ECLI:NL:TGZREIN:2022:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/3497

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2022:17
Datum uitspraak: 20-04-2022
Datum publicatie: 20-04-2022
Zaaknummer(s): E2021/3497
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Psychiater wordt onder meer verweten dat zij haar expertise heeft ingezet voor een ongefundeerde verklaring over klager, haar artsentitel heeft misbruikt en het vertrouwen in de beroepsgroep heeft geschaad. Deze klachtonderdelen zijn gegrond. Verwijten rond het benoemen van strafrechtelijke feiten in de verklaring en het meewerken aan het ontnemen van de voogdij van klager zijn deels gegrond. Verwijt dat de psychiater zich heeft laten misleiden door een belanghebbende collega (ex-partner van klager) is ongegrond. Klacht deels gegrond, waarschuwing

Uitspraak: 20 april 2022

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR

DE GEZONDHEIDSZORG ‘S-HERTOGENBOSCH

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 27 september 2021 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

psychiater

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. M.M. Kok te Eindhoven

1.         Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift en de aanvulling(en) daarop
  • het verweerschrift
  • nagekomen stukken van klager, ontvangen op 2 maart 2022.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondeling vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 16 maart 2022 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster (die via Webex aanwezig was) werd bijgestaan door haar gemachtigde. Via Webex is de collega van verweerster als getuige gehoord. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer E2021/3498 nu het eenzelfde feitencomplex en gelijkluidende klachten betrof, evenwel gericht tot een andere zorgverlener.

2.         De feiten

2.1       Klager is de ex-partner van een collega van verweerster. Klager en zijn ex-partner zijn in een echtscheiding verwikkeld. Daarnaast speelt een voogdijzaak tussen klager en zijn ex-partner over de voogdij van hun minderjarige kind.

2.2       Verweerster heeft op enig moment, op verzoek van de hiervoor genoemde collega, samen met de verweerder in de tuchtklacht met nummer E2021/3498 (verder te noemen ‘de derde’) een verklaring (hierna: ‘de verklaring’) geschreven. De collega mocht deze verklaring gebruiken zoals zij nodig vond en deze verklaring naar eigen inzicht inzetten.

2.3       De verklaring luidt, voor zover thans van belang, als volgt (alle citaten zijn inclusief eventuele taal- en typfouten):
“(…)
Bij dezen willen wij over onze goed functionerende en gewaardeerde collega, [naam collega], verklaren dat er geen enkele aanwijzingen zijn dat zij zich ooit ongeoorloofd toegang heeft verschaft tot medicatie en dat dit anders grondig zou zijn onderzocht.

Zij is een integere collega die door haar ex-partner [naam klager] en zijn verstandelijk beperkte broer, op verschillende wijzen is lastiggevallen op het werk wat haar werkzaamheden verstoorde. Zo heeft [naam klager] op 21 oktober 2020 zich ongeautoriseerd toegang verschaft tot de eerste etage van de Crisisdienst en heeft de broer van [naam klager] naar de Crisisdienst gebeld op 25 januari 2021 om [naam collega] ten onrechte in een kwaad daglicht te stellen.

Het gedrag van [naam klager] roept bij ons als psychiaters zijnde vraagtekens op. Wij hebben van [naam collega] begrepen dat de haptotherapeut en huisarts van [naam klager] uitspraken hebben gedaan over het al dan niet aanwezig zijn van  persoonlijkheidsproblematiek. Zij zijn hier niet de aangewezen professionals voor. Een gedegen onderzoek bij een onafhankelijk psychiater is wellicht van grote meerwaarde.

 

Wij vertrouwen erop dat wij u voldoende hebben geïnformeerd. (…)”

2.4       De verklaring is door verweerster ondertekend. Onder haar naam heeft zij haar beroepstitel psychiater genoteerd. Naast haar naam heeft zij een stempel van haar werkadres, met haar beroepstitel gezet.
 

3.         De klacht

Klager verwijt verweerster dat zij:

  1. haar expertise heeft ingezet ten behoeve van een ongefundeerde verklaring (zonder datum) over klager, afgegeven zonder klager gezien, gesproken of onderzocht te hebben;
  2. mogelijk zelfs strafrechtelijke feiten heeft benoemd in de verklaring, waardoor klager in ernstige problemen is gekomen c.q. had kunnen komen. Klagers reputatie is geschaad en had nog ernstiger geschaad kunnen worden;
  3. haar artsentitel en expertise/bevoegdheid als psychiater heeft misbruikt;
  4. het aanzien van en vertrouwen in haar vak en de medische beroepsgroep op ernstige wijze heeft geschaad;
  5. getracht heeft mee te werken aan het ontnemen van de voogdij van klager, zonder enige verificatie van feiten;
  6. zich heeft laten misleiden door een belanghebbende collega (ex-partner van klager) zonder zelf onderzoek te doen.

4.         Het standpunt van verweerster

4.1       Verweerster heeft primair aangevoerd dat zij van mening is dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat klager niet valt in de categorie van belanghebbenden die een klacht kunnen indienen op grond van de regels van het klachtrecht.

