ECLI:NL:TGZRAMS:2022:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/4

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:3
Datum uitspraak: 11-01-2022
Datum publicatie: 20-01-2022
Zaaknummer(s): A2021/4
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster, tandarts, onder meer dat zij medische gegevens heeft vervalst, behandelingen heeft uitgevoerd zonder klager hierover te informeren, verkeerde/ineffectieve behandelingen heeft uitgevoerd en verkeerde informatie heeft doorgegeven aan andere behandelaren. Verweerster voert verweer.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 31 maart 2021 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde mr. J.C.C. Leemans, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1.         De procedure

1.1.      Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • de nadere verduidelijking van het klaagschrift;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • de mail van verweerster van 21 juli 2021;
  • de mails van klager van 4 augustus 2021;
  • de correspondentie met betrekking tot het mondelinge vooronderzoek;
  • het proces-verbaal van het op 3 augustus 2021 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek;
  • de mails van klager van 19 augustus 2021, 12 september 2021 en 1 november 2021 in reactie op het proces-verbaal hiervoor genoemd.

1.2.      Het college heeft de klacht op 30 november 2021 ter zitting behandeld, tezamen met de zaak met nummer A2021/3338. Klager en verweerster waren aanwezig. Klager werd vergezeld door zijn echtgenote. Verweerster werd bijgestaan door mr. Leemans.

2.         Waar gaat de zaak over?

Klager heeft sinds 2014 pijnklachten bij het kauwen op vlees of ander stevig voedsel. Omdat de inspanningen van de destijds behandelend tandarts niet tot resultaat leidden, heeft klager zich gewend tot verweerster. Ook de behandeling door verweerster heeft voor klager niet tot het gewenste resultaat geleid. Uit de door klager en verweerster verstrekte gegevens blijkt dat – kort samengevat en voor zover hier van belang – het volgende is geschied:

  • op 21 december 2018 heeft verweerster een intakegesprek met klager gehouden;
  • op 25 januari 2019 heeft verweerster kies 17 van klager gevuld;
  • op 27 mei 2019 heeft verweerster in verband met klachten van klager een röntgenfoto gemaakt en hebben verweerster en klager besloten een second-opinion te vragen;
  • op 22 juli 2019 heeft een second-opinion door een collega van verweerster plaatsgevonden; een kroon op kies 17 werd geadviseerd;
  • op 5 december 2019 heeft verweerster bij klager de plaatsing van de kroon voorbereid; een noodkroon is niet geplaatst;
  • op 24 december 2019 heeft verweerster de kroon geplaatst;
  • op 27 maart 2020 heeft verweerster klager gezien omdat de kroon los was gekomen; afgesproken is dat een nieuwe kroon zal worden gemaakt; verweerster heeft geen noodkroon geplaatst;
  • op 10 april 2020 heeft verweerster geconstateerd dat de nieuwe kroon niet past;
  • op 21 april 2020 heeft verweerster opnieuw een afdruk gemaakt ten behoeve van de vervaardiging van een kroon;
  • op 18 juni 2020 heeft verweerster de kroon geplaatst;
  • op 14 juli 2020 is klager naar aanleiding van klachten dat voedsel blijft hangen en vastzitten tussen de kiezen 16 en 17 gezien door een collega van verweerster;
  • op 24 augustus 2020 heeft verweerster samen met een andere collega klager gezien en de klachten besproken; klager is verwezen naar de E, afdeling bijzondere tandheelkunde;
  • op 11 december 2020 heeft verweerster klager gezien in verband met klachten die klager ervaart; klager werd verwezen naar een endodontoloog;
  • op 26 januari 2021 heeft de afspraak bij de E plaatsgevonden;
  • op 26 februari 2021 heeft verweerster klager gezien; het resultaat van het onderzoek door de endodontoloog werdafgewacht; een second-opinion is gevraagd bij het F;
  • op 2 februari 2021 heeft klager zich bij een nieuwe tandarts in een andere praktijk gemeld;
  • op 9 maart 2021 heeft het consult bij de endodontoloog plaatsgevonden en
  • op 16 maart 2021 heeft de second-opinion bij het F plaatsgevonden.

3.1. De klacht

De klachten van klager komen – samengevat – op het volgende neer:

NaN. De kern van de klacht is dat verweerster niet de juiste behandeling heeft ingezet om de tandheelkundige problemen van klager op te lossen. Vervaardigde kronen pasten niet goed en noodkronen zijn niet geplaatst (1a). Verder zijn volgens klager behandelingen uitgevoerd zonder informatie te verstrekken, zijn ineffectieve behandelingen gekoppeld aan niet bestaande klachten en zijn problemen met de zogenoemde biologische breedte niet deugdelijk opgelost (1b). Het gevolg hiervan is geweest dat klager onnodig lang met de problemen heeft rondgelopen. De problemen zijn door de nieuwe tandarts met een eenvoudige behandeling opgelost.

NaN. Daarnaast is geklaagd over de wijze waarop de gegevens omtrent zijn behandeling in zijn dossier en de verwijsbrief zijn neergelegd. Deze gegevens zijn volgens klager deels vervalst (2a) en verder veel te summier (2b). Het gevolg hiervan is dat van de zijde van de E en van het F geen juiste adviezen zijn verstrekt.

3.2. Het verweer

Verweerster is het niet eens met klager. Zij heeft er volgens haar alles aan gedaan de lastig te diagnosticeren klacht van klager te verhelpen. Ook twee collega’s uit haar praktijk heeft zij de problemen van klager laten bezien. Zij heeft ook externen ingeschakeld om tot een goede diagnose en behandeling te komen. Van een ineffectieve behandeling is geen sprake geweest. Zij heeft klager ook steeds geïnformeerd over de problemen en de mogelijkheden van behandeling. Graag had verweerster op een aantal momenten sneller gehandeld, maar als gevolg van de coronamaatregelen is de praktijk niet steeds geopend geweest.

Van het vervalsen van het dossier of het te summier daarin vastleggen van hetgeen is geschied, is evenmin sprake geweest volgens verweerster. De aanvullingen in het dossier die hebben plaatsgevonden nadat klager zich naar een andere tandarts is overgestapt, zijn slechts aangebracht om deze tandarts volledig op de hoogte te brengen van al hetgeen is geschied.

4. Wat vindt het college van de klacht en het verweer?

Het college acht de klachten deels gegrond. Het college licht dit als volgt toe:

Ad 1: behandeling

4.1. De behandeling van klager door verweerster heeft niet plaatsgevonden op een wijze die van een zorgvuldig handelend beroepsbeoefenaar verwacht mag worden. Zo is tot drie keer toe zonder deugdelijk resultaat gepoogd een goede afdruk te maken van de kies om een passende kroon te vervaardigen en is een kroon geplaatst op een kies die niet pijnvrij was, hetgeen naar het oordeel van het college niet verstandig is. Daarnaast is nimmer een noodkroon geplaatst. Het niet plaatsen van een noodkroon levert, zeker gelet op de tijd die steeds verliep voordat de kroon kon worden geplaatst, het risico op dat de basis waarop de kroon moet worden geplaatst in hoogte en stand verandert. Het niet maken van een goede afdruk en het herhaaldelijk niet plaatsen van een noodkroon, zijn er de oorzaak van geweest dat de aansluiting van de kroon op de basis steeds onvoldoende bleek, de kroon niet op de oorspronkelijke bedoelde wijze passend tussen de andere elementen kon worden geplaatst en ook te hoog was. De omstandigheid dat het aangewezen werd geacht niet onmiddellijk een noodkroon te plaatsen om het tandvlees te laten herstellen verklaart niet de lange termijn dat klager zonder noodkroon heeft gelopen.

Het college volgt ook niet het verweer dat de coronamaatregelen een snellere behandeling van klager in de weg hebben gestaan. De coronamaatregelen hebben ongetwijfeld de praktijkvoering van verweerster bemoeilijkt. Het is echter geenszins zo dat, gelet op de periode waarin de behandeling heeft plaatsgevonden, coronamaatregelen een snellere behandeling en het plaatsen van noodkronen onmogelijk hebben gemaakt. Dit brengt met zich dat klachtonderdeel 1a slaagt.

4.2.  Het dossier van klager biedt geen grondslag voor het oordeel dat verweerster behandelingen heeft uitgevoerd zonder klager hierover te informeren. Uit het dossier volgt veeleer dat klager zijn klachten naar voren heeft gebracht en dat verweerster de in haar ogen bestaande mogelijkheden met klager heeft besproken. Van een koppeling door verweerster van de klachten aan bruxisme (tandenknarsen en/of kaakklemmen) blijkt uit het dossier in zijn originele vorm niet. Evenmin blijkt dat verweerster behandelingen heeft ingezet die hun grondslag vinden in bruxisme. Uit het dossier volgt niet dat verweerster ten onrechte niet heeft geconstateerd dat er problemen waren met de biologische breedte en in dat kader behandeling heeft ingezet. De ter zake geformuleerde klachten (1b) treffen dan ook geen doel.

