ECLI:NL:TGZRAMS:2022:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3948
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2022:155 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-11-2022 |
Datum publicatie: | 09-11-2022 |
Zaaknummer(s): | A2022/3948 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich ziekgemeld op zijn werk vanwege spanningsklachten en paniekaanvallen. Klager verwijt de bedrijfsarts met name dat zij verschillende malen de werkgever van klager heeft geadviseerd dat er werkhervatting kon plaatsvinden zonder eerst de medische dossiers in te zien van de behandelaars van klager. Voor het opvragen van informatie bij de behandelende zorgverleners is een schriftelijke machtiging van de werknemer vereist. Na de eerste spreekuurcontacten moest de bedrijfsarts advies geven over de arbeidsgeschiktheid van klager, terwijl zij nog niet over de medische informatie van zijn behandelaars kon beschikken, omdat klager de daarvoor benodigde machtiging nog niet had ondertekend. Dat betekent dat de bedrijfsarts haar advies moest baseren op de informatie van klager en haar eigen bevindingen in de gesprekken met hem. Naar het oordeel van het college kon de bedrijfsarts op grond daarvan redelijkerwijs tot haar conclusie komen dat klager ongeschikt was voor zijn eigen werk, maar dat er geen medische redenen waren om hem ongeschikt te achten voor ander passend werk. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. |
A2022/3948
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 8 november 2022 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C,
bedrijfsarts,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. S.J. Muntinga, werkzaam te Utrecht.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 25 februari 2022 bij het Regionaal
Tuchtcollege te Zwolle en na overdracht aan het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam aldaar
ontvangen op 22 maart 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen.
De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van
het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt. De zaak is behandeld op de openbare zitting van 27 september
2022. De partijen zijn verschenen. De bedrijfsarts werd bijgestaan door haar gemachtigde.
De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager heeft pleitnotities
voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Klager heeft zich op 15 november 2021 ziekgemeld op zijn werk vanwege spanningsklachten
en paniekaanvallen. De bedrijfsarts heeft vanaf dat moment tot en met maart 2022 de
bedrijfsgeneeskundige begeleiding gedaan.
2.2 Klager verwijt de bedrijfsarts met name dat zij verschillende malen de werkgever
van klager heeft geadviseerd dat er werkhervatting kon plaatsvinden zonder eerst de
medische dossiers in te zien van de behandelende huisarts, gz-psycholoog en psychiater
van klager.
2.3 Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Het college licht dat hierna toe.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is sinds veertien jaar werkzaam als croupier bij E in B. Hij werkt daar
gemiddeld 18 uur per week en heeft gemiddeld drie nachtdiensten per week. De bedrijfsarts
wordt sinds 2011 ingehuurd via F als bedrijfsarts voor E. Van oktober 2021 tot eind
maart 2022 verving de bedrijfsarts de zieke bedrijfsarts van E te B.
3.2 Op maandag 15 november 2021 heeft klager zich ziekgemeld in verband met spanningsklachten
en paniekaanvallen, samenhangend met de nachtdiensten en een veranderde planning,
in combinatie met de zorg voor zijn kinderen in het kader van een zorgregeling. De
huisarts verwees hem naar een gz-psycholoog, waar klager in september 2021 ook al
in behandeling was geweest. Op 17 november 2021 vond er (in verband met de coronamaatregelen)
een telefonisch spreekuur plaats tussen klager en de bedrijfsarts. De bedrijfsarts
schrijft in het formulier “Werkhervattingsadvies bedrijfsarts” bij de vraag of sprake
is van arbeidsongeschiktheid dat betrokkene is uitgevallen met klachten en daarvoor
onder behandeling is gekomen. Met betrekking tot de beperkingen heeft zij genoteerd
dat betrokkene beperkt is voor het hanteren van emoties en conflicten en het handhaven
van de energiebalans; hij heeft emotionele uitbarstingen die de energiebalans ontregelen,
wat beperkend is voor het omgaan met gasten. Daarmee beoordeelt de bedrijfsarts hem
als ongeschikt voor zijn eigen werk, maar niet voor ander passend werk. De bedrijfsarts
adviseert dat klager – vergezeld door een vertrouwenspersoon, gezien zijn beperkingen
van dat moment – en zijn werkgever met elkaar in gesprek zouden gaan over de arbeidsrelatie.
De bedrijfsarts vermeldt hier verder over