ECLI:NL:TGZRAMS:2022:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3469
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2022:61 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-05-2022 |
Datum publicatie: | 03-05-2022 |
Zaaknummer(s): | A2021/3469 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Gegrond, doorhaling inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster vindt dat de fysiotherapeut zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel overschrijdend gedrag. Het college is van oordeel dat de fysiotherapeut zich inderdaad schuldig heeft gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag en legt hem daarvoor de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register op. |
Kenmerk: A2021/3469
Datum uitspraak: 3 mei 2022
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam heeft de volgende
beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, fysiotherapeut,
werkzaam te B,
beklaagde, hierna: de fysiotherapeut.
1. Kern van de klacht en de beslissing
Klaagster is in 2018/2019 onder behandeling geweest bij de fysiotherapeut voor klachten
aan haar onderrug. Bij de laatste behandeling op 28 februari 2019 heeft de fysiotherapeut
haar rondom haar borsten gekriebeld en met zijn hand op haar vagina wrijvende en draaiende
bewegingen gemaakt tijdens een ontspanningsoefening. Klaagster vindt dat de fysiotherapeut
zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel overschrijdend gedrag. Het college is van
oordeel dat de fysiotherapeut zich inderdaad schuldig heeft gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend
gedrag en legt hem daarvoor de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het
BIG-register op.
2. Het verloop van de procedure
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 16 september 2021;
- een brief van de fysiotherapeut, ontvangen op 10 november 2021;
- een schriftelijke reactie van de fysiotherapeut ontvangen op 9 december 2021.
2.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling
te worden gehoord.
2.3 Het college heeft vastgesteld dat in het BIG-register bij de fysiotherapeut de
volgende aantekening is gemaakt:
“Bij de inschrijving in het register van fysiotherapeuten is per 17 november 2021
aangetekend dat de bevoegdheid van deze zorgverlener om dit beroep uit te oefenen
voor onbepaalde tijd geheel beperkt is. De maatregel is opgelegd vanwege: grensoverschrijdend
gedrag.”
2.4 De fysiotherapeut heeft op 10 november 2021 per brief aan het college gemeld dat
hem in het kader van een strafrechtelijke procedure een contactverbod en een werkverbod
is opgelegd, met toezicht van de reclassering. Hij schrijft verder: “[…] Vanuit beroep
wordt momenteel niet gewerkt, en voor de toekomst is er ook geen behoefte meer om
mijn vak nog uit te voeren. Maatregelen tegen zorgverlener omtrent het uitvoeren van
mijn beroep vanuit tuchtcollege zijn dan voor mij ook niet van belang. Na gesprek
met mijn advocaat is het mij duidelijk gemaakt dat u de afloop van de strafzaak dient
af te wachten. Mocht u verder bewijs van bovenstaand beschreven willen dan kunt u
informatie opvragen bij mijn advocaat de heer […]”.
2.5 De mondelinge behandeling door het college heeft plaatsgevonden op een openbare
zitting op 8 maart 2022. Klaagster was hierbij aanwezig met een vriendin en heeft
haar standpunten mondeling toegelicht. De fysiotherapeut is zonder bericht niet verschenen.
Het college heeft geen nader uitstelverzoek of andere informatie ontvangen van de
fysiotherapeut en heeft de klacht tijdens deze zitting behandeld.
3. De klacht, het verweer en het oordeel van het college
3.1 Klaagster heeft naar voren gebracht dat zij zich in 2018 onder behandeling van
de fysiotherapeut gesteld in verband met onderrugklachten. De eerste vijf behandelafspraken
zijn volgens haar normaal verlopen. De laatste twee behandelafspraken verliepen anders.
Het viel klaagster op dat de fysiotherapeut op zachte toon tegen haar sprak en, anders
dan de voorgaande keren, haar minder of geen uitleg gaf over wat hij ging doen of
wat zij kon verwachten. De voorlaatste keer vroeg de fysiotherapeut klaagster haar
bh uit te doen, zodat hij beter op bepaalde plekken tussen haar borsten kon masseren.
Zij heeft dit gedaan, maar voelde zich hier ongemakkelijk bij. De laatste behandeling
was op 28 februari 2019. Aan het eind van de behandeling lag klaagster op haar rug,
weer met haar bh uit. De fysiotherapeut kwam op een stoel achter haar zitten en behandelde
haar nek. Hij vertelde dat er een ontspannend gedeelte als afsluiting van de behandeling
kwam. Hij ging met zijn handen door klaagsters haar en kriebelde rond haar borsten.
