ECLI:NL:TGZREIN:2022:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/3231

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2022:16
Datum uitspraak: 13-04-2022
Datum publicatie: 20-04-2022
Zaaknummer(s): E2021/3231
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De taakgedelegeerde van de bedrijfsarts wordt onder meer verweten dat voor klager niet duidelijk was dat zij taakgedelegeerde van de bedrijfsarts was, dat er geen officieel rapport is opgemaakt en dat het rapport onjuist is. De taakgedelegeerde doet een beroep op niet-ontvankelijkheid. Het handelen van de taakgedelegeerde heeft weerslag gehad op de individuele gezondheidszorg. Zij heeft de werkzaamheden van de bedrijfsarts, die primair tot taak heeft het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van de werknemer, onder zijn verantwoordelijkheid verricht. Klager is ontvankelijk in zijn klacht. Uit het Standpunt Delegatie van taken door de bedrijfsarts en supervisie van de NVAB volgt dat er op de taakgedelegeerde een informatieplicht rust met betrekking tot de taakdelegatie. Het college kan niet vaststellen dat de taakgedelegeerde niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. Dat aan klager medicatie wordt verstrekt, behoort niet in een terugkoppeling te worden vermeld. De terugkoppeling is opgesteld door de taakgedelegeerde, maar te beschouwen als afkomstig van de bedrijfsarts. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing over de op 6 juli 2021 ontvangen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

fysiotherapeut

destijds werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. L.A.M. Plantaz-Degen te Leusden

1.         Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift;  
  • de brief van 28 juli 2021 van de secretaris aan klager;
  • de brief van klager ontvangen op 4 augustus 2021;
  • het verweerschrift;
  • het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek gehouden op 15 december 2021;
  • de brief van de gemachtigde van verweerster ontvangen op 20 januari 2022;
  • de afbeelding van een WhatsApp-bericht van klager aan verweerster met begeleidende brief ontvangen van de gemachtigde van verweerster op 9 februari 2022;
  • een e-mailbericht van klager aan de secretaris ontvangen op 9 februari 2022.

De klacht is ter openbare zitting van 16 februari 2022 behandeld, gelijktijdig met de zaak

met dossiernummer E2021/3230. Klager was met bericht afwezig. Verweerster was aanwezig. Zij werd digitaal via Webex bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

2.1 Verweerster is vanaf 6 januari 2020 in dienst bij een arbozorgorganisatie in de functie van taakgedelegeerde van de bedrijfsarts. Zij staat als fysiotherapeut in het BIG-register geregistreerd, maar verrichtte in ieder geval vanaf 6 januari 2020 geen werkzaamheden als fysiotherapeut.

2.2 Klager heeft zich ziekgemeld bij zijn werkgever.

2.3 Op 15 april 2021 heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met klager in het kader van verzuimbegeleiding. Diezelfde dag heeft verweerster een terugkoppeling geschreven aan de werkgever van klager. De terugkoppeling luidde als volgt (alle citaten inclusief taal- en typfouten):
“Op 15 april 2021 heb ik bovengenoemde werknemer gesproken tijdens het spreekuur. Hieronder volgt een kort verslag van de bevindingen en het advies naar aanleiding van het gesprek met uw werknemer.

(behandel) Advies:

Bij betrokkene zijn niet direct objectiveerbare klachten als gevolg van ziekte of gebrek vastgesteld. De oorzaak van uitval lijkt meer te liggen in  organisatorische perikelen. Het advies is om met de medewerker in gesprek te gaan om redenen van uitval gezamenlijk te bespreken en tot een werkbare oplossing te komen.

Indien u en uw medewerker met elkaar van mening verschillen over de (uitvoering) van bovenstaand advies, dan kan u en/of uw medewerker een onafhankelijk en deskundig oordeel vragen bij het UWV. (deskundigen oordeel)

Met vriendelijke groet,

[naam bedrijfsarts]

Namens deze [naam verweerster] .

4. Klager was bekend bij verweerster. Zij heeft hem in 2020 vier keer gesproken. Het eerste contact vond plaats op 19 maart 2020. In de uitnodiging van de werkgever van klager voor deze afspraak stond: “Wij nodigen u uit voor het spreekuur door de Bedrijfsarts, mevrouw [naam verweerster]. Na elk contact heeft verweerster een terugkoppeling geschreven.

