ECLI:NL:TGZRAMS:2022:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3611

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:38
Datum uitspraak: 15-04-2022
Datum publicatie: 03-05-2022
Zaaknummer(s): A2021/3611
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Tussen klager en zijn inmiddels ex-partner deden zich spanningen voor rondom de geboorte van hun zoon. Verweerster was als verloskundige betrokken bij het gezin. Klager verwijt de verloskundige dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door aperte onwaarheden in het dossier op te nemen en na te laten subjectieve waarnemingen duidelijk in het dossier te beschrijven. De klacht faalt. Verweerster heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld van de KNOV. Niet vastgesteld kan worden dat verweerster onjuistheden in het dossier heeft genoteerd en ook niet dat het om een gekleurde vastlegging ging als gevolg van interpretatie of subjectieve waarnemingen.

  REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 5 november 2021 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

verloskundige,

(destijds) werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans, werkzaam te Amsterdam.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • het verweerschrift;
  • het proces-verbaal van het op 24 febuari 2022 gehouden vooronderzoek, met aangehechte stukken.

Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2.         Waar gaat de zaak over?

2.1.      Klager is vader van een zoon, geboren in juni 2020. Verweerster is als verloskundige werkzaam bij de verloskundigenpraktijk waar de moeder onder controle was. Op 4 juli 2020 nam de kraamzorg telefonisch contact op met de verloskundigenpraktijk en maakte meldingen van spanningen in het gezin. In het dossier van de moeder (de zwangerschapskaart) is hierover de volgende notitie gemaakt:

“Krz (=kraamzorg, RTG) belt: maakt zich zorgen in het gezin. Hangen veel spanningen de afgelopen dagen. Kwam vanochtend binnen tijdens een ruzie, heeft beiden aangehoord. De spanningen zijn af en aan veel aanwezig geweest afgelopen week, maar in het begin afgedaan tgv hormonale schommelingen/ vermoeidheid. Als ik vraag naar fysiek geweld schijnt (de moeder, RTG) wel iets gezegd te hebben over een duw in haar rug vannacht. (klager, RTG) ontkent dit. Beiden wel veel liefde voor de baby. Klinkt niet als acuut gevaar nu. Indien dat verandert ons bellen of politie bij zwaar geweld. Ik (de collega van verweerster, RTG) ben nu bij bevalling, morgen staat visite gepland met (verweerster, RTG). Gaan dit bespreken, samen met krz. (De moeder) en (klager) zijn op de hoogte dat dit aan ons gemeld is. (…)”

2.2.      Op 5 juli 2020 is een collega van verweerster (tevens verweerster in de procedure met nummer A2021/3612) op huisbezoek geweest bij het gezin van klager. Zij heeft van dit bezoek de volgende notitie in het dossier gemaakt:

“Kort na binnenkomst onderwerp spanningen in relatie aangekaart. (Moeder, RTG) liep in de zws bij ggd psycholoog. Wilde graag aan zichzelf werken en relatie beter begrijpen, Met hoge verwachtingen van haarzelf e.d. In zws als veel spanningen en ruzies. Meerdere geweldsituaties voor gedaan vanuit (moeder, RTG), gisteren verder geescaleerd en toen in wederzijds geweld. Wat ik begrijp: (Klager, RTG) geduwd als reactie op (moeders, RTG) duw, (moeder, RTG) is gevallen tegen stoel, (klager, RTG) in (moeders, RTG) gezicht gespuugd. Nu denk ik ongezond om samen te zijn in huis en goed om onafhankelijke partij in te schakelen en zo samen naar de toekomst te kijken. Daar staat (klager, RTG) nu sinds kort ook voor open. Time out valt in verkeerde keelgat bij (klager, RTG) ondanks mijn uitgebreide uitleg. Ziet dit als een vooropgezet plan van (moeder, RTG) en dat zij uiteindelijk voor de baby alleen gaat zorgen. Gevoel dat ik nu haar kant kies. Zijn in zws samen gaan wonen, kennen elkaar sinds feb 2019 en toen in okt zwanger geworden licht (moeder, RTG) later nog toe. (Klager, RTG) heeft het gevoel dat ik hem nu uit huis zet. Zeker niet mijn insteek, maar ik wil veilige situatie voor hele gezin en we komen er nu niet samen uit door te verhitte gesprekken tussen hun waardoor ik niet kan inschatten of dit weer gaat gebeuren. Ouders (klager, RTG) komen hem halen en zien na een tijdje praten ook in dat er nu te veel spanning is. (Moeder, RTG) erg emotioneel en (klager, RTG) erg gefrustreerd/boos over situatie. Hij probeert alles te doen wat (moeder, RTG) wilde in zws al praten over relatie, maar toen afgehouden door (klager, RTG).

(Klager, RTG) geeft aan dat ik er nu voor zorg (met krz) dat situatie escaleert en dat ik het niet bij het juiste eind heb. Voelt zich niet gehoord door mij. Niet mijn insteek om een kant te kiezen want daar ben ik niet voor, maar nu time out zie ik als enige oplossing.Wil dossier hebben per mail om te zien wat ik heb opgeschreven. Ik geef aan dat ik dit wettelijk gezien niet zomaar kan geven, maar dat ik kan uitzoeken wat mogelijk is, dat doe ik alleen niet vandaag meer. (Moeder, RTG) geeft toestemming voor dossierinzage. (Klager, RTG) gaat klacht indienen tegen mij over gang van zaken. (we kunnen dit dossier op termijn naar (moeder, RTG) mailen en dan kan zij kiezen of ze het naar (klager, RTG) wil mailen) (…) Morgen neemt kz contact met ons op. Is er ook als (klager, RTG) komt. Dan verder bepalen wanneer wij komen (…)”

2.3.      Klager heeft de volgende dag met instemming van de moeder een kopie gekregen van het dossier tot op dat moment.

2.4.      Op 9 juli 2020 is verweerster bij de moeder en klager op huisbezoek geweest. Zij heeft van dit bezoek de volgende notitie in het dossier gemaakt:

“(…) Hele tijd gezeten en gepraat. Er is over en weer veel verdriet, boosheid, verlies van vertrouwen en de verhalen aanhorend is er heel veel gebeurd de afgelopen tijd. (Moeder, RTG) benoemd dat (klager, RTG) afgelopen week (de zoon, RTG) heeft geschud en hem kankerkind heeft genoemd. (Klager, RTG) gevraagd of dit klopt en hij bevestigd dat dit inderdaad is voorgevallen. Nog gesproken over gesprek met (verweerster in de procedure met nummer 3612, RTG) zondag: (Moeder, RTG) vond het prettig een heeft zich er goed bij gevoeld. (Klager, RTG) voelde zich niet gehoord en raakte heel erg gefrustreerd. Is het achteraf wellicht eens met dat hij tijdelijk zou vertrekken maar denkt ook dat dat sowieso wel zijn conclusie was geweest. Hij vond de gespreksvoering van (verweerster in de procedure met nummer 3612, RTG) niet in orde.

Conclusie: er is sprake van huiselijk geweld en dat is zorgelijk. Gesproken over wat te doen als zich opnieuw een heftige situatie voor doet. (Klager, RTG) vindt dat (de moeder, RTG) dan weg moet. Ik heb benoemt dat ik snap dat het oneerlijk voelt maar de (moeder, RTG) die net bevallen is met baby de straat op mijns inziens niet haalbaar is. Mijn advies: toch (klager, RTG) weg of bellen met veilig thuis.

Morgen hebben we contact over of (moeders, RTG) psycholoog een relatie therapeut heeft. (…)”

2.5.      Tussen klager en zijn (inmiddels) ex-partner lopen gerechtelijke procedures over het gezag over en de omgang met de zoon, die door de moeder mee naar E is genomen. De moeder heeft in de gerechtelijke procedures het destijds opgemaakte verloskundigendossier (zwangerschapskaart) overgelegd. Volgens de vader staan in de zwangerschapskaart onwaarheden over hem, die hem processueel gezien benadelen. Hij heeft de verloskundigenpraktijk in dit kader op 9 augustus 2021 per e-mail verzocht de zwangerschapskaart op twee punten aan te passen. Een collega van verweerster heeft dit per e-mail van 11 augustus 2021 geweigerd, stellende dat er niet met terugwerkende kracht aan dossiers mag worden ‘gesleuteld’ en de moeder hiervoor geen toestemming heeft gegeven. Klager heeft hierop gevraagd een additionele notitie toe te voegen. De e-mail van klager, exclusief externe documenten, is wel op 10 augustus 2021 aan de patiëntenkaart toegevoegd.


3.  De klacht

Klager verwijt verweerster onzorgvuldig te hebben gehandeld, door aperte onwaarheden in het dossier op te nemen en na te laten subjectieve waarnemingen duidelijk in het dossier te beschrijven.

4. Het verweer

Verweerster heeft de klacht bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.     Wat is het oordeel van het college?

5.1.      Het college is van oordeel dat dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor die beslissing acht het college het volgende van belang.

