ECLI:NL:TGZRAMS:2022:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3884

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:164
Datum uitspraak: 15-11-2022
Datum publicatie: 15-11-2022
Zaaknummer(s): A2022/3884
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts zich een mening te hebben gevormd over de persoonlijke situatie van klager en zijn gezin, en zich daarbij grievend, beledigend en zelfs bedreigend jegens klager te hebben uitgelaten. Ook verwijt hij de huisarts aan de doorverwijzing van de dochter van klager naar een specialist de voorwaarde te hebben gesteld dat klager samen met zijn ex-vrouw op gesprek moest komen. Verder heeft de huisarts klager in eerste instantie naar een onjuiste klachtenregeling verwezen. De huisarts heeft de klacht bestreden. Het college is van oordeel dat de huisarts voor het merendeel binnen de grenzen van zijn professionele rol is gebleven. Het algemene beeld uit het dossier is dat de huisarts er alles aan deed om in het belang van de kinderen met beide ouders in gesprek te blijven. De opmerking die de huisarts heeft gemaakt over de verplichting van klager om “living costs” aan zijn ex-vrouw te betalen had hij achterwege moeten laten. Deze (onterechte) inmenging is echter onvoldoende ernstig om de huisarts hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Wat betreft de doorverwijzing naar een specialist is het college van oordeel dat de huisarts zorgvuldig heeft gehandeld door de dochter eerst te willen zien, samen met haar ouders. Niet zeker was of de moeder achter een verwijzing zou staan terwijl in beginsel toestemming van beide ouders nodig is. Het college vindt de vergissing van klager over de klachtenregeling van te weinig gewicht om hem hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.  

A2022/3884

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 15 november 2022 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klager,
gemachtigde: mr. R. Korver, advocaat te Amsterdam

tegen:


C,
huisarts,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, advocaat te Hilversum.


1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 4 februari 2022;
- het verweerschrift met bijlagen.

Het dossier bevat verder een uittreksel van het gezagsregister en een reactie van mr. Korver daarop. Mr. Korver heeft voor de zitting nog nagestuurd bijlage 11 en 12.


Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

De zaak is behandeld op de openbare zitting van 4 oktober 2022. Partijen zijn verschenen en zij werden bijgestaan door hun gemachtigden.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?

Klager is vader van twee jonge dochters van 3 en 10 jaar oud, genaamd D en E. Beide dochters wonen officieel bij klager maar verblijven de helft van de tijd bij hun moeder, met wie klager niet meer samen is. De ouders zijn al enige tijd verwikkeld in een vechtscheiding. Hierbij zijn meerdere instanties betrokken. De ouders richten zich ook herhaaldelijk tot de huisarts. De kinderen zijn onder toezicht gesteld. Op 1 december 2020 bezocht klager met zijn dochter E de praktijk van de huisarts. Volgens klager had E pijnklachten op de borst en moeite met ademen nadat zij door haar zusje een schop op de borst had gekregen bij het stoeien. Volgens klager zou E hebben gezegd dat zij twee jaar eerder door haar moeder op diezelfde plek was geslagen. De huisarts heeft geen medische afwijkingen kunnen vinden en heeft E ook niet willen doorverwijzen naar de specialist. Klager vindt dit, en ook de uitlatingen tijdens en na de behandeling, buitengewoon onprofessioneel. Zo heeft de huisarts tijdens het consult gezegd dat hij de toedracht “verdacht” vond. De huisarts heeft op meerdere momenten laten zien dat hij bevooroordeeld was ten opzichte van klager en in feite partij koos voor de moeder. De huisarts ziet dit anders. Hij is objectief gebleven en heeft niet een speelbal willen worden in de strijd tussen beide ouders. Hij heeft uitsluitend het belang van E (en haar zus) voor ogen gehad. Het college komt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.

Het college licht dat hierna toe.

3. Wat is er precies gebeurd?

3.1 Op 1 december 2020 is klager met zijn dochter E bij de huisarts op consult geweest, zoals hiervoor onder 2 beschreven. De huisarts heeft lichamelijk onderzoek verricht waarbij hij de borstkas van E heeft bekeken. Er waren geen hematomen of afwijkende structuren op de borst. Ook uit onderzoek met de stethoscoop bleken geen bijzonderheden. De huisarts heeft aan klager gezegd dat hij zijn uitleg over de toedracht van de medische klacht “verdacht” vond omdat het zeer onwaarschijnlijk is dat iets dat naar zeggen van klager twee jaar eerder gebeurde tussen E en moeder, nu nog (somatische) klachten zou geven. Verder heeft de huisarts uitgelegd dat klager hiervoor niet naar de huisarts hoefde te komen.

3.2 Op dezelfde dag heeft klager de huisarts een vonnis van de voorzieningenrechter te Den Haag van -- november 2020 toegestuurd. In dat vonnis is onder meer een voorlopige contactregeling tussen de dochters van klager en hun moeder opgelegd. Volgens klager heeft hij dit vonnis opgestuurd om aan te tonen dat het behalen van voordeel bij het juridische geschil tussen de ouders geen enkele rol speelde bij de aan de huisarts gestelde onderzoeksvraag. Volgens de huisarts echter, stuurde klager hem het vonnis in navolging van de tijdens het consult gedane uitlatingen van klager dat de moeder “gek” (psychisch gestoord) zou zijn en zij “de schuldige” is. Klager had volgens de huisarts gevraagd zelf het vonnis te lezen en tot een conclusie te komen.

3.3 Bij mail van 2 december 2020 schreef de huisarts in reactie op het vonnis klager het volgende: “I have read every word. And it remains clear to me what the situation is. In no way is this document pointing fingers. It is a roadmap for you and your ex to give your children a normal upbringing. I hope you stick to the verdict and do what you’ve been asked to do. Furthermore, from man to man, I read that you are not willing to pay some money for your ex for her living costs. How crazy you might find her, this is NOT an honorable way to conduct yourself! This weakens your position significantly.”

3.4 Klager reageert hierop per mail van 2 december 2020, met onder meer de volgende inhoud: (…) “My complaint points are as follows:

-Your (personal) reaction to the health concern regarding my daughter’s complaints of painful breathing after her sister kicked her on her chest and she highlighted that it was on the same spot her mother hit her a while ago. It was not for you to judge the situation but to
check the wellbeing of my daughter. I asked you to check if you could detect anything internally. I clearly saw that you assumed that it was done with an agenda in mind which you demonstrated after the girls walked out of your office and accused me of manipulating my daughter. She has expressed how terrified she is of her mother to me, CJG and the Police.” (…) “Needless to say, I am arranging for a new GP for me and my daughters.” (…)

3.5 De huisarts mailt dezelfde dag het volgende aan klager: “Beste A, Deze zaak ligt nu bij de Jeugdbescherming. Verder op laste van de rechter is mediation opgelegd. Hopelijk kunnen jullie dit daar bespreken. Ik wens geen speelbal te zijn tussen jou en je ex. Ik probeer mijn werk als huisarts naar behoren uit te voeren, echter dat lukt niet als jullie belangen verstrengeld raken. Dit heb ik jou gister geprobeerd duidelijk te maken. De wijze waarop je herhaaldelijk bij mij je ex probeert zwart te maken (en omgekeerd ook) maakt het voor mij moeilijk om objectief te blijven. Dat wil niet zeggen dat ik niet objectief blijf. In het belang van jullie gezondheid wil ik jullie goeie zorg blijven leveren. Om E nu uit mijn praktijk te halen is denk ik een slecht idee voor veel redenen. Ten eerste moet daar van beide gezaghebbende ouders toestemming voor zijn. Ten tweede is het nóg een verandering in het leven van E. Dat je een klacht tegen mij wil indienen is spijtig. Ik zou je willen vragen om voordat je dat doet nog op gesprek te komen samen met je ex in het bijzijn van jullie contactpersoon van de Jeugdbescherming. Ik begrijp dat dit een hele vervelende tijd is voor jullie allen. Ik maak me zorgen om jullie kinderen met name, nu het lijkt, dat ze als speelbal worden ingezet.” (…)

3.6 Klager reageert hierop per mail van 3 december 2020 met onder meer de volgende reactie: (…) “I am raising a formal complaint against you for your lack of professional attitude in dealing with health concerns. The fact that you are diverting the focus to the personal circumstances my family is going through is not going to stop that.” (…)