3. De klacht

Klager verwijt verweerster dat:

1. zij de privacy van klager heeft geschonden, omdat zij klager ongevraagd en anoniem heeft gebeld, waarbij zij zich niet kenbaar heeft gemaakt met haar beroep en achternaam;

2. voor klager niet duidelijk was dat zij taakgedelegeerde was van de bedrijfsarts;

3. er geen officieel rapport is opgemaakt en de inhoud van het rapport niet juist is;

4. er geen reden is opgegeven waarom een fysiek spreekuur niet mogelijk was.

4. Het standpunt van verweerster

4.1 Verweerster voert aan dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht, omdat zij in haar huidige functie als taakgedelegeerde van de bedrijfsarts niet BIG-geregistreerd is. Zij staat wel als fysiotherapeut in het BIG-register ingeschreven, maar is niet meer als zodanig werkzaam.

4.2 Verweerster is sinds 6 januari 2020 als taakgedelegeerde werkzaam. Zij heeft alle bevoegdheden van een bedrijfsarts en mag dus zelfstandig gesprekken voeren met werknemers. Verweerster dient wel haar adviezen ter goedkeuring aan de bedrijfsarts voor te leggen.

4.3 Verweerster heeft klager voor het eerst op 19 maart 2020 gesproken. Tijdens het telefonisch contact heeft zij haar naam en functie genoemd en het re-integratieproces en de rol die zij daarin heeft, uitgelegd. Verweerster geeft deze informatie altijd bij het eerste gesprek. Volgens haar was het voor klager dan ook duidelijk met wie hij te maken had. Bovendien was het volgens verweerster voor klager duidelijk waarom er geen fysiek spreekuur plaatsvond. Tijdens het telefonisch contact op 19 maart 2020 heeft zij klager ervan op de hoogte gebracht dat de spreekuren vanwege de coronapandemie niet fysiek plaatsvinden. 

4.4 Klager heeft steeds een uitnodiging ontvangen met informatie over het moment waarop er contact met hem zou worden opgenomen en door wie. Hij was dus bekend met het feit dat er een gesprek zou plaatsvinden. De uitnodigingen werden door de werkgever met behulp van een geautomatiseerd systeem verstuurd. Verweerster kon een uitnodiging niet zelf versturen en ook niet aanpassen. Hetzelfde geldt voor de terugkoppeling. Ook dit document werd door de werkgever via het systeem verstuurd. De terugkoppeling bestond uit een automatisch gegenereerd format. Alleen het advies in de terugkoppeling is door verweerster geschreven. De overige tekst kon zij niet aanpassen dan wel wijzigen.

4.5 Verweerster kreeg vanuit de werkgever de instructie om anoniem te bellen om te voorkomen dat werknemers rechtstreeks contact kunnen opnemen. Dit zorgt namelijk voor onnodige werkdruk.

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid

5.1 Voor de ontvankelijkheid van een bij een tuchtcollege ingediende klacht is (onder meer) vereist dat de gedragingen waarover wordt geklaagd worden bestreken door de eerste dan wel de tweede tuchtnorm, neergelegd in artikel 47, eerste lid, van de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). Bij de eerste tuchtnorm (eerste lid, onder a) gaat het om handelen of nalaten in strijd met de zorg die de beroepsbeoefenaar in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt en diens naaste betrekkingen. Bij de tweede tuchtnorm (eerste lid, onder b) gaat het om enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Deze tweede tuchtnorm ziet op alle gedragingen die niet onder de eerste tuchtnorm vallen, maar die wel in strijd zijn met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. 

5.2. Het college stelt vast dat verweerster in haar functie van taakgedelegeerde van de bedrijfsarts niet heeft gehandeld in haar hoedanigheid van fysiotherapeut. Om die reden kunnen de verweten gedragingen niet worden ondergebracht onder de eerste tuchtnorm.

5.3. Voor het handelen in strijd met de tweede tuchtnorm is vereist dat het handelen voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg (het zogeheten ‘weerslagcriterium’). Volgens artikel 1 van de Wet BIG wordt in deze wet onder individuele gezondheidszorg verstaan de zorg die rechtstreeks betrekking heeft op een persoon en ertoe strekt diens gezondheid te bevorderen of te bewaken, het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen, waaronder geneeskunst. Naar het oordeel van het college heeft verweerster handelingen verricht op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Zij heeft de werkzaamheden van de bedrijfsarts, die primair tot taak heeft het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van de werknemer, onder zijn verantwoordelijkheid verricht. Deze werkzaamheden zien op de verzuimbegeleiding en komen er onder meer op neer dat een oordeel wordt gevormd over de medische gronden voor arbeids(on)geschiktheid en een (voorlopig) advies wordt gegeven over de medische belastbaarheid van een werknemer c.q. medische mogelijkheid tot werkhervatting. Gelet op dit alles kan worden vastgesteld dat het handelen van verweerster weerslag heeft gehad op de individuele gezondheidszorg. Klager is daarmee ontvankelijk in zijn klacht.

