ECLI:NL:TGZRAMS:2022:193 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3968

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:193
Datum uitspraak: 30-12-2022
Datum publicatie: 30-12-2022
Zaaknummer(s): A2022/3968
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk. Klager verblijft in een forensisch psychiatrische kliniek, waar de beklaagde destijds als psychiater werkzaam was. Klager heeft een klacht ingediend tegen de psychiater over een gesprek dat plaatsvond tussen partijen en een (onbekende) derde. Klager wilde niet dat deze derde bij het gesprek aanwezig zou zijn, omdat het een vertrouwelijk gesprek was tussen klager en de psychiater. Volgens klager is hij vervolgens onheus bejegend door de psychiater. Uit de processtukken blijkt onvoldoende op welke feiten klager zich baseert. Zo geeft klager – ook in zijn aanvullend klaagschrift en in repliek – niet aan wanneer het gesprek precies plaatsvond. De psychiater stelt dat de feiten hem onduidelijk zijn en dat hij zich daardoor niet adequaat kan verdedigen. De psychiater was ten tijde van het indienen van de tuchtklacht niet meer werkzaam bij de kliniek waardoor het opzoeken van de datum van het gesprek in klagers medisch dossier, voor hem niet zonder meer mogelijk was. Klager had de datum van het gesprek kunnen achterhalen door zijn medisch dossier op te vragen. Dit heeft hij niet gedaan. Het college oordeelt dat de klacht tegen de psychiater niet-ontvankelijk wordt verklaard. 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 30 december 2022 naar aanleiding van de klacht van:


A,
verblijvende in B, te C, klager,

tegen


D,
destijds als psychiater werkzaam te C, verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. E. Hoekstra, werkzaam te Alkmaar.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift, ontvangen op 23 februari 2022 bij het regionaal tuchtcollege
’s Hertogenbosch en na doorzending naar het regionaal tuchtcollege Amsterdam aldaar ontvangen op 13 
mei 2022;
-  de brief van de secretaris van het tuchtcollege van 23 maart 2022;
-  het aanvullende klaagschrift;
-  het verweerschrift;
-  de schriftelijke reactie op het verweerschrift (repliek);
-  de schriftelijke reactie op de repliek (dupliek).

De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in 
gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt. Het college 
heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over?
2.1   Klager verblijft in B, te C. De psychiater was destijds werkzaam bij deze kliniek. Klager 
heeft een klacht ingediend tegen de psychiater over een gesprek dat plaatsvond tussen klager, de 
psychiater en een (onbekende) derde. Klager wilde niet dat deze derde bij het gesprek aanwezig zou 
zijn omdat het een vertrouwelijk gesprek was tussen klager en de psychiater. Volgens klager is hij 
vervolgens onheus bejegend door de psychiater. Zo zou de psychiater klager uitgelachen hebben en 
zou hij zijn weggelopen gedurende het gesprek.

2.2  Nu het inleidend klaagschrift niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, heeft de
secretaris van het college klager op 23 maart 2022 een brief geschreven, waarin hij werd
uitgenodigd de in die brief gestelde vragen alle te beantwoorden om zodoende de gebreken te 
herstellen. Klager heeft toen als antwoord op één van de vragen aangegeven dat het gesprek had 
plaatsgevonden in november of december 2021, op de op één na laatste werkdag van de psychiater in 
B. Klager wist op dat moment niet de naam van de derde die bij het gesprek aanwezig was geweest.

2.3   Vervolgens is de psychiater gevraagd schriftelijk op het klaagschrift en het aanvullend 
klaagschrift te reageren. In het verweerschrift van de psychiater stelt hij dat het hem volstrekt 
onduidelijk is wat nu precies de feiten zijn waarop klager zich baseert. Het is volgens de 
psychiater daardoor niet mogelijk om zich adequaat te verdedigen.

2.4   Klager is vervolgens gevraagd om schriftelijk te reageren op het verweerschrift (repliek). In 
deze reactie stelt klager dat de derde die bij het gesprek aanwezig was een sociotherapeut genaamd 
E, was. Hierna heeft de psychiater de gelegenheid gekregen om schriftelijk te reageren op de 
repliek van klager (dupliek). Volgens de psychiater maakte klager opnieuw niet voldoende duidelijk 
wanneer het gesprek heeft plaatsgevonden en weet hij dus niet welk gesprek klager bedoelt.

3. Wat zijn de overwegingen van het college?
3.1   Op grond van artikel 65 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg 
(Wet BIG) in samenhang met artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit BIG (Tuchtrechtbesluit) moet het 
klaagschrift voldoen aan de in dat besluit genoemde eisen. Op grond van artikel 5 van het 
Tuchtrechtbesluit wordt de klager in de gelegenheid gesteld de gebreken in het klaagschrift te 
herstellen. Indien klager de gebreken in het klaagschrift niet of onvoldoende herstelt, wordt 
klager op grond van artikel 66 lid 4 Wet BIG niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

3.2   Nu het inleidend klaagschrift niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, heeft de 
secretaris van het college klager op 23 maart 2022 een brief geschreven, waarin hij werd 
uitgenodigd de in die brief gestelde vragen alle te beantwoorden om zodoende de gebreken te 
herstellen.

3.3   Klager heeft in het aanvullend klaagschrift daaraan slechts ten dele voldaan. Ook uit de 
repliek blijkt onvoldoende op welke feiten klager zich baseert. Klager heeft wel de naam van de 
psychiater genoemd tegen wie hij een klacht wil indienen en ook het verwijt, maar een behoorlijke 
onderbouwing van de klacht ontbreekt. Zo geeft klager niet aan wanneer een en ander gebeurd zou 
zijn. De psychiater was ten tijde van het indienen van de tuchtklacht niet meer werkzaam bij B, 
waardoor het opzoeken van de datum van het gesprek in klagers medisch dossier, voor hem niet zonder 
meer mogelijk was. Klager had de datum van het gesprek evenwel evenvoudig kunnen achterhalen door 
zijn medisch dossier op te vragen en dit na te zoeken. Dit heeft hij echter verzuimd te doen. Bij 
deze stand van zaken dient de klacht tegen de psychiater niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.4   Het college wijst er echter op dat klager desgewenst alsnog een klacht bij het college kan 
indienen als hij de klacht wel voldoende kan onderbouwen.

4. De beslissing
De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.


Deze beslissing is gegeven door A. van Maanen, voorzitter, E. Pans, lid-jurist, J.M.C. van Dam, 
T.A. Wouters en C.M. Sonnenberg, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A.
Weiland, secretaris.