ECLI:NL:TGZRAMS:2022:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3514
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2022:79 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-06-2022 |
Datum publicatie: | 21-06-2022 |
Zaaknummer(s): | A2021/3514 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een huisarts, werkzaam in de P.I.. Klager vindt dat de huisarts ten tijde van zijn detentie op verkeerde gronden oordeelde dat klager licht werkzaamheden kon verrichten. Verweerder heeft toegelicht dat de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid door het UWV anders is dan de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid binnen een PI. In de PI gaat het om dagbesteding die bestaat uit eenvoudige en laag belastende werkzaamheden gedurende een aantal uren per dag. Het college is van oordeel dat verweerder tijdens het consult voldoende en adequaat onderzoek heeft gedaan en op basis van dit onderzoek op dat moment tot zijn beleid heeft kunnen komen. Overige klachtonderdelen eveneens ongegrond. |
Kenmerk: A2021/3514
Datum uitspraak: 21 juni 2022
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam heeft de volgende
beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, huisarts,
destijds werkzaam als justitieel arts te D
verweerder,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 28 september 2021;
- aanvullend klaagschrift per e-mail van 20 oktober 2021;
- het verweerschrift met bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 3 maart 2022 gehouden vooronderzoek;
- reactie van verweerder van 31 maart 2022 op het mondeling vooronderzoek.
1.2 De klacht is op de openbare zitting van 10 mei 2022 in het Paleis van Justitie in Den Haag behandeld. Klager is verschenen met zijn vertrouwenspersoon, E. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. De feiten
2.1 Klager verbleef in Penitentiaire Inrichting (hierna: PI) F in D. Verweerder is
als huisarts en justitieel geneeskundige werkzaam geweest in deze PI. Verweerder was
van 21 augustus 2020 tot en met 21 juni 2021 betrokken bij de behandeling van klager.
2.2 Klager is op 31 augustus 2020 bij verweerder geweest. In het medisch dossier is
wat betreft dat consult het volgende genoteerd:
’31-8-2020
S C, ha: Heeft al jaren last van schouder/nekpijnen li. Geeft aan artrose in zijn
rug te hebben. Ging hiervoor in de G naar de fysio en gebruikte zo nodig Arcoxia.
Vraagt om een foto. Geen uitstraling naar de armen.
O Normale ROM van de nek, geen pijnklachten bij rotatie nek tegen weerstand li/re
Rechte rug, geen slapijnen over de wervels, geen uitvalsverschijnselen/armen benen,
geen pijn bij druk verhogende momenten. (…)
P Verwijzing fysio (…)
S C, ha: Nieuwe inkomst. Eerder in de G chronisch Temazepam 10 gekregen in verband
met slaapproblemen. Zou dit hier ook willen. Gebruikt buiten niets.
P Uitleg, hier geen chronische voorschriften van benzo’s. Het best is niets te gebruiken
en slaaphygiene te optimaliseren. Andere medicatie die wel langere tijd genomen kan
worden besproken, gaat mirtazapine 15 mg AN proberen, duidelijk uitgelegd dat het
een mild antidepressivum met sederende eigenschappen is. Graag met bijsluiten gever.
Evalueren over 2 weken.
2.3 Op 21 augustus 2020 heeft klager een toestemmingsverklaring ondertekend voor het
opvragen van informatie bij zijn eigen huisarts. Hierover is in het medisch dossier
het volgende genoteerd:
‘(…) blijkt uit eerdere rapportage daar uitgeschreven. (…)’
2.4 Nadien heeft verweerder bericht ontvangen van de fysiotherapeut. Daarin staat
onder andere:
‘(…) Manipulaties CTO + costovertebraal
Met meneer afgesproken dat bij deze chronische pijnklachten veelvuldig behandelen
geen meerwaarde heeft. Afspraak is dat als hij last krijgt, hij contact opneemt en
we kortdurend behandelen. Behandeling afsluiten. (…)’
2.5 Klager is op 1 maart 2021 opnieuw bij verweerder geweest. In het medisch dossier
is wat betreft dat consult het volgende genoteerd:
’1-3-2021
S C, ha: Staat op voor evaluatie van zijn oren, maar eist al snel AO, want is dit
buiten ook. Heeft chronische rug- nekklachten, wilt werken wanneer hij geen klachten
heef. Als ik aan hem aangeef dat ik aan de hand van mijn bevindingen (dossier, eerder
lichamelijk onderzoek, overleg met fysiotherapeut) hier geen medische reden voor zie
(gedurende zijn hele detentie verleden zie ik nergens dat hij eerder AO gekregen heeft)
staat hij hier niet voor open. Als ik vervolgens aan patient vraag waarom hij buiten
destijds arbeidsongeschikt verklaard is wil hij hier niet over uitwijden.
O Niet coöperatief, staat niet open voor onderbouwing, wilt zelf ook niet onderbouwen.
Uit op AO. Loopt vlot binnen, geen zichtbare pijnklachten, geen beperkingen in gebruik
van armen en/of benen. (…)
P Nogmaals aan patient uitgelegd dat ik geen reden voor AO zie. Een arbeidsongeschiktheidsverklaring
die buiten afgegeven is geldt binnen detentie niet. Binnen wordt arbeid gezien als
dagbesteding, niet als werk (de fysieke belasting is minimaal). Ik bood hem een second
opinion aan bij een collega aan, maar wil dit niet. Hij eist per direct AO of speelt
het via zijn advocaat (…)’.
2.6 Op 28 mei 2021 is er telefonisch contact opgenomen met de huisartsenpraktijk van
huisarts H. Hierover is in het medisch dossier het volgende genoteerd:
‘(…) er is niemand pat. met geboortedatum van I; dus zoals eerder gerapporteerd geen
pat. van dr. H. (…)’
3. De klacht
Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij:
1) klager zonder medisch onderzoek arbeidsgeschikt heeft verklaard voor werkzaamheden
binnen de PI, terwijl hij door het UWV honderd procent arbeidsongeschikt is verklaard;
2) ten onrechte beweert dat klager niet bij huisarts H stond ingeschreven;
3) klager niet heeft doorverwezen naar een fysiotherapeut;
4) klager geen Temazepam heeft voorgeschreven.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.
Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Het college is van oordeel dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld. Voor die beslissing acht het college het volgende van belang.
De vraag die beantwoord moet worden is of verweerder binnen de grenzen van een redelijke
bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Anders gezegd, of hij voldoende zorgvuldig
en deskundig heeft gehandeld met de kennis die verweerder op dat moment had of behoorde
te hebben.
Klachtonderdeel 1
5.2 Kort gezegd houdt de klacht in dat verweerder klager ten onrechte arbeidsgeschikt
heeft geacht voor werkzaamheden binnen de PI. Uit het medisch dossier blijkt dat verweerder
klager op 31 augustus 2020 heeft onderzocht. Hij heeft onder andere aangegeven dat
er een normale ‘range of motion (ROM)’ van de nek was en dat er geen pijnklachten
waren bij rotatie van de nek. Klager had een rechte rug, geen slagpijnen over de wervels
en geen uitvalsverschijnselen aan armen en benen. Ook is genoteerd dat klager geen
pijn had bij druk verhogende momenten. Verweerder heeft op basis van dit onderzoek
klager in staat geacht tot het verrichten van lichte werkzaamheden met aangepaste
mogelijkheden. Dat klager slechts één minuut zou zijn onderzocht, wordt door verweerder
weersproken. Het is vaste tuchtrechtspraak in gevallen als deze, waarbij de lezingen
van beide partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke feitelijk juist
is, het verwijt van klager op dat punt niet gegrond kan worden bevonden. In ieder
geval blijkt uit het medisch dossier dat verweerder klager heeft onderzocht. Het college
is van oordeel dat verweerder tijdens het consult voldoende en adequaat onderzoek
heeft gedaan en op basis van dit onderzoek op dat moment tot zijn beleid heeft kunnen
komen.
Later, op 1 maart 2021, heeft verweerder zijn beleid voortgezet, gebaseerd op het
eerdere onderzoek op 31 augustus 2020 en zijn bevindingen van die dag. Verweerder
zag namelijk dat klager vlot binnen liep, geen zichtbare pijnklachten had en geen
beperkingen had in het gebruik van zijn armen en/of benen.
Onderdeel van het verwijt is verder dat verweerder geen kennis heeft willen nemen
van een document van het UWV waaruit zou blijken dat klager 100% arbeidsongeschikt
is. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid
door het UWV anders is dan de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid binnen een PI.
In de PI gaat het om dagbesteding die bestaat uit eenvoudige en laag belastende werkzaamheden
gedurende een aantal uren per dag. Uit het medisch dossier blijkt ook dat verweerder
dit aan klager heeft uitgelegd. Dat verweerder geen kennis heeft genomen van het document
van het UWV, nog er van afgezien of klager dat aan verweerder heeft gegeven, maakt
dan ook niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Klachtonderdeel 2
5.3 Uit het medisch dossier blijkt dat er in 2019 en op 28 mei 2021 contact is opgenomen
met de huisartsenpraktijk van huisarts H. Beide keren is aangegeven dat klager niet
bij huisarts H stond ingeschreven. Ter zitting heeft klager twee brieven overgelegd
van huisarts H, gedateerd 14 november 2013 en 2 november 2021. In die brieven wordt
klager omschreven als patiënt van huisarts H. Die brieven sluiten echter niet uit
dat klager in de periode dat hij in detentie verbleef en er navraag is gedaan, niet
als patiënt van huisarts H stond ingeschreven. Verweerder kon niet meer doen dan afgaan
op de informatie die hij had ontvangen dat klager niet als patiënt van huisarts H
stond ingeschreven. Verweerder kan hiervan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden
gemaakt.
Klachtonderdeel 3
5.4 Zoals blijkt uit het medisch dossier heeft verweerder klager op 31 augustus 2020
weldegelijk verwezen naar een fysiotherapeut. Later heeft verweerder bericht ontvangen
van de fysiotherapeut dat behandeling van klagers chronische pijnklachten geen meerwaarde
had. Daarbij heeft de fysiotherapeut aangegeven dat de afspraak met klager is gemaakt
dat als hij last krijgt, hij contact kan opnemen en kortdurend wordt behandeld. Dat
klager daarna geen gelegenheid is geboden om te worden behandeld door een fysiotherapeut,
zoals klager stelt, kan niet aan verweerder worden toegerekend. Onder die omstandigheden
kan het niet aan verweerder worden verweten dat klager niet (meer) werd behandeld
door een fysiotherapeut. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel 4
5.5 Klager voert in het vierde klachtonderdeel aan dat verweerder ten onrechte niet
het medicijn Temazepam heeft voorgeschreven. Verweerder heeft tijdens het consult
op 31 augustus 2020 uitgelegd waarom hij geen Temazepam uitschreef. Temazepam wordt
namelijk in de PI niet langdurig voorgeschreven. Het college acht dit beleid niet
onredelijk. Daarbij heeft verweerder een alternatieve medicatie voorgeschreven die
wel langere tijd genomen kan worden. Dit klachtonderdeel slaagt daarom ook niet.
5.6 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klachtonderdelen geen verwijt kan worden gemaakt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).
5.7 De klacht zal ongegrond worden verklaard.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, B. van Ek en I. Weenink,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris, en uitgesproken in
het openbaar op 21 juni 2022.