Ad 2: dossiervoering

4.3. Van de wijze waarop het dossier is gewijzigd kan naar het oordeel van het college niet worden gezegd dat in overeenstemming is gehandeld met wat van een zorgvuldig handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. Verweerster heeft erkend dat zij voordat zij het dossier heeft afgesloten – omdat klager naar een andere tandarts was overgestapt – daarin wijzigingen heeft aangebracht. Het zijn aanvullingen op de behandelingen van 21 december 2018, 22 juli 2019 en 14 juli 2020. De aanvulling bij 21 december 2018 betreft de aanwezigheid van tandsteen en aanslag. Bij 22 juli 2019 is toegevoegd dat de pijn van de 16/17 weg is en dat bruxisme wordt vermoed. Bij 14 juli 2020 zijn 16 regels toegevoegd waaruit onder andere blijkt dat de klacht omtrent de 17 terug is sinds het plaatsen van de kroon. Verweerster stelt dat zij deze aanvullingen heeft aangebracht teneinde de nieuwe tandarts van klager op volledige wijze voor te lichten. Het college volgt verweerster hierin niet. Het dossier met de medische gegevens is een belangrijk document; op zowel de juistheid als de volledigheid van dit document moet ook door onder andere waarnemend en opvolgend tandartsen kunnen worden vertrouwd. Ook in tuchtzaken wordt in beginsel van de juistheid van hetgeen is vermeld in zo’n dossier uitgegaan. Hierbij past niet dat achteraf wijzigingen in dit dossier worden aangebracht en al helemaal niet dat dit is gedaan zonder duidelijk te vermelden dat sprake is van een later aangebrachte wijziging. Indien het noodzakelijk is een opvolgend (tand)arts voor een goede overdracht nadere informatie te verstrekken, dan kan dit geschieden door deze informatie bij de afsluiting van het dossier afzonderlijk als laatste te vermelden.

Wat het in dit geval nog ernstiger maakt, is dat verweerster de behandeling op 14 juli 2020 niet zelf heeft verricht. Deze behandeling is verricht door een collega van verweerster. Ter zitting heeft verweerster geen duidelijkheid kunnen verschaffen hoe zij aan de vermelde – en door klager weersproken – gegevens is gekomen. Uit de uitspraak van heden, nummer A2021/3338, volgt dat de tandarts die de behandeling op 14 juli 2020 heeft uitgevoerd omtrent die behandeling geen aantekeningen heeft gemaakt en ook bij het vertrek van klager uit de praktijk van verweerster geen herinnering aan het consult van 14 juli 2020 had.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt klachtonderdeel 2a. Het college heeft overigens geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat verweerster de uitgevoerde behandelingen op 14 juli 2020 bewust heeft proberen te verbergen c.q. te verantwoorden voor andere tandheelkundigen.

4.4. Het college volgt klager niet in zijn opvatting dat in de verwijsbrief op te summiere wijze verslag is gedaan van de wijze waarop zijn behandeling heeft plaatsgevonden. De voor een deugdelijk advies benodigde gegevens zijn aan de E en het F verstrekt. De focus van de behandeling lag op de 17 dus is het niet vreemd dat de 16 in de brief niet wordt genoemd. Van het achterhouden van relevante gegevens is geen sprake. Klachtonderdeel 2b faalt daarmee.

4.5. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot het oordeel dat verweerster voor wat betreft hetgeen onder 4.1 en 4.3 is weergegeven niet heeft gehandeld, zoals van een zorgvuldig handelend tandarts mag worden verwacht. Verweerster heeft aldus gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg aan klager had moeten geven. Hierbij past het opleggen van na te melden maatregel.

Maatregel

4.6. Het college overweegt met betrekking tot de op te leggen maatregel als volgt. Verweerster is ernstig tekortgeschoten bij het plaatsen van de kronen als beschreven in 4.1 en het aanbrengen van wijzigingen in het dossier als beschreven in 4.3. Daarbij komt dat uit het verhandelde ter zitting het college zeker niet de indruk heeft gekregen dat verweerster achteraf inziet dat de plaatsing van de kroon niet is geschied op een wijze die binnen de beroepsgroep als standaard geldt. Van enige zelfreflectie is het college niet gebleken. Er is eerder sprake van het blijven verdedigen van een onjuiste handelwijze.

Wat betreft het aanbrengen van wijzigingen in het dossier heeft klaagster ter zitting weliswaar aangegeven dat het wellicht beter was geweest dit niet te doen, maar het college heeft niet de indruk gekregen dat verweerster inziet dat geen sprake is van een administratieve vergissing gedaan met een goede bedoeling, maar van een onjuist handelen dat afbreuk doet aan het vertrouwen dat aan de juistheid van een dossier met medische gegevens moet kunnen worden gesteld.

Nu het de eerste keer is dat verweerster met een tuchtklacht te maken heeft gekregen, is het college van oordeel dat nog kan worden volstaan met het opleggen van een berisping.  

5. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klachtonderdelen die zien op de plaatsing van de kroon (1a) en het achteraf aanbrengen van wijzigingen in het dossier (2a) gegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • legt op de maatregel van berisping.

Aldus beslist door:

J. Brand, voorzitter,

B.D. Stibbe, R. Müller en J.M.W. Croes, leden-tandarts,

J.C.J. Dute, lid-jurist,

bijgestaan door C. Neve, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022  door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.