ECLI:NL:TGZRAMS:2022:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021-2051-E2021/003b

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:68
Datum uitspraak: 14-06-2022
Datum publicatie: 15-06-2022
Zaaknummer(s): A2021-2051-E2021/003b
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een tandarts. Verweerder is gedurende de behandeling van klaagster vertrokken uit de praktijk. Klaagster verwijt verweerder (1) dat verweerder het medisch dossier gebrekkig heeft bijgehouden, (2) dat hij zonder enig bericht aan klaagster en zonder enige overdracht van de verdere behandeling aan een collega uit de praktijk is vertrokken en (3) dat hij er nog steeds niet voor heeft gezorgd dat zij een goed passend gebit heeft. Het college acht het eerste en tweede klachtonderdeel gegrond, het derde ongegrond. De dossiervoering is uiterst beperkt en het behandelplan erg summier. Verweerder heeft erkend dat er verschil zit in wat er in het behandelplan van klaagster staat en wat er met klaagster is besproken. Daarbij is van een adequate overdracht na zijn plotselinge vertrek geen sprake geweest. Berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 8 juni 2021 – na doorzending door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven - binnengekomen klacht van:

[A],

wonende in [B],

klaagster,

gemachtigde: mr. J.E.A.H. Verstraelen, werkzaam in Maastricht,

tegen

[C],

tandarts,

BIG-inschrijfnummer: [BIG-inschrijfnummer],

werkzaam in [D],

verweerder.

1. De procedure

1.1 Het college heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
  • een email van verweerder.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De klacht is op de openbare zittingen van 30 november 2021 en van 3 mei 2022 behandeld. Klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

1.4 De klacht is behandeld tezamen met een andere, met de klacht samenhangende,

klacht zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die bekend is onder het dossiernummer: A2021/2030.

2. Waar gaat de zaak over?

2.1 Klaagster bemerkte na het verwijderen van haar slotjesbeugel dat zij witte vlekjes op haar tanden had die niet verdwenen. Zij stoorde zich hieraan en heeft toen gekozen voor facings, die zijn geplaatst door een andere tandarts. Na verloop van tijd lieten de facings echter los en bleek dat het gebit en het tandvlees van klaagster beschadigd waren. Klaagster wilde haar gebit laten herstellen en kwam terecht bij de tandartspraktijk waar verweerder werkzaam was.

2.2 Na een eerste intake door verweerder zijn een behandelplan en een kostenoverzicht opgesteld. Klaagster is hiermee akkoord gegaan. Klaagster heeft dit plan zo begrepen dat er implantaten in de bovenkaak geplaatst zouden worden waaraan een schroefgebit zonder gehemelte bevestigd zou worden. De rest van de tanden zou intact blijven. Gedurende de eerste behandeling op 31 juli 2019 heeft verweerder vier implantaten geplaatst in de bovenkaak.

2.3 Na zes weken zou een vervolgafspraak met verweerder plaatsvinden, maar deze

afspraak werd van de zijde van de praktijk geannuleerd. De behandeling van klaagster is in verband met het vertrek van verweerder uit de praktijk overgenomen door een collega-tandarts die werkzaam was bij een nevenvestiging van de praktijk.

2.4 Klaagster heeft vervolgens op 17 oktober 2019 een consult gehad bij de collega-tandarts (verweerder in de zaak A2021/2030). De collega-tandarts heeft op basis van het behandelplan en het kostenoverzicht van verweerder de behandeling voortgezet. Op 20 november 2019 heeft de collega-tandarts twee implantaten in de onderkaak geplaatst en op 5 december 2019 heeft hij de resterende zes voortanden in het bovengebit getrokken. Hierna werd een uitneembaar klikgebit met een gehemelte in de bovenkaak geplaatst. Klaagster was niet tevreden met dit resultaat, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij een vastgeschroefde constructie geplaatst zou krijgen in de bovenkaak en geen uitneembaar klikgebit met een gehemelte. Zij heeft zich daarna terug onder behandeling bij verweerder gesteld in zijn nieuwe praktijk. Eén implantaat was niet geïntegreerd en verweerder heeft een herplaatsing hiervan gedaan. Ook werd een nieuw klikgebit gemaakt voor zowel het onder- als het bovengebit.

3. De klacht

De kern van de klacht is (1) dat verweerder het medisch dossier gebrekkig heeft bijgehouden, (2) dat hij zonder enig bericht aan klaagster en zonder enige overdracht van de verdere behandeling aan een collega uit de praktijk is vertrokken en (3) dat hij er nog steeds niet voor heeft gezorgd dat zij een goed passend gebit heeft. Door te vertrekken zonder deugdelijke overdracht is er volgens klaagster een andere behandeling bij haar uitgevoerd door de collega-tandarts dan de behandeling die zij had afgesproken met verweerder, namelijk de plaatsing van een vaste constructie en het behouden van haar voortanden.

4. Het verweer

Verweerder is van opvatting dat zijn deel van de behandeling juist is uitgevoerd en goed is gelukt. Wat betreft zijn vertrek uit de praktijk stelt verweerder dat hij - toen hij zijn aandeel in de praktijk had verkocht - nog enige tijd aan de praktijk verbonden is gebleven. Daarna is hij definitief vertrokken, waarbij hij in de veronderstelling was dat de manager van de praktijk de overdracht van zijn patiënten naar de andere tandartsen van de praktijk zou regelen. Voor verweerder was de klacht een verrassing. Hij verkeerde op basis van de informatie van de tandtechnicus in de veronderstelling dat klaagster tevreden was. Zij heeft zich ook niet bij hem met klachten over het gebit gemeld. Voor zover nodig gaat het college hierna verder in op het verweer.

Verweerder heeft ten slotte opgemerkt dat hij naar aanleiding van het verhandelde tijdens de eerste zitting alsnog een verweerschrift heeft ingediend dat blijkbaar niet door het tuchtcollege is ontvangen. Hij acht zich echter niet in zijn verdediging geschaad, omdat hij hetgeen hij in het verweerschrift heeft opgenomen ter zitting naar voren heeft gebracht.

5. De beoordeling door het college

2.1 Het college beoordeelt of verweerder iets heeft gedaan of heeft nagelaten in strijd

met de zorg die van hem verwacht mag worden. Dat is een zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is een redelijke bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling houdt het college rekening met de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.

Klachtonderdelen 1 en 2: Gebrekkige dossiervoering en onvoldoende overdracht

5.2. De klachten 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze klachten slagen. De dossiervoering is uiterst beperkt. Zelfs het gebruikte implantaatsysteem is niet vermeld. Daarbij komt het volgende. Klaagster was in de veronderstelling dat zij een vaste constructie zonder gehemelteplaat zou krijgen en dat haar voortanden (boven en beneden) behouden zouden blijven. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat dit inderdaad de bedoeling was. Hij heeft aangegeven dat er 6 implantaten in de bovenkaak geplaatst zouden worden waaraan een vaste constructie vastgemaakt zou worden. Uit het behandelplan volgt echter – naar verweerder ter zitting ook heeft erkend - dat geen vaste constructie maar een klikgebit zou worden geplaatst. Verweerder heeft erkend dat er verschil zit in wat er in het behandelplan van klaagster staat en wat er met klaagster is besproken. Volgens verweerder had hij meerdere behandelplannen achter de hand en wilde hij gedurende de behandeling bepalen welke optie het meest geschikt was voor klaagster. Het college volgt verweerder hierin niet. Uitgangspunt bij een behandelplan is dat hierin wordt neergelegd wat tussen arts en patiënt is afgesproken. Dat is hier niet gebeurd. Het is mogelijk dat gedurende de behandeling blijkt dat bijstelling van een plan wenselijk of noodzakelijk is. Dit is echter geen rechtvaardiging om in het behandelplan niet de tussen klaagster en verweerder gemaakte afspraken op een ook voor de patiënt duidelijke wijze neer te leggen. In dit geval klemde dit temeer nu van een adequate overdracht na zijn plotselinge vertrek geen sprake is geweest. Verweerder kan zich daarvoor niet verschuilen achter de praktijkmanager. Hij had zich ervan moeten vergewissen dat de overdracht op adequate wijze zou plaatsvinden

Klachtonderdeel 3: Er is nog steeds geen sprake van een goed passend gebit

5.3 Dit klachtonderdeel treft geen doel. Het college heeft geen aanwijzing dat de mededeling van verweerder dat hij van de tandtechnicus heeft vernomen dat klaagster tevreden was met het gebit niet op waarheid berust. Klaagster heeft zich niet tot verweerder gewend met klachten over het gebit. In zo’n situatie kan niet van verweerder worden verwacht dat hij navraagt bij klaagster of het gebit aan haar verwachtingen voldoet. Klaagster heeft het college ook geen duidelijk inzicht verschaft in de aard van haar klachten omtrent het gebit.

Maatregel

5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond zijn. Het

college overweegt met betrekking tot de op te leggen maatregel als volgt. Verweerder is ernstig tekortgeschoten. Hij heeft in het behandelplan andere afspraken neergelegd dan overeengekomen met klaagster. Deze handelwijze is reeds bezien op zichzelf onjuist en verwerpelijk. Hij heeft bij het verlaten van zijn praktijk er ook niet voor gezorgd dat het voor de opvolgend behandelaar duidelijk was welke afspraken er met klaagster in afwijking van het behandelplan waren gemaakt. Het college rekent hem hierbij aan dat hij reeds bij het opstellen van het behandelplan waarin niet de juiste afspraken waren vermeld moet hebben geweten dat hij de praktijk op korte termijn zou verlaten, zodat hij zich de risico’s van deze handelwijze voor klaagster en de opvolgend behandelaar heeft moeten voorzien. Nu aan verweerder niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, is het college van oordeel dat nog net kan worden volstaan met het opleggen van een berisping.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond;
  • verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond;
  • legt aan de tandarts de maatregel van berisping op.

Aldus beslist door:

J. Brand, voorzitter,

B.D. Stibbe, R. Müller en J.M.W. Croes, leden-tandarts,

J.C.J. Dute, lid-jurist,

bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris voorzitter