ECLI:NL:TGZRAMS:2022:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2030-E2021/003a

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:67
Datum uitspraak: 14-06-2022
Datum publicatie: 15-06-2022
Zaaknummer(s): A2021/2030-E2021/003a
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een tandarts. Verweerder heeft een reeds lopende behandeling van klaagster van een plots uit de praktijk vertrokken collega overgenomen. Klaagster verwijt verweerder (1) dat verweerder zonder overleg en toestemming de behandeling heeft uitgevoerd, (2) de behandeling onzorgvuldig heeft verricht en (3) de behandeling zo heeft uitgevoerd dat het een traumatische ervaring is geweest. Het college acht het eerste klachtonderdeel gegrond. Gezien het summiere behandelplan van de collega-tandarts dat meerdere invullingen openliet, had op de weg van verweerder gelegen om de behandeling te bespreken met klaagster om te bepalen of de verwachtingen van beiden hetzelfde waren. Het college acht de overige twee klachtonderdelen ongegrond. Dat klaagster de behandeling onzorgvuldig acht, vindt zijn grondslag in het verschil van opvatting over het te bereiken resultaat. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 8 juni 2021 – na doorzending door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven - binnengekomen klacht van:

[A],

wonende in [B],

klaagster,

gemachtigde: mr. J.E.A.H. Verstraelen, werkzaam in Maastricht,

tegen

[C],

tandarts,  

BIG-inschrijfnummer: [BIG-inschrijfnummer],

werkzaam in [D],

verweerder,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, werkzaam in Utrecht.

1. De procedure

1.1       Het college heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift met de bijlagen;  
  • het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • de aanvullende brief van verweerder met bijgevoegde gipsmodellen.

1.2       Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       De klacht is op de openbare zitting van 3 mei 2022 behandeld. Klaagster en verweerder, beide bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

1.4       De klacht is behandeld tezamen met een andere, met de klacht samenhangende,

klacht zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die bekend is onder het dossiernummer: A2021/2051.

2. Waar gaat de zaak over?  

2.1       Klaagster bemerkte na het verwijderen van haar slotjesbeugel dat zij witte vlekjes op haar tanden had die niet verdwenen. Zij stoorde zich hieraan en heeft toen gekozen voor facings, die zijn geplaatst door een andere tandarts. Na verloop van tijd lieten de facings los en bleek dat het gebit en het tandvlees van klaagster beschadigd waren. Klaagster wilde haar gebit laten herstellen en kwam terecht bij een collega van verweerder (verweerder in de zaak A2021/2051 en hierna: collega-tandarts) die werkte voor dezelfde praktijk als verweerder.

2.2       Na een eerste intake zijn een behandelplan en een kostenoverzicht opgesteld door de collega-tandarts. Klaagster is hiermee akkoord gegaan. Volgens klaagster is afgesproken dat er implantaten in de bovenkaak zouden worden geplaatst, waaraan een schroefgebit zonder gehemelte bevestigd zou worden. De rest van de tanden zou intact blijven. Gedurende de eerste behandeling op 31 juli 2019 heeft de collega-tandarts vier implantaten geplaatst in de bovenkaak.  

2.3 Na zes weken zou een vervolgafspraak plaatsvinden, maar deze afspraak werd van

de zijde van de praktijk geannuleerd. Nadat de collega-tandarts uit de praktijk was vertrokken heeft verweerder de behandeling van klaagster overgenomen.

2.4       Klaagster heeft op 17 oktober 2019 een consult gehad bij verweerder. Verweerder heeft op basis van het behandelplan en het kostenoverzicht van de collega-tandarts de behandeling voortgezet. In het behandelplan was geen melding gemaakt van het type implantaat. Voor verweerder is dit aanleiding geweest een vertegenwoordiger van twee bekende implantaatsystemen uit te nodigen om te bekijken welk type implantaat gebruikt is. Op 20 november 2019 heeft verweerder twee implantaten in de onderkaak geplaatst en op 5 december 2019 heeft hij de resterende zes voortanden in het bovengebit getrokken. Hierna werd een uitneembaar klikgebit met een gehemelte in de bovenkaak geplaatst. Klaagster was niet tevreden met dit resultaat, omdat zij in de veronderstelling was dat zij een vastgeschroefd gebit geplaatst zou krijgen in de bovenkaak en geen uitneembaar klikgebit met een gehemelte. Zij heeft zich daarna terug onder behandeling bij de collega-tandarts gesteld in zijn nieuwe praktijk. Eén implantaat was niet geïntegreerd en de collega-tandarts heeft een herplaatsing hiervan gedaan. Ook werd een nieuw klikgebit gemaakt voor zowel het onder- als het bovengebit.
 

3. De klacht

De kern van de klacht is (1) dat verweerder zonder overleg en toestemming de behandeling heeft uitgevoerd, (2) de behandeling onzorgvuldig heeft verricht en (3) de behandeling zo heeft uitgevoerd dat het een traumatische ervaring is geweest.