Daarna moest zij op haar zij liggen met opgetrokken knieën. De fysiotherapeut legde
zijn rechterhandhand op haar onderbroek op haar vagina en hield zijn linkerhand op
haar onderrug. Hierbij moest zij haar rug van hol naar bol bewegen. Tijdens deze oefening
wreef en draaide hij met zijn hand op de plaats van klaagsters clitoris. Klaagster
had hierbij het gevoel dat hij met zijn hand steeds dieper wilde. Klaagster voelde
zich in shock en wist niet wat haar overkwam. Zij wilde dat dit stopte en zei daarom
maar dat het zo goed (naar het college begrijpt: genoeg) was. Ze merkte dat de fysiotherapeut
hijgde en haar aanmoedigde met de woorden: ga door. Op een gegeven moment moest klaagster
van 10 terug tellen naar 0, naar klaagster begreep, alsof ze uit een hypnose moest
komen. Zij voelde zich echter volstrekt helder, voelde zich naakt en kwetsbaar en
wilde alleen maar weg. Ze voelde zich na het verlaten van de behandelkamer verdoofd
en heeft aan een aantal mensen over dit alles verteld. Een vervolgafspraak heeft klaagster
via WhatsApp afgezegd. Daarna heeft klaagster, naar eigen zeggen, het hele gebeuren
‘weggestopt’ omdat ze er niet meer aan wilde denken en twijfelde of iemand haar zou
geloven. Nadat klaagster in 2021 op de hoogte werd gebracht van een soort gelijk geval
heeft zij besloten toch aangifte te doen bij de zedenpolitie. Klaagster voelt zich
aangerand door de fysiotherapeut. Ook klaagt ze erover dat hij tijdens de laatste
behandeling, in tegenstelling tot alle vorige behandelingen, geen uitleg gegeven over
de behandelingen of toestemming heeft gevraagd.
3.2 Klaagster verwijt de fysiotherapeut, kort samengevat, dat hij tijdens de behandeling
op 28 februari 2019 seksueel overschrijdend heeft gehandeld, waarbij hij -onder meer-
zonder haar toestemming, rond haar borsten heeft gekriebeld en met zijn hand wrijvende
en draaiende bewegingen op haar vagina heeft gemaakt, een plaats waar hij haar niet
mocht aanraken. Daarbij heeft hij haar ook geen enkele uitleg gegeven over wat hij
zou gaan doen.
3.3 De vraag die het college moet beantwoorden is of de fysiotherapeut de zorg heeft
verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame
en redelijk handelende’ fysiotherapeut. Het college houdt daarbij rekening met de
voor de fysiotherapeut geldende beroepsnormen.
3.4 De fysiotherapeut heeft geen patiënten- of behandeldossier overgelegd. Hij heeft in zijn schriftelijke reactie, ontvangen op 9 december 2021, toegelicht dat zijn behandelstijl holistisch is en hij redeneert via kennis vanuit Anatomy Trains van Tom Myers. Hij stelt dat hij onschuldig is. Hij licht verder toe dat de klacht gaat over een behandeling in 2018/2019 en hij sindsdien alweer duizenden patiënten heeft gezien. Hij kan zich klaagster en de precieze behandeling niet meer herinneren. Voor een gedetailleerdere uitleg over zijn behandelwijze in het algemeen verwijst hij naar wat hij daarover heeft geschreven in een klacht van een andere klaagster tegen hem. Deze klacht is bij dit college geregistreerd onder nummer A2021-3446. Deze klacht is weliswaar op de zelfde datum, maar niet tegelijkertijd behandeld met de onderhavige klacht. Het college wijst er op dat klaagster uiteraard geen inzage van het college heeft gekregen in de stukken betreffende klacht A2021-3446.
3.5 Het college acht het aannemelijk dat de weergave van klaagster van wat er op
28 februari 2019 is gebeurd tijdens haar behandeling, en meer specifiek, tijdens de
ontspanningsoefening een realistische weergave is van het handelen van de fysiotherapeut.
Haar verklaring en toelichting tijdens de mondelinge behandeling komen het college
authentiek voor. Wat door klaagster tijdens de mondelinge behandeling aan het tuchtcollege
is verteld is door de fysiotherapeut niet weersproken, omdat hij ervoor heeft gekozen
niet naar de zitting te komen.
3.6 Het college acht het dus aannemelijk dat de fysiotherapeut klaagster tijdens het
ontspannende deel van zijn behandeling rondom de borsten heeft gekriebeld. Ook vindt
het college het aannemelijk dat de fysiotherapeut tijdens de ontspanningsoefeningen
zijn hand, zonder daarvoor vooraf toestemming te hebben gevraagd, op de vagina van
klaagster heeft gelegd en daarover met enige druk, gedurende enige tijd heeft gewreven.