3.7 De huisarts reageert per mail van 3 december 2020, met onder meer de volgende inhoud: (…) “Je bent uiteraard vrij om een klacht in te dienen bij een klachtencommissie. Je hebt het over mijn “lack of professional attitude in dealing with health concerns”. Ik vraag me dan af wat je daarmee bedoelt. Ik heb jullie gezien op mijn spreekuur en ik heb, na jullie uitleg, E onderzocht en jullie verteld dat er medisch gezien geen afwijkingen zijn m.b.t. haar klacht. Verder heb ik je uitgelegd dat de toedracht van deze klacht verdacht klonk, dat het zeer onwaarschijnlijk was dat iets wat 2 jaar geleden (naar jou zeggen) gebeurde tussen moeder en E nu nog klachten zou kunnen geven. Uiteraard heb ik de moeder van E hiervan op de hoogte gesteld en E was toen aanwezig. Toen vertelde E een heel ander verhaal. Ik zal mijn zorgen aan jullie contactpersoon bij de Jeugdbescherming doorgeven omdat ik nu weinig vertrouwen meer heb dat jullie de veiligheid van de kinderen kunnen garanderen. In het belang van de gezondheid van jullie kinderen en de gezondheid van jullie als ouders zou ik je willen vragen om je te houden aan de afspraken en je te houden aan het vonnis van de rechter. (…) Nogmaals nodig ik jullie allen uit om te komen praten met mij in mijn praktijk. Als je wenst om alsnog een klacht in te dienen kan je de link hieronder vinden.” (…)

3.8 Op 31 december 2020 heeft F, sociaal werker en belangenbehartiger van klager, voor zover hier van belang, het volgende per mail aan de huisarts geschreven: (…)
“Namens mijn client dhr. A vraag ik u om een verwijzing voor zijn oudste kind E (…). Volgens dhr. A klaagt E recentelijk vaker over pijnen, die ze bij haar borst voelt.
Vandaar dat meneer nadrukkelijk om een verwijzing vraagt voor zijn kind. Meneer wil graag dat zijn kind onderzocht wordt door een specialist, die mogelijk ook een scan kan nemen van de plek waar E pijn ervaart.” (…)
De huisarts heeft op 1 januari 2021 als volgt gereageerd: “Hoi F, Ik zou E weer op mijn spreekuur willen zien om haar opnieuw te onderzoeken, samen met beide ouders. Om met z’n allen tot een plan van aanpak te komen. Hopelijk zie ik ze snel in mijn praktijk. Voor aanstaande maandag zijn er veel plekken vrij.” (…)

3.9 De rechtbank te B heeft bij beschikking van -- september 2022 vervangende toestemming verleend aan klager om de kinderen uit te schrijven uit de praktijk van klager en in te schrijven bij een nieuwe praktijk.


4. Wat houdt de klacht in?

Klager verwijt de huisarts, samengevat, dat hij

a) zich ongevraagd, zonder voldoende kennis, een (subjectieve) mening heeft gevormd over de persoonlijke situatie van klager en zijn gezin, en zich tevens grievend, beledigend en zelfs bedreigend jegens klager heeft uitgelaten;
b) aan de doorverwijzing van E naar een specialist de voorwaarde heeft gesteld dat klager tezamen met zijn ex-vrouw langs zou moeten komen voor een consultgesprek, waardoor er nog steeds geen onderzoek naar de klachten van E heeft plaatsgevonden;
c) klager in eerste instantie naar een onjuiste klachtenregeling heeft verwezen.


5. Wat is het verweer?

De huisarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.

6. Wat zijn de overwegingen van het college?

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

6.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Klachtonderdeel a) oordeelsvorming en bejegening

6.2 De kern van dit klachtonderdeel is dat de huisarts er volkomen ten onrechte vanuit ging dat klager oneigenlijke intenties had met het consult van 1 december 2020. Die waren er volgens klager absoluut niet, en de huisarts was niet de juiste persoon om hierover een mening te hebben, laat staan die te uiten. Klager had oprechte zorgen over de medische situatie van zijn dochter en de huisarts had hier gewoon onderzoek naar moeten doen. De huisarts had kennelijk een week voor het consult met de ex-vrouw van klager gesproken
over de situatie in het gezin van klager en over het juridische geschil tussen klager en zijn ex-vrouw. Hij was ten tijde van het consult duidelijk bevooroordeeld. Nadat klager ter
verduidelijking het vonnis van -- november 2020 aan de huisarts had gestuurd, heeft de huisarts hierop niet professioneel gereageerd. Klager verwijst naar de opmerkingen over de “living costs” (zie hierboven, 3.3). Klager vindt dat een vrij principiele kwestie ter beoordeling voorligt, namelijk in hoeverre een huisarts zich mag mengen in door hem veronderstelde familierechtelijke spanningen, en waarbij de huisarts in dit geval wat klager betreft te ver is gegaan.