4.2       Verweerster heeft daarnaast aangevoerd dat zij en de derde in de verklaring enkel duidelijk hebben willen maken dat zij geen twijfel hebben omtrent het functioneren van hun collega. Daarnaast hebben zij duidelijk willen maken dat het gedrag van klager zorgelijk is te noemen. Verweerster heeft aangegeven dat het achteraf gezien niet verstandig is geweest om in de verklaring in te gaan op signalen over het gedrag van klager. Verweerster benadrukt dat zij geen verklaring heeft gegeven, of in ieder geval niet heeft willen geven, over de psychische gesteldheid van klager. Zij is van mening dat zij op geen enkele wijze het vertrouwen in de beroepsgroep heeft beschaamd. Zo heeft verweerster ook geen invloed gehad op de wijze waarop de verklaring werd gebruikt. Zij heeft de verklaring geschreven voor de collega opdat zij deze kon inzetten op het moment dat de collega dat nodig achtte. Verweerster was zich bewust van de mogelijkheid dat deze verklaring in een gerechtelijke procedure kon worden overgelegd of op andere wijze door de collega kon worden ingezet. Verweerster heeft aangegeven dat zij, achteraf bezien, anders had moeten handelen en dat zij zich wellicht wat heeft laten meeslepen door haar collega. Dat neemt overigens niet weg dat de bedoeling steeds is geweest aan te geven dat haar collega van onbesproken gedrag is.

5.         De overwegingen van het college

De niet-ontvankelijkheid

5.1       Het college is van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn klacht. De tuchtnormen van artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt en diens naaste betrekkingen (de eerste tuchtnorm, artikel 47 lid 1 onder a Wet BIG), maar ook ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm, artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG).

Klager verwijt verweerster – kort gezegd – dat zij ten onrechte en vanuit haar professie als psychiater een verklaring heeft opgesteld. Verweerster verleende immers geen zorg aan klager of aan een andere in de verklaring genoemde betrokkene. Het college is van oordeel dat het handelen van verweerster valt onder de genoemde tweede tuchtnorm omdat zij de verklaring heeft opgesteld in haar hoedanigheid en deskundigheid van psychiater. Dat blijkt zowel uit de tekst van de verklaring zelf, waarin zij benoemt dat zij en de derde zich “als psychiaters” zorgen maken, als uit de ondertekening van de verklaring, waarin nogmaals wordt verwezen naar haar professie als psychiater met haar beroepstitel.

Klachtonderdelen 1, 3 en 4

5.2       Het college ziet redenen de klachtonderdelen 1, 3 en 4 gezamenlijk te behandelen vanwege hun onderlinge samenhang. Vast staat dat klager geen patiënt was van verweerster en verweerster ook niet op andere gronden haar expertise als psychiater ten behoeve van klager heeft ingezet. Ook staat vast dat verweerster in de verklaring verschillende keren heeft gewezen op haar hoedanigheid van psychiater. Daarmee heeft verweerster kennelijk beoogd aan de verklaring meer gewicht te geven dan in het geval zij de verklaring slechts als collega in neutrale zin of als vriend zou hebben opgesteld. Hoewel verweerster nog heeft aangevoerd dat zij deze impact van haar expertise als psychiater niet daadwerkelijk heeft beoogd, had zij zich daarvan naar het oordeel van het college wel bewust van kunnen en moeten zijn. Verweerster heeft immers de verklaring geschreven met de bedoeling dat deze door de collega kon worden ingezet als de collega dit noodzakelijk vond. Daaronder moet tevens, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de collega die ook bij verweerster bekend waren, de mogelijkheid worden begrepen dat de verklaring zou kunnen worden ingebracht in een gerechtelijke procedure. De verklaring zou daarmee voorzienbaar een bepaalde status kunnen krijgen.

5.3       Omdat verweerster van de collega had begrepen dat andere artsen uitspraken hadden gedaan over een al dan niet aanwezig zijn van persoonlijkheidsproblematiek, heeft verweerster tevens gewezen op een onderzoek door een onafhankelijk psychiater. Daarmee heeft verweerster iets gezegd over mogelijk bestaande persoonlijkheidsproblematiek. In samenhang met de verwijzing naar haar eigen professionaliteit kan daaruit door een derde gemakkelijk worden opgemaakt dat klager wellicht niet de goede behandeling volgde.  Verweerster heeft klager, zo is al vastgesteld, nooit onderzocht en dus ook geen onderzoek gedaan naar de vraag of mogelijk sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, maar een opmerking hierover van de collega kennelijk voor waar aangenomen en daarop ook nog een advies uitgebracht. Verweerster heeft zich in de verklaring bovendien uitgelaten over de mentale toestand van de broer van klager. Ook de broer is nooit door verweerster onderzocht. Verweerster heeft aangegeven dit te hebben opgemerkt naar aanleiding van informatie over de broer die door de betreffende collega was gegeven.

Het college is van oordeel dat het een goede beroepsbeoefenaar niet betaamt om op deze manier haar professionele hoedanigheid in te zetten om een collega te helpen of over derden een persoonlijk oordeel te geven met de suggestie van professionaliteit.