Dit terwijl klaagster, nog steeds zonder bh, op haar zij op de behandeltafel lag,
met haar ogen dicht, en haar rug hol en bol moest maken. Het college is van oordeel
dat dit handelen op geen enkele manier valt onder dat wat van een redelijk bekwame
en redelijk handelende fysiotherapeut verwacht mag worden, welke behandelmethode een
fysiotherapeut ook aanhangt of toepast. De fysiotherapeut heeft klaagster voor haar
volstrekt onverwacht, langere tijd aangeraakt op een heel intieme plek. Hierbij heeft
de fysiotherapeut nagelaten klaagster enige uitleg over dit aanraken te geven, laat
staan haar toestemming hiervoor te vragen. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met
de voor fysiotherapeuten geldende gedragsregels en beroepsethiek. Gelet op de plaatsen
(borsten en vagina) waar hij klaagster aanraakte en de draaiende en wrijvende bewegingen
die hij met zijn hand op de vagina maakte in combinatie met de instructie aan klaagster
hierbij de rug hol en bol te maken, is sprake geweest van seksueel grensoverschrijdend
handelen. De klacht is gegrond.
maatregel
3.7 Het college ziet in de aard van het gebeurde aanleiding de fysiotherapeut een
maatregel
op te leggen. Bij de keuze van de op te leggen maatregel is het volgende van belang.
Klaagster heeft duidelijk gemaakt dat zij nog steeds last heeft van het gebeurde in
haar dagelijks leven. Zij heeft een sterk verminderd vertrouwen in de beroepsgroep
van fysiotherapeuten.
Het college is van oordeel dat het handelen van de fysiotherapeut zo ernstig grensoverschrijdend
is dat toekomstige cliënten/patiënten hiertegen moeten worden beschermd. De fysiotherapeut
is niet ter zitting verschenen om verantwoording af te leggen van zijn handelen. Uit
zijn schriftelijke berichten blijkt niet van inzicht in de ernst van zijn handelen
of van stappen die hij uit eigen beweging heeft ondernomen om herhaling te voorkomen.
Het college ziet daarom geen andere mogelijkheid dan de fysiotherapeut de maatregel
van doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register op te leggen. Het college
weegt hierbij mee dat heden uitspraak wordt gedaan naar aanleiding van een min of
meer gelijkluidende klacht tegen de fysiotherapeut met als kenmerk (A2021/3446), die
eveneens gegrond wordt verklaard.
3.8 Een maatregel van doorhaling van een inschrijving in het BIG-register is pas van
kracht als de beslissing onherroepelijk is geworden. De brief van de fysiotherapeut
waarin hij schrijft niet langer het vak van fysiotherapeut te willen uitvoeren en
waarin hij meldt dat hij maatregelen van het tuchtcollege tegen een zorgverlener niet
van belang vindt, is voor het college een onvoldoende waarborg dat hij niet alsnog
zijn werkzaamheden als fysiotherapeut zal oppakken en daarbij in herhaling zal vallen.
Uit de hiervoor onder 2.3 vermelde aantekening in het BIG-register blijkt weliswaar
dat op dit moment, kennelijk op grond van een maatregel in het kader van de tegen
de fysiotherapeut lopende strafprocedure, de bevoegdheid om zijn beroep uit te oefenen
voor onbepaalde tijd geheel beperkt is. Omdat het college geen inzicht heeft in het
verloop van die procedure, kan echter niet worden uitgesloten dat deze beperking wordt
opgeheven voordat de doorhaling onherroepelijk wordt. Gelet hierop zal het college
bij wijze van voorlopige voorziening de fysiotherapeut ook een schorsing van de bevoegdheid
om de aan de inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen opleggen. Het belang
van de individuele gezondheidszorg, in het bijzonder de veiligheid van cliënten/patiënten,
vordert ook de oplegging van deze schorsing.
3.9 De voorlopige voorziening van schorsing van de bevoegdheid de aan de inschrijving
verbonden bevoegdheden uit te oefenen wordt volgens artikel 48 lid 9 Wet BIG terstond
van kracht en blijft gelden totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving
onherroepelijk is geworden of in beroep is vernietigd.
4. De beslissing
Het college: - verklaart de klacht gegrond; - legt de fysiotherapeut de maatregel
van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op; - legt de fysiotherapeut
bij wijze van voorlopige voorziening schorsing op van de bevoegdheid de aan zijn inschrijving
in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen.
Deze beslissing is gegeven door E.P. de Beij, voorzitter, B.S. Abdoelkariem, lid-jurist,
D. van Poppel, J.M. Uijen en J.L. Keijzer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M.
van ‘t Nedereind, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2022.