4. Het verweer

Verweerder heeft uiteengezet dat hij uit is gegaan van de begroting en het behandelplan die door de collega-tandarts zijn opgesteld. Hij heeft tijdens het eerste consult ook uitgebreid met klaagster over de behandeling gesproken. Daarenboven ging hij ervan uit dat het behandelplan met klaagster was besproken en op basis van informed consent de behandeling die door zijn collega was gestart zou worden voortgezet. Hij heeft zijn deel van de behandeling correct uitgevoerd. Hij constateerde dat de implantaten niet de meest ideale positie hadden, maar dat was terug te voeren op het behandelplan dat door de collega-tandarts was opgesteld. Verweerder kan de klacht dat de behandeling een traumatische ervaring is geweest niet volgen. Er is geen sprake van dat klaagster flauw gevallen is of dat hij te veel verdoving zou hebben gegeven. Verweerder verwijst hiervoor naar de door hem overgelegde verklaringen van aanwezigen bij de behandeling. Voor zover nodig gaat het college hierna verder in op het verweer.

5. De beoordeling door het college

5.1       Het college beoordeelt of verweerder iets heeft gedaan of heeft nagelaten in strijd 

met de zorg die van hem verwacht mag worden. Dat is een zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is een redelijke bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling houdt het college rekening met de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.

Klachtonderdeel 1: Geen informed consent

5.2       Verweerder heeft in het medisch dossier genoteerd wanneer de afspraken plaatsvonden. Het dossier bevat echter geen enkele aantekening dat verweerder aan klaagster uitleg heeft gegeven over hetgeen hij zou gaan doen. Evenmin heeft verweerder in het dossier vermeld dat klaagster toestemming voor de voorgenomen behandeling heeft gegeven. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij ervan uitging dat de collega-tandarts de behandeling met klaagster had besproken en dat hij dus handelde op basis van informed consent. Hoewel dit niet geheel onbegrijpelijk is, had het in dit geval toch op de weg van verweerder gelegen om de behandeling te bespreken met klaagster om te bepalen of de verwachtingen van beiden hetzelfde waren en dit in het medisch dossier vast te leggen. Er was namelijk sprake van een summier behandelplan van de collega-tandarts, bovendien ook een behandelplan dat meerdere invullingen openliet. Daarbij komt dat het om een zeer ingrijpende behandeling – waaronder het verwijderen van alle tanden – ging. Voor het standpunt van verweerder dat hij het eerste consult heeft gebruikt om kennis te maken met klaagster en uit te leggen wat hij van plan was bestaat geen steun. Klaagster ontkent dat dit is gebeurd en het medisch dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten. De conclusie hiervan is dat het college het ervoor moet houden dat niet vaststaat dat verweerder heeft gehandeld met informed consent. Het college acht dit klachtonderdeel gegrond.

Klachtonderdeel 2: Behandeling onzorgvuldig

5.3       Het college ziet geen reden om te oordelen dat de behandeling vanuit technisch oogpunt niet juist is uitgevoerd. Dat klaagster de behandeling onzorgvuldig acht, vindt zijn grondslag in het verschil van opvatting over het te bereiken resultaat. Klaagster had een ander resultaat voor ogen; dat maakt echter nog niet dat de uitgevoerde handelingen niet zijn geschied volgens de regelen der kunst. Niet is gebleken dat de niet voldoende integratie van één implantaat het gevolg is van een onjuiste wijze van plaatsen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 3: Behandeling een traumatische ervaring

5.4       De wijze waarop een behandeling wordt ervaren is in hoge mate persoonlijk. Het college wil niets afdoen aan de wijze waarop klaagster de behandeling heeft ervaren. Het college moet echter wel vaststellen dat voor het door klaagster gestelde dat het er bij de behandeling hard aan toe ging en dat – ondanks dat zij een onvoorstelbaar hoge pijngrens heeft – zij hartkloppingen kreeg, begon te zweten en vervolgens out is gegaan, geen objectieve aanknopingspunten aanwezig zijn. De door verweerder overgelegde verklaringen van aanwezigen tijdens de behandelingen ondersteunen het door klaagster geschetste beeld niet. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Maatregel

5.5       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Het college

overweegt met betrekking tot de op te leggen maatregel als volgt. Niet is komen vast te staan dat verweerder heeft gehandeld met informed consent. Het is de eerste keer dat verweerder met een tuchtklacht te maken heeft gekregen. Daarnaast heeft zich de bijzondere situatie voorgedaan dat het door de vorige behandelaar opgestelde behandelplan – zoals volgt uit de beslissing van het college van heden in de onder 1.4 genoemde zaak - niet de juiste afspraken bevatte die tussen klaagster en de collega-tandarts waren overeengekomen. Tenslotte heeft verweerder aangeboden om zoveel als mogelijk tot herstel over te gaan. Onder deze omstandigheden is het college van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een waarschuwing. 

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;
  • verklaart klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond;
  • legt aan de tandarts de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door:

J. Brand, voorzitter,

B.D. Stibbe, R. Müller en J.M.W. Croes, leden-tandarts,

J.C.J. Dute, lid-jurist,

bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter