ECLI:NL:TGZRAMS:2022:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3204

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:23
Datum uitspraak: 14-03-2022
Datum publicatie: 16-03-2022
Zaaknummer(s): A2021/3204
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de huisarts dat hij geen (herhaal)recept voor Lorazepam heeft willen geven aan klager, althans dat hij dat (te) laat en pas na aandringen heeft gegeven. Daardoor kwam klager zonder medicatie te zitten met als gevolg dat hij zich heeft misdragen. Het verbaast klager dat de huisarts na 14 jaar goede omgang klager ineens vernederend en niet respectvol heeft behandeld. Ineens werd een afspraak bij de huisarts afgezegd en kreeg klager te horen dat de huisarts hem niet meer als patiënt wil.De huisarts heeft aangevoerd dat hij het voorschrijven van de medicatie van klager niet heeft geweigerd. Er is wel een aantal keren vertraging geweest tussen zijn aanvraag en de levering via de apotheek. Door ruis in de arts-patiënt relatie heeft de huisarts klager laten weten om van huisarts te veranderen, met de toezegging voor continuering van zijn medicatie totdat hij bij een andere huisarts is ingeschreven. Een door klager gemaakte afspraak in de praktijk werd inderdaad om die reden teruggedraaid.Het college heeft - na behandeling van de klacht op een zitting - de klacht ongegrond verklaard. Verweerder is niet nalatig geweest in het (tijdig) voorschrijven van de medicatie, maar heeft op juiste wijze gehandeld door een vinger aan de pols te houden bij het uitschrijven van de herhaalrecepten. Het incident dat heeft plaatsgevonden kan niet (tuchtrechtelijk) worden verweten aan de huisarts. Dat klager via de assistente heeft moeten horen dat verweerder hem niet meer als patiënt wilde verdient niet de schoonheidsprijs, maar gebleken is dat de huisarts heeft gewaarborgd dat klager niet zonder medicatie kwam te zitten en de overdracht naar de opvolgend huisarts is goed gegaan.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 23 juni 2021 binnengekomen klacht van:

A,
wonende te B,
k l a g e r.


tegen

C,
huisarts,
werkzaam te B,
v e r w e e r d e r.

1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlage;
- het verweerschrift;
- een machtiging opvragen medische gegevens van klager, ontvangen op 13 december 2021;
- een afschrift van (een deel van) het medisch dossier van klager, ontvangen op 4 januari 2022;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

Er heeft geen mondeling vooronderzoek plaatsgevonden, omdat klager zich had vergist in de datum en niet was verschenen.


De klacht is op de openbare zitting van 8 februari 2022 behandeld. Klager was aanwezig. Verweerder was afwezig met bericht van verhindering.


2. De feiten 2.1. Verweerder was tot medio 2021 gedurende veertien jaar de huisarts van klager.
2.2. Klager, geboren in 1958, heeft last van angst- en paniekaanvallen. Verweerder heeft in verband daarmee in het verleden Lorazepam aan hem voorgeschreven.
2.3. Op 27 mei 2021 heeft klager de assistente van verweerder telefonisch om een herhaalrecept voor Lorazepam verzocht; hij had toen twee dagen geen medicatie meer. Klager is vervolgens naar de praktijk gekomen en heeft zich boos en dreigend opgesteld.
2.4. Op 18 juni 2021 heeft klager via de assistente een afspraak met verweerder gemaakt, onder andere om het voorval op 27 mei 2021 te bespreken. Enkele uren later heeft de assistente van verweerder klager teruggebeld om de afspraak te annuleren. Zij heeft daarbij gemeld dat verweerder klager niet meer als patiënt wil.
2.5. Verweerder heeft daarna nog voor veertien dagen Lorazepam voorgeschreven. Aan klager is gemeld dat hij veertien dagen de tijd had om een nieuwe huisarts te vinden. Dit is (uiteindelijk) ook gelukt.

3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder geen (herhaal)recept voor Lorazepam heeft willen geven aan klager, althans dat hij dat (te) laat en pas na aandringen heeft gegeven. Daardoor kwam klager zonder Lorazepam te zitten met als gevolg dat hij zich heeft misdragen.

4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling
5.1. Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

5.2. Uit de medische informatie van klager over de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 juni 2021 blijkt dat verweerder tot het incident op 27 mei 2021 herhaalrecepten voor 120 stuks Lorazepam uitschreef, telkens met intervallen van circa vier weken. Klager heeft gesteld dat hij met enige regelmaat Lorazepam tekort kwam. Ter zitting heeft hij toegelicht dat er dagen waren waarop hij meer dan de voorgeschreven vier pillen per dag innam. Hij moest verweerder dan al eerder om een herhaalrecept verzoeken.
Verweerder heeft weersproken dat hij heeft geweigerd om voor klager een herhaalrecept uit te schrijven. Wel is er een paar keer vertraging opgetreden tussen zijn aanvraag en de levering door de apotheek. Ook heeft verweerder meerdere keren met klager besproken dat hij zou moeten proberen te minderen met het gebruik van Lorazepam.

5.3. Bij een geneesmiddel als Lorazepam is het passend en zelfs noodzakelijk dat de huisarts niet zonder meer een herhaalrecept uitschrijft, maar dat hij periodiek contact heeft met de patiënt over het gebruik van het geneesmiddel. Dat klager contact moest opnemen met verweerder voor een nieuw herhaalrecept als hij meer dan de voorgeschreven dosis had genomen, is onvermijdelijk en kan verweerder niet worden verweten. Evenmin treft verweerder een verwijt van de vertraging die optrad met als gevolg dat de Lorazepam niet onmiddellijk klaarlag bij de apotheek. Op 27 mei 2021 was sprake van computerproblemen die zorgden voor oponthoud, zo blijkt uit het medisch dossier van klager. Verweerder is niet nalatig geweest in het (tijdig) voorschrijven van Lorazepam, maar heeft op juiste wijze gehandeld door een vinger aan de pols te houden bij het uitschrijven van herhaalrecepten en daarnaast te bespreken met klager dat hij het gebruik van dit geneesmiddel zou moeten afbouwen. Dat een samenloop van omstandigheden op 27 mei 2021 ertoe heeft geleid dat klager inmiddels twee dagen geen Lorazepam meer had en dat hij, onder andere gedreven door slapeloosheid, verweerder onheus heeft bejegend, is onaangenaam geweest voor zowel verweerder als klager. Dit incident kan niet (tuchtrechtelijk) verweten worden aan verweerder.

5.4. Nadat klager al een afspraak had gemaakt met de huisarts via de assistente, heeft hij van haar moeten horen dat verweerder hem niet meer als patiënt wilde. Deze manier van handelen verdient wellicht niet de schoonheidsprijs, maar gebleken is dat verweerder heeft gewaarborgd dat klager niet zonder Lorazepam kwam te zitten door nog een herhaalrecept voor hem uit te schrijven en dat de overdracht naar de opvolgend huisarts (volgens klager) goed is gegaan.

5.5. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist op 14 maart 2022 door:
R.A. Dozy, voorzitter,
A. Wewerinke, D.E. de Jong en J.C. van der Molen, leden-arts,
R.P. Wijne, lid-jurist,
bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris.