ECLI:NL:TGZRAMS:2022:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3310

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:55
Datum uitspraak: 06-05-2022
Datum publicatie: 06-05-2022
Zaaknummer(s): A2021/3310
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de GZ-psycholoog dat zij informatie heeft verstrekt aan Veilig Thuis en dat de wijze waarop dit is gebeurd niet juist was. Zo heeft verweerster zich volgens klaagster onder meer niet beperkt tot de strikt noodzakelijke gegevens, heeft klaagster voorafgaand aan de informatieverstrekking geen mogelijkheid tot inzage en correctie gehad en heeft zij een niet gestelde diagnose aan Veilig Thuis doorgegeven. Ook verwijt klaagster de GZ-psycholoog dat zij haar niet tijdig en volledig inzage heeft gegeven in haar medisch dossier en dat zij zonder overleg met haar een behandelplan heeft opgesteld. De GZ-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat de GZ-psycholoog toestemming van klaagster had om informatie aan Veilig Thuis te verstrekken. De GZ-psycholoog heeft gelet op de omstandigheden terecht de informatie aan Veilig Thuis verstrekt en zij heeft zich daarbij beperkt tot de strikt noodzakelijke gegevens. Er is niet gebleken dat de GZ-psycholoog onjuiste informatie aan Veilig Thuis heeft verstrekt. Het college concludeert dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is.

A2021/3310

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing naar aanleiding van de op 30 juli 2021 binnengekomen klacht van:


A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
gemachtigde: Z,


tegen


C,
GZ-psycholoog,
BIG-inschrijfnummer: 89915236625,
(destijds) werkzaam te D,
v e r w e e r s t e r,
gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te Den Haag.


1. De procedure


2.1 Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen, inclusief een USB-stick;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
- de mail van klaagster van 14 december 2021, met stukken;
- het proces-verbaal van het op 17 december 2021 gehouden vooronderzoek;
- de reactie van verweerster van 6 januari 2022 op stukken van klaagster;
- mails van klaagster van 7 januari 2022.


2.2 De klacht is op 25 maart 2022 op een openbare zitting behandeld.
Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd.
Klaagster is alleen verschenen ter zitting, maar heeft tijdens de zitting wel even de gelegenheid gehad om telefonisch te overleggen met haar gemachtigde voornoemd.
Mr. Salomons heeft een toelichting gegeven aan de hand van pleitaantekeningen, die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd.


2. De feiten
2.1 Klaagster, geboren in mei 1984, werd in april 2019 aangemeld bij E
te B.

2.2 De verwijsbrief van de huisarts van klaagster van 1 april 2019 bevat onder meer het volgende:
“ Reden van verwijzing, vraagstelling
Graag jullie behandeling ivm borderline persoonlijkheidsstoornis
(…)
Vermoeden DSM 5 stoornis(sen) Persoonlijkheidsstoornis”


2.3 Eind 2019 stroomde klaagster in de schematherapiegroep in; na haar bevalling in februari 2020 bleek bij klaagster een postpartum depressie te zijn ontstaan, een contra-indicatie waardoor zij niet aan de schematherapiegroep kon blijven deelnemen.


2.4 Verweerster werd vanaf mei 2020 vanuit het depressieteam de behandelaar van klaagster om de ontstane postnatale depressie te behandelen.


2.5 Klaagster heeft op 5 januari 2021 een instemmingsverklaring ondertekend waarin onder meer is opgenomen:
“Stemt ermee in dat de volgende personen/instanties informatie verstrekken aan Veilig Thuis
(…)
GGZ (naam hulpverlener, plaats) psyq
(…)”


2.6 Op 7 januari 2021 werd verweerster gebeld door een medewerker van Veilig Thuis. Aan verweerster werd medegedeeld dat de politie Veilig Thuis had ingeschakeld na een incident bij het huis van klaagster en dat ook de Blijf Groep erbij betrokken was. Veilig Thuis was bezig met een inventarisatie van de betrokken hulpverlening en er was dringend behoefte aan achtergrondinformatie van verweerster om de situatie goed te kunnen inschatten.


