenomen met de moeder. Verweerster heeft de klachten van de moeder met haar doorgenomen en naar aanleiding daarvan geoordeeld dat het op dat moment niet nodig was om direct diezelfde dag nog een visite af te leggen. Ook de moeder vond dat niet nodig. Verweerster heeft de moeder op het hart gedrukt om bij verergering van de klachten direct contact op te nemen met de huisartsenpost. Dat is niet gebeurd.

4.5       Toen verweerster op 30 april 2021 in de ochtend bij de moeder kwam, bleek dat de gezondheidssituatie van de moeder ten opzichte van de voorgaande dag zodanig was verslechterd dat een opname in het ziekenhuis noodzakelijk was. Verweerster heeft daartoe de nodige maatregelen getroffen en klager van de verslechterde gezondheid van de moeder en de ziekenhuisopname op de hoogte gesteld. Verweerster heeft ook de vader van klager ingestuurd naar het ziekenhuis, gelet op diens gezondheidssituatie (besmetting met COVID-19 en dementie) en het feit dat hij niet alleen in de woning kon verblijven. Verweerster heeft ervoor gezorgd dat de ouders de gelegenheid hadden om nog samen te praten over de opnamen en de mogelijke gevolgen.

4.6       Verweerster bestrijdt dat zij haar verplichtingen niet heeft nageleefd. De praktijkorganisatie is op orde, er zijn de juiste instructies gegeven, er is een VIM-melding gedaan, de bestaande afspraken zijn in een werkoverleg besproken en er is een evaluatie geweest waarna actie is ondernomen. Evenmin is verweerster te laat in actie gekomen. Bij de moeder is een acute verergering van klachten opgetreden, zoals deze bij COVID-19 vaker optreedt. Verweerster heeft zodoende met spoed een verwijzing naar de SEH georganiseerd. Nadien heeft verweerster intensief contact onderhouden met zowel klager als het ziekenhuis. Helaas heeft klager zich na het overlijden van de moeder niet bereikbaar gehouden voor verweerster zodat het voor haar onmogelijk was om hem persoonlijk te condoleren en een en ander na te bespreken.
 

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college zal, gelet op hun onderlinge samenhang, de klachtonderdelen gezamenlijk bespreken.

5.2 Het college is van oordeel dat verweerster - in het tuchtrechtelijk kader waarbinnen het college tot een oordeel moet komen - geen verwijten kunnen worden gemaakt. Integendeel. Naar het oordeel van het college heeft verweerster juist zeer zorgvuldig gehandeld, zowel ten aanzien van de organisatie van de praktijk als ten aanzien van haar medisch handelen. Daarnaast heeft verweerster steeds oog gehad voor de persoonlijke contacten met klager en zijn ouders. 

5.3 Gebleken is dat binnen de praktijk van verweerster wordt gewerkt met het (COVID-) protocol van de NHG en dat iedereen in de praktijk daarover was geïnstrueerd. De werkwijze werd steeds besproken en geëvalueerd tijdens de werkbesprekingen. Voor zover dit protocol niet volledig is nageleefd doordat op 29 april 2021 één telefoongesprek niet onverwijld aan een huisarts is doorgegeven, is hiervan een VIM-melding gemaakt, heeft verweerster hierover gesproken in het werkoverleg en zijn er maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst niet meer gebeurt. Zo is in verband met de hoge werklast een vacature opengesteld voor een extra doktersassistente en is een vaste assistente een dag per week extra komen werken.

5.4 Gezien het overgelegde EPD van de moeder en de daarin gemaakte notities, is het college van oordeel dat er in het EPD uitgebreid is gedocumenteerd wat er is besproken en geadviseerd. Het kan wellicht zo zijn dat er één telefoongesprek van klager niet is genoteerd, maar die mogelijkheid is enerzijds gemeld via voornoemde VIM-melding en is anderzijds besproken in het werkoverleg, naar aanleiding waarvan er oplossingen zijn bedacht en gerealiseerd.

5.5 Verweerster heeft ten aanzien van de moeder op juiste medische gronden gehandeld, zowel op 29 als op 30 april 2021. Zelfs nadien, toen de moeder al in het ziekenhuis was opgenomen, heeft verweerster zich op verzoek van klager zeer ingespannen om zich er van te vergewissen dat er ten aanzien van de moeder in medische zin zorgvuldig werd gehandeld.

5.6 Verweerster heeft steeds oog gehad voor de persoonlijke situatie van de ouders van klager en voor de persoonlijke situatie van klager. Zo heeft verweerster voorafgaand aan de ziekenhuisopname op 30 april 2021 gesproken met de beide ouders van klager en ervoor gezorgd dat zij nog met elkaar hebben gesproken over wat er mogelijk zou kunnen gebeuren na de opname in het ziekenhuis. Voorts heeft verweerster nadien steeds intensief contact onderhouden met klager. Ze heeft een bemiddelende rol op zich genomen tussen de ziekenhuisartsen en klager en hem steeds geprobeerd uit te leggen wat de achterliggende medische redenen waren voor hun besluiten. Het lag niet in de macht van verweerster om te bewerkstelligen dat de moeder op de intensive care van het ziekenhuis werd opgenomen.Na het overlijden van de moeder heeft verweerster diverse keren getracht om contact te leggen met klager om hem persoonlijk te condoleren en eventuele onduidelijkheden na te bespreken. Klager heeft verweerster daartoe echter, zo heeft hij ter zitting erkend, geen kans geboden omdat hij tijd nodig had om de zaken voor zichzelf op een rij te zetten.

5.7 Gelet op het vorenstaande is het college van oordeel dat verweerster in tuchtrechtelijke

zin niet verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht zal ongegrond worden verklaard.

5.8       Om redenen aan het algemeen belang ontleend bepaalt het college dat deze beslissing zal worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht ongegrond;
  • bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift ‘Medisch Contact’.

Aldus beslist door A.M. Bossink, voorzitter, E.P. van Unen, lid-jurist, M.A.M.U. Vermeulen, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en J.D.M. Schelfhout, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van C.W.M. Hillenaar, secretaris en uitgesproken door E.P. van Unen op

22 december 2021 in aanwezigheid van de secretaris.