Inhoudelijke beoordeling van de klacht

5.4. De vraag die het college moet beantwoorden is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar mocht worden verwacht. De norm daarvoor is de redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsbeoefenaar. Het college houdt bij de beoordeling rekening met de wetenschappelijke inzichten op het moment van de zorgverlening. Ook gaat het college uit van de op dat moment geldende beroepsnormen. In dit geval is verweerster tuchtrechtelijk aangesproken, omdat zij als fysiotherapeut in het BIG-register staat vermeld en dus als fysiotherapeut onder het tuchtrecht valt. Het haar verweten handelen heeft echter geen betrekking op haar handelen als fysiotherapeut maar als taakgedelegeerde van de bedrijfsarts. Naarmate het handelen van verweerster minder verband houdt met de hoedanigheid van fysiotherapeut moet het verweten handelen van grotere ernst zijn om nog de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat verweerster niet de zorg heeft verleend die van haar mocht worden verwacht.  

Klachtonderdeel 1 en 2

De klachtonderdelen 1 en 2 lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

5.5. Klager verwijt verweerster dat zij hem ongevraagd en met een anoniem nummer heeft gebeld. Verweerster heeft aangegeven dat de werkgever haar de instructie had gegeven om anoniem te bellen. Het college acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster klager met een anoniem nummer heeft gebeld. Dit was het beleid van de werkgever. Het is ook verdedigbaar dat de werkgever dit beleid had en ook niet ongebruikelijk dat ervoor wordt gekozen om met een anoniem nummer te bellen.

Naar het oordeel van het college kan verweerster niet worden verweten dat zij ongevraagd contact met klager heeft opgenomen. Na een ziekmelding is immers sprake van verplichte verzuimbegeleiding. 

5.6. In het Standpunt Delegatie van taken door de bedrijfsarts en supervisie van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) van juni 2020 (hierna: het Standpunt) is aangegeven dat de bedrijfsarts en taakgedelegeerde de werknemer dienen te informeren over de taakdelegatie op een zodanige wijze dat de functie en specifieke taak van de taakgedelegeerde duidelijk is voor de werknemer en hij weet wie de verantwoordelijke bedrijfsarts is. De informatieplicht rust primair op de bedrijfsarts, maar ook de taakgedelegeerde moet hier duidelijk over zijn.

5.7. Het college kan niet vaststellen dat verweerster niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. Volgens klager heeft verweerster op 15 april 2021 verteld dat zij bedrijfsarts was. Verweerster stelt dat zij tijdens dit telefonisch contact haar naam en functie heeft genoemd en haar rol in het re-integratieproces heeft uitgelegd, omdat zij dit altijd doet. Nu verweerster klager in 2020 vier keer heeft gesproken en niet is gesteld of gebleken dat klager hier eerder een punt van heeft gemaakt, is er voor het college onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat verweerster een informatieplicht zou hebben geschonden. Verweerster heeft verder opgemerkt dat zij gebruik moest maken van de aan haar ter beschikking gestelde systemen van de arbodienst. In het verleden zou zij meermaals (zonder resultaat) bij de arbodienst hebben aangegeven dat in de terugkoppelingen de functie niet onder de naam wordt vermeld. Naar het oordeel van het college had verweerster ter voorkoming van elk misverstand er goed aan gedaan om in het tekstgedeelte bedoeld voor het advies te vermelden dat sprake was van taakdelegatie en wat haar functie en die van de bedrijfsarts was, maar dit nalaten is van onvoldoende gewicht om verweerster een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Ook het feit dat in de uitnodiging van 12 maart 2020 stond vermeld dat klager een afspraak heeft met de bedrijfsarts, gevolgd door de naam van verweerster, valt haar niet aan te rekenen. De uitnodigingen werden door de werkgever met behulp van een geautomatiseerd systeem verstuurd. Verweerster was daarbij niet betrokken. Het college begrijpt wel dat dit bij klager voor verwarring en onduidelijkheid heeft gezorgd.