5.4       Het college begrijpt dat verweerster enkel haar collega heeft willen helpen door de kennelijk door klager in een andere procedure geuite beschuldigingen te weerspreken. Hoewel deze intentie uit de eerste alinea van de verklaring nog wel valt op te maken, heeft verweerster zich uiteindelijk niet beperkt tot een dergelijke feitelijke weergave. Daarmee vormt de intentie waarmee de verklaring is geschreven geen rechtvaardiging voor het onjuiste handelen van verweerster. Door haar handelen heeft verweerster het vertrouwen in haar vak en de medische beroepsgroep geschaad. Zij heeft haar expertise gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is bedoeld, waardoor feitelijk sprake is van misbruik van de beroepstitel. Het college acht de klachtonderdelen 1, 3 en 4 gegrond.

Klachtonderdeel 2

5.5       Het college stelt vast dat verweerster de gedragingen zoals in de verklaring beschreven, niet zelf heeft waargenomen. Zij heeft deze gedragingen van horen zeggen. Het college is van oordeel dat, hoewel de uitlatingen over het handelen van klager niet zien op een medische beoordeling, verweerster deze gedragingen niet had moeten benoemen. Verweerster heeft ook niet verklaard dat zij deze gedragingen niet zelf heeft waargenomen, terwijl zij met het benoemen van haar beroepstitel wel een extra gewicht aan deze gedragingen heeft toegekend. In zoverre is ook deze klacht gegrond.

5.6       Het college kan niet opmaken dat in de verklaring wordt verwezen naar mogelijk strafbare feiten die door klager zouden zijn gepleegd en het college kan ook niet vaststellen dat klager door het verwijzen naar deze handelingen, mogelijk in problemen had kunnen komen. In zoverre is dit klachtonderdeel dan ook ongegrond. 

Klachtonderdeel 5

5.7       Het college acht het aannemelijk dat verweerster zich bewust is geweest van de mogelijkheid dat de verklaring zou worden ingebracht in een gerechtelijke procedure. Verweerster was zich, zo blijkt uit hetgeen zij naar voren heeft gebracht, ook ervan bewust dat de verklaring op enigerlei wijze zou kunnen worden ingezet als de collega dat zelf nodig vond. Daarnaast was zij bekend met de situatie waarin klager en zijn ex-partner zich bevonden. Vast staat ook dat verweerster, zo is hiervoor reeds overwogen, geen van de gestelde feiten zelf heeft geverifieerd. Dat verweerster heeft getracht mee te werken aan het ontnemen van de voogdij van klager kan het college echter niet volgen. Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld in een gerechtelijke procedure, waarbij de voogdij van het kind van klager en zijn ex-partner wordt beoordeeld. Een dergelijke procedure is een met voldoende waarborgen omklede gerechtelijke procedure waarbij door een rechter een zelfstandig oordeel wordt gevormd. Niet gezegd kan worden dat verweerster de intentie had om ontneming van de voogdij te bewerkstelligen. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond. Voor zover het klachtonderdeel ziet op het niet verifiëren van de gedragingen en geestelijke gesteldheid van klager en zijn broer, is het klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdeel 6

5.8       Het college is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is reeds omdat verweerster zelf heeft aangegeven niet te zijn misleid door haar collega en daarvan ook verder niet is gebleken.


De maatregel

5.9       Gelet op al het vorenoverwogene dient de klacht als grotendeels gegrond te worden verklaard. De gegrondverklaring van de klacht rechtvaardigt de oplegging van een maatregel. Bij het bepalen van de maatregel is rekening gehouden met het volgende.

5.10     Verweerster heeft ter zitting aangegeven dat zij zich wellicht door de emoties van de collega heeft laten leiden en haar heeft willen helpen. De collega werd immers volgens verweerster beschuldigd van zaken die zij niet had gedaan. Verweerster heeft zich op de zitting toetsbaar opgesteld en aangegeven in de toekomst een dergelijke verklaring niet meer op te stellen, anders zal handelen en bij een verzoek als gedaan door de collega eerst met anderen in overleg te treden om dat verzoek te toetsen. Het college is van oordeel dat zij heeft gehandeld vanuit oprechte zorgen over haar collega en heeft er vertrouwen in dat zij in de toekomst anders zal handelen. Dit alles zorgt ervoor dat aan verweerster de maatregel van een waarschuwing zal worden opgelegd. 

5.11     Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing worden gepubliceerd.
 

6.         De beslissing

Het college:

  • verklaart de klachtonderdelen 1, 3 en 4 gegrond;
  • verklaart de klachtonderdelen 2 en 5 gedeeltelijk gegrond;
  • legt verweerster daarvoor de maatregel van waarschuwing op;
  • wijst de klacht voor het overige af;
  • bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift ‘Medisch Contact’.

Aldus beslist door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths, voorzitter, J. Koster en P.D. Meesters, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.I.M. de Haan, secretaris, en uitgesproken door mr. E.P. van Unen op 20 april 2022 in aanwezigheid van de secretaris.