2.7 Aan verweerster werden de volgende vragen voorgelegd:
1. Welke diagnoses zijn er gesteld?
2. Info over de behandeling.
3. Hoe schat verweerster de veiligheid bij klaagster thuis in.
2.8 Verweerster heeft met Veilig Thuis afgesproken dat zij de vragen telefonisch zou beantwoorden, dat de informatie pas gebruikt mocht worden nadat verweerster de toestemmingsverklaring van klaagster had ontvangen en de schriftelijke samenvatting van haar berichtgeving had goedgekeurd.
2.9 Direct na het gesprek met Veilig Thuis heeft verweerster klaagster gebeld en verslag uitgebracht.
2.10 Op 7 januari 2021 om 12.54 uur heeft een medewerker van Veilig Thuis een e-mail gestuurd aan verweerster met de volgende inhoud:

“Onderwerp: informatie E
Goedemiddag,
We hebben elkaar zojuist gesproken over H.T. Dit is de informatie die ik graag wil opnemen in ons dossier. Graag hoor ik of het akkoord is en pas gerust aan!
De cliënt is aangemeld in april 2019. Cliënt is bekend met een Borderline persoonlijkheidsstoornis en is aangemeld voor behandeling van persoonlijkheidsproblematiek door de huisarts.
Zij was geïndiceerd voor een groepsbehandeling aangaande persoonlijkheidsproblematiek, maar kort voor de daadwerkelijke start van de groepsbehandeling bleek er een postpartum depressie te zijn ontstaan. In overleg is cliënte toen gestart met een individueel traject rondom deze depressie. De insteek was om cliënte weer te laten instromen in de groep als de depressie is opgeklaard.
In mei 2020 is zij bij haar huidige behandelaar terecht gekomen met de vraag om de postnatale depressie te gaan behandelen. Dit lag op de voorgrond en is nodig om te behandelen voordat cliënte verder behandeld kon gaan worden voor de persoonlijkheidsstoornis.
Gedurende het individuele behandeltraject was en is er veel gaande waardoor afspraken met enige regelmaat worden afgezegd door cliënte. Zorg/ziekzijn van zoontje en ook A zelf, problemen met ex-partner, rechtszaken. Zij is wel tevreden over de behandeling. Cliënt heeft weinig achtergrondinformatie gedeeld over zichzelf, wat de behandeling wel bemoeilijkt.
De behandeling is nu gericht op activeren en vervolgens op het uitdagen van gedachten. Cliënt wil zich graag focussen op het hier en nu in de behandeling. Er is medicatie geadviseerd door de psychiater, maar cliënt was bang of zij suf zou gaan worden. Ze is gestopt met medicatie.
De behandelaar heeft cliënt in oktober 2020 geadviseerd om haar door te verwijzen naar Family Support. De depressiebehandeling lijkt moeilijk aan te slaan, ook door de vele onrust rondom A heen (hoewel cliënte zelf wel enige vooruitgang bemerkt). De verschillende psychiatrische problemen lijken ook met elkaar verweven te zijn (depressie, trauma, persoonlijkheid). Zij lijkt meer passende ondersteuning nodig te hebben op verschillende gebieden (maatschappelijk, opvoedkundig, psychisch). Er zijn zorgen over de thuissituatie. Client heeft een verwijzing naar Family Support (of soortgelijke instantie) afgehouden. Het is lastig om zicht te hebben op de veiligheid in de thuissituatie.
Er is afgesproken dat de voortgang aangekeken wordt in 2021. De behandelaar adviseert opvoedingsondersteuning.
Met vriendelijke groet,
(…)”

2.11 Op 7 januari 2021 om 14.29 heeft verweerster een e-mail gestuurd naar deze medewerker van Veilig Thuis met de volgende inhoud:
“Onderwerp: RE: informatie E
Dag F,
Bij deze, ik heb eea nog wat aangepast/aangevuld.
Met vriendelijke groet,
(…)”


2.12 Vervolgens is er meermalen contact geweest tussen klaagster en verweerster over de door klaagster gewenste wijzigingen in voormeld verslag.


2.13 Op 11 maart 2021 heeft verweerster een e-mail gestuurd naar klaagster met de volgende inhoud:
“Onderwerp: RE: MBT verslag
Dag A,
Wij gaan er samen niet uitkomen op deze manier. Ik kan hiermee niet akkoord gaan. Om deze reden wil ik jou verwijzen naar onze klachtenfunctionaris, zie onze website.
Hopende je zo voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
(…)”
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
1. de informatie die zij heeft verstrekt aan Veilig Thuis niet heeft beperkt tot de strikt noodzakelijke gegevens;
2. aan klaagster niet voorafgaand aan de informatieverstrekking de mogelijkheid tot inzage of correctie heeft gegeven;
3. een diagnose die niet door haar is gesteld aan Veilig Thuis heeft gemeld;
4. een advies tot opvoedingsondersteuning heeft gegeven, zonder dat zij inzicht had in de thuissituatie van klaagster;
5. een rapport heeft gemaakt dat algemene suggestieve opmerkingen bevat en een advies heeft gegeven dat is gebaseerd op deze opmerkingen in plaats van feiten;
6. aan klaagster niet tijdig en niet volledig inzage heeft gegeven in haar medisch dossier;
7. zonder overleg met klaagster behandelplannen heeft opgesteld.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.


5. De beoordeling
5.1. Alvorens op de diverse klachtonderdelen in te gaan zal het college eerst de vraag beantwoorden of klaagster aan verweerster toestemming heeft gegeven om informatie met Veilig Thuis te delen. Weliswaar heeft klaagster geen klachtonderdeel met betrekking tot deze toestemming geformuleerd, maar ter zitting heeft zij gesteld dat zij niet aan verweerster, maar aan E toestemming heeft gegeven om informatie te verstrekken aan Veilig Thuis. Het college volgt klaagster hierin niet. In de onder 2.5 vermelde instemmingsverklaring staat – onder meer – vermeld dat klaagster ermee instemt dat de E informatie verstrekt aan Veilig Thuis. Nu klaagster bij E was aangemeld en daar door verweerster werd behandeld geldt dat verweerster toestemming van klaagster had om informatie aan Veilig Thuis te verstrekken.


5.2. Het college volgt klaagster evenmin in haar verwijt dat verweerster de informatie die zij aan Veilig Thuis heeft verstrekt niet heeft beperkt tot de strikt noodzakelijke gegevens (1e klachtonderdeel). Verweerster behandelde klaagster al sinds mei 2020. Zij was op de hoogte van de psychische en sociale problemen van klaagster en dat zij een baby had. Verweerster werd er vervolgens door Veilig Thuis van op de hoogte gesteld dat de politie Veilig Thuis had ingeschakeld en dat de Blijf Groep betrokken was. Gelet op deze omstandigheden heeft verweerster terecht de informatie (zie onder 2.10) aan Veilig Thuis verstrekt. Dat klaagster bekend was met een Borderline persoonlijkheidsstoornis, zoals in de verwijsbrief van de huisarts van 1 april 2019 stond vermeld, had verweerster wellicht achterwege kunnen laten, maar het is naar het oordeel van het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster deze informatie wel met Veilig Thuis heeft gedeeld. Het is immers denkbaar dat deze informatie relevant was voor Veilig Thuis en, gelet op artikel 5.2.6 WMO en artikel 6 van de (hier van overeenkomstige toepassing te achten) KNMG-meldcode ‘Kindermishandeling en huiselijk geweld 2018’, was verweerster zelfs zonder toestemming van klaagster wettelijk verplicht relevante inlichtingen te verstrekken. Daarnaast wordt in aanmerking genomen dat verweerster in zeer korte tijd moest beslissen wat wel en niet relevant was. Dit 1e klachtonderdeel is daarom ongegrond.


5.3 Met betrekking tot het 2e klachtonderdeel overweegt het college als volgt.
Klaagster heeft op 5 januari 2021 een instemmingsverklaring ondertekend inhoudende dat zij ermee instemde dat verweerster informatie verstrekte aan Veilig Thuis. Op 7 januari 2021 werd verweerster door een medewerker van Veilig Thuis gebeld en heeft verweerster telefonisch vragen van Veilig Thuis beantwoord. Verweerster heeft onmiddellijk na dit telefoongesprek klaagster gebeld en heeft met haar gedeeld welke informatie zij aan Veilig Thuis had verstrekt. Klaagster heeft toen niet kenbaar gemaakt dat zij niet instemde met de door verweerster verstrekte informatie en evenmin dat verweerster onjuiste informatie had doorgegeven. Veilig Thuis heeft op 7 januari 2021 de onder 2.10 vermelde e-mail aan verweerster verstuurd, waarop verweerster op dezelfde dag een e-mail terugstuurde met enkele aanpassingen/aanvullingen (zie onder 2.11). Met verweerster is het college van oordeel dat het ongelukkig is dat aan klaagster niet spoedig na 7 januari 2021 maar pas op 10 februari 2021 een afschrift van deze e-mailwisseling is verzonden. Dat dat niet eerder is gebeurd is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster had immers wel meteen na haar telefoongesprek met Veilig Thuis mondeling aan klaagster doorgegeven welke informatie zij aan Veilig Thuis had verstrekt, waar klaagster zich kennelijk in kon vinden. Dat klaagster daar later kennelijk anders over dacht doet hier niet aan af. Ook overigens is het college niet gebleken dat verweerster onjuiste informatie aan Veilig Thuis heeft verstrekt. Dit 2e klachtonderdeel is ongegrond.


5.4 Met betrekking tot het 3e klachtonderdeel overweegt het college als volgt.
De huisarts heeft klaagster naar E verwezen in verband met een Borderline persoonlijkheidsstoornis en verweerster heeft tijdens de behandeling van klaagster geen reden gezien aan deze classificatie te twijfelen of deze te herzien. Het college ziet niet in waarom verweerster deze classificatie niet met Veilig Thuis had mogen delen. Voor het overige verwijst het college naar hetgeen zij onder 5.2 heeft overwogen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.5 Ten aanzien van het 4e klachtonderdeel verwijst het college naar hetgeen zij onder 5.2 heeft overwogen. Verweerster was goed op de hoogte van de psychische en sociale situatie van klaagster. Dat verweerster een advies tot opvoedingsondersteuning heeft gegeven zonder dat zij inzicht had in de thuissituatie van klaagster vindt geen steun in de feiten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.6 Ook het 5e klachtonderdeel is ongegrond. Dat verweerster een rapport heeft gemaakt dat algemene suggestieve opmerkingen bevat en een advies dat is gebaseerd op deze opmerkingen in plaats van feiten is het college niet gebleken.

5.7 Het 6e klachtonderdeel, dat aan klaagster niet tijdig en niet volledig inzage is gegeven in haar medisch dossier, is door verweerster onweersproken weerlegd. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

5.8 Het 7e, laatste, klachtonderdeel tenslotte is ook ongegrond, want dit verwijt berust op een feitelijk onjuiste aanname. Verweerster heeft immers geen behandelplannen voor klaagster opgesteld. Het behandelplan is door de voorganger van verweerster opgesteld en dit zou op een later moment door verweerster geëvalueerd worden.

5.9 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.


6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist op 6 mei 2022 door:
G.M. Boekhoudt, voorzitter,
T.A.W. van der Schoot, C. Oele en R. van der Ree, leden-beroepsgenoten,
M.A.H. Verburgh, lid-jurist,
bijgestaan door C. Neve, secretaris.
secretaris voorzitter