5.8. Van een op 15 april 2021 geldende (actieve) verplichting om de voorletters te vermelden, is geen sprake. Voor zover klager heeft bedoeld te klagen over het feit dat verweerster niet heeft vermeld dat zij als fysiotherapeut in het BIG-register staat ingeschreven, oordeelt het college dat er ook op dit punt voor verweerster geen verplichting bestond om klager dit mede te delen dan wel ergens te vermelden. Verweerster handelde niet in haar hoedanigheid van fysiotherapeut.

Het college acht de klachtonderdelen 1 en 2 met inachtneming van de onder 5.4 genoemde maatstaf ongegrond.

Klachtonderdeel 3

5.9. Klager verwijt verweerster dat de inhoud van de terugkoppeling van 15 april 2021 niet juist is. Voor zover klager daarmee heeft bedoeld dat daarin niet is vermeld dat aan klager medicatie is voorgeschreven, overweegt het college het volgende. Uit de Leidraad Bedrijfsarts en privacy van de NVAB van oktober 2019 (hierna: de Leidraad) volgt dat een bedrijfsarts – en daarmee ook diens taakgedelegeerde (in dit geval verweerster) – zich bij het verstrekken van gegevens dient te beperken tot wat gelet op het doel waarvoor de gegevens worden uitgewisseld noodzakelijk is, ook als de bedrijfsarts toestemming heeft van de werknemer. De bedrijfsarts mag uitsluitend die gegevens verstrekken die van belang zijn voor de inzetbaarheid van de werknemer zoals beperkingen, mogelijkheden en verwachte duur van het verzuim. Informatie over medicatie valt niet onder de in de Leidraad bedoelde noodzakelijke gegevens. Dat is dan ook informatie die niet in een terugkoppeling behoort te worden vermeld, omdat daarmee de geheimhoudingsverplichting ten opzichte van desbetreffende werknemer wordt geschonden. Ook de mededeling van klager dat zijn werkgever zich niet aan de wet houdt, is geen noodzakelijke informatie als bedoeld in de Leidraad. Gelet hierop kan naar het oordeel van het college niet worden geoordeeld dat de inhoud van de terugkoppeling onjuist is. Ook anderszins is naar het oordeel van het college niet gebleken dat hiervan sprake is.

5.10. Klager stelt zich op het standpunt dat de terugkoppeling van 15 april 2021 geen officieel rapport is, onder meer omdat het niet is opgesteld door een bedrijfsarts. Het college volgt klager hierin niet. Het is weliswaar verweerster geweest die de terugkoppeling heeft opgesteld, maar de terugkoppeling is te beschouwen als afkomstig van de bedrijfsarts onder wiens verantwoordelijkheid verweerster de terugkoppeling heeft geschreven. Dat de terugkoppeling niet per post naar klager is verstuurd, heeft niet tot gevolg dat de terugkoppeling niet als officieel rapport kan worden aangemerkt en is ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. 

Het college acht klachtonderdeel 3 ongegrond.

Klachtonderdeel 4

5.11. Klager verwijt verweerster dat het gesprek op 15 april 2021 telefonisch heeft plaatsgevonden en dat zij geen reden heeft opgegeven waarom een fysiek spreekuur niet mogelijk was. Het college acht het verdedigbaar dat klager, gezien de bijzondere omstandigheid waarin de gezondheidszorg zich vanwege de coronapandemie bevond, niet is opgeroepen voor een fysiek consult. Dat de specifieke situatie van klager aanleiding gaf om toch een fysiek consult te laten plaatsvinden, is niet gebleken. Een fysiek consult was dan ook niet vereist. Overigens geldt ook dat het aan verweerster is om te bepalen of zij een fysiek consult, telefonisch consult of videoconsult geschikt acht. Er is geen voorschrift dat een bepaalde vorm van consult dwingend voorschrijft, omdat die beter zou zijn dan een andere. Het college kan daarom de vraag of verweerster klager al of niet heeft geïnformeerd over de reden dat een fysiek spreekuur niet mogelijk was in het midden laten.

Het college acht ook klachtonderdeel 4 ongegrond.

6.         De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door T. Zuidema, voorzitter, J.L. Keijzer en S.E. Dekker, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van D. van Grootveld, secretaris, en uitgesproken door E.P. van Unen op 13 april 2022 in aanwezigheid van de secretaris.