5.2.      Volgens klager heeft de verloskundige ten onrechte geschreven dat hij zou hebben bevestigd dat hij de baby heeft uitgescholden en geschud door in de aantekening van 9 juli 2020 op te nemen: “A gevraagd of dit klopt en hij bevestigd dat dit inderdaad is voorgevallen”. Verder heeft verweerster volgens klager ten onrechte op 9 juli 2020 in het dossier genoteerd: “A vindt dan dat F weg moet.”

Dit zijn volgens klager onwaarheden, dus daarom zou hij dit nooit zo bevestigd of gezegd hebben en is dit ten onrechte in het dossier vastgelegd. Bovendien heeft verweerster volgens hem onvoldoende duidelijk in het dossier opgeschreven dat het om subjectieve waarnemingen gaat.

5.3.      Verweerster heeft aangevoerd dat zij heeft getracht bij de verslaglegging zo feitelijk mogelijk te noteren wat zij heeft besproken en gehoord. De moeder heeft verteld dat de vader de baby had geschud en volgens verweerster heeft vader dit erkend toen zij hem hiernaar gevraagd heeft. Ook is uitgebreid gesproken over wat te doen bij een nieuwe geweldssituatie. Klager heeft daarop gezegd dat de ‘starter’ van het geweld het huis zou moeten verlaten. Verweerster heeft toen uitgelegd dat dit medisch gezien onverantwoord was in de huidige gezinssituatie. Zij heeft er begrip voor getoond dat dit voor klager oneerlijk voelde. De e-mail van vader van 9 augustus 2021 is destijds toegevoegd toegevoegd aan het dossier. Zonder toestemming van de moeder kon het dossier verder niet achteraf worden gewijzigd.

5.4.      Het college overweegt dat een verloskundige een (vroeg)signaleringsfunctie heeft van (mogelijk) huiselijk geweld in gezinnen (zie onder meer de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (verder: de Meldcode) van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, KNOV). De verloskundige dient signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart te brengen en deze vast te leggen in het dossier. In de Meldcode wordt ook geadviseerd de communicatie over de signalen vast te leggen, evenals de stappen die worden gezet, de uitkomsten van overleg en de besluiten die worden genomen. Volgens de Meldcode moeten bij de verslaglegging de volgende regels in acht worden genomen:

1. Leg de signalen zo feitelijk en objectief mogelijk vast.

2. Worden ook interpretaties, hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een interpretatie, hypothese of veronderstelling. Maak een vervolgaantekening als deze later wordt bevestigd of ontkracht.

3. Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd.

4. Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepsbeoefenaar, zoals een arts, een psychiater of een verloskundige.

5. Leg alle aantekeningen vast in het dossier (niet in persoonlijke werkaantekeningen, of op memo’s zonder afdruk, geheime memo of briefjes die buiten het dossier worden bewaard).

5.5. Naar het oordeel van het college heeft verweerster met haar aantekening van 9 juli 2020 voldaan aan de verplichting op grond van de Meldcode. Zij heeft immers duidelijk vermeld dat de moeder haar heeft verteld dat de vader (klager) de baby heeft geschud en uitgescholden. Vervolgens vermeldt verweerster dat zij de reactie van de vader hierop heeft gevraagd en zijn reactie (zoals door haar was waargenomen) in het dossier genoteerd. In haar verweerschrift heeft verweerster benadrukt dat dit in haar herinnering ook daadwerkelijk de reactie van klager was. Dit vindt deels bevestiging in de erkenning van klager dat hij gescholden heeft (maar dat dat niet zo kwaad bedoeld was). Hetzelfde geldt voor haar vastlegging dat klager vond dat de moeder weg zou moeten (als starter van het geweld). Hoe alles op dat moment precies gezegd is, valt achteraf echter niet meer te achterhalen. Klager is later in de gelegenheid gesteld aan te geven dat het gesprek in zijn herinnering anders is verlopen. Niet vastgesteld kan worden dat verweerster onjuistheden in het dossier heeft genoteerd en ook niet dat het om een gekleurde vastlegging ging als gevolg van een interpretatie of subjectieve waarnemingen.

5.6. Het voorgaande leidt tot de beslissing dat verweerstermet betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. De klacht is kennelijk ongegrond.

6. De beslissing

verklaart de klacht kennelijk ongegrond;

bepaalt dat deze beslissing (geanonimiseerd) zal worden aangeboden aan het tijdschrift ‘De Verloskundige’ van beroepsvereniging de KNOV, met verzoek tot plaatsing.

Aldus beslist en in het openbaar uitgesprokenop 15 april 2022 door:

A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,

M.H.P. Klerkx en M.A.E. van de Westerlo, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door C. Neve, secretaris.