6.3 Het college is, anders dan klager, van oordeel dat de huisarts voor het merendeel binnen de grenzen van zijn professionele rol is gebleven. Door de huisarts is gesteld dat hij als gevolg van de vechtscheiding van de ouders tussen twee vuren zat, de ouders elkaar in hun contacten met de huisarts over en weer zwart maakten en dat hij in dit proces geen speelbal wilde zijn. Hij heeft getracht zoveel mogelijk objectief te blijven en oog te blijven houden voor de gezondheid van de ouders, maar vooral die van de kinderen. Dat de huisarts ten tijde en na het consult van 1 december 2020 heeft gezegd dat hij de uitleg van klager over de toedracht van de medische klacht “verdacht” vond, omdat die te maken zou hebben met een mishandeling door de moeder twee jaar eerder, is een uitspraak die nogal direct is en aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Gelet echter op de context van de vechtscheiding en de omstandigheid dat het medisch onderzoek geen verklaring voor de klachten opleverde maar klager wel wees op een vermeende mishandeling door de moeder van twee jaar geleden, kon de huisarts klager aanspreken op de wijze zoals hij heeft gedaan. Klager heeft erop gehamerd dat de huisarts bevooroordeeld en partijdig was, maar of dit ook objectief het geval was, is niet komen vast te staan. Dit laatste geldt ook voor de stelling van klager dat de huisarts de moeder kort voor het consult had gesproken over de situatie in het gezin van klager, en zich daardoor al een mening had gevormd. Het algemene beeld uit het dossier is eerder dat de huisarts zich goed bewust was van de precaire situatie waarin hij zich bevond en dat hij er alles aan deed om in het belang van de kinderen met beide ouders in gesprek te blijven.

6.4 Wat volgens het college echter niet goed is gegaan, en dat wordt door de huisarts ook met zoveel woorden erkend, is dat hij naar aanleiding van het toesturen van het vonnis door klager, klager heeft aangesproken op zijn verplichting “living costs” aan zijn ex-vrouw te betalen. De huisarts had zich hier buiten moeten houden. Het was - achteraf bezien - wellicht nòg beter geweest als de huisarts in het geheel niet inhoudelijk had gereageerd op het vonnis. Deze (onterechte) inmenging is echter onvoldoende ernstig om de huisarts hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Van grievende, beledigende of zelfs bedreigende uitlatingen is verder in het geheel niet gebleken.

De slotsom is dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel b) voorwaarde stellen aan verwijzing naar specialist

6.5 Klager stelt dat de huisarts met de hierboven in 3.8 weergegeven mail de indruk wekte aan het spreekuur dan wel de medische doorverwijzing van E de voorwaarde te verbinden dat beide ouders tijdens het spreekuur aanwezig moesten zijn. De huisarts had E direct moeten doorverwijzen. Volgens de huisarts betrof het geen voorwaarde maar een verzoek. Bovendien had hij aanwijzingen dat de moeder een andere mening had over de
behandeling. Het college is van oordeel dat de huisarts zorgvuldig heeft gehandeld door E eerst te willen zien, samen met haar ouders. Niet zeker was of de moeder achter een
verwijzing zou staan terwijl in beginsel toestemming van beide ouders nodig is. Daarnaast was het de vraag of de verwijzing, die ook nog eens een voor E belastend onderzoek zou kunnen inhouden, wel nodig was.

Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

Klachtonderdeel c) niet verwijzen naar de juiste klachtenregeling

6.6 Het is volgens de huisarts juist dat hij klager in eerste instantie een onjuiste link heeft doorgestuurd, namelijk naar de website van de SKGE. Hij was op dat moment in de veronderstelling dat hij nog was aangesloten bij de klachtenregeling van de SKGE. Nadat hij in 2019 zijn eigen praktijk had gestart werd hij aangesloten bij de klachtenregeling van G. De huisarts heeft klager voor deze vergissing zijn excuses aangeboden.
Het college vindt de vergissing van klager van te weinig gewicht om hem hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.


Conclusie

De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.

7. De beslissing

Het college:


- verklaart de klacht ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, S. Colsen, lid-jurist, G.J. Dogterom, A. Wewerinke en I. Weenink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022.


secretaris                                                                                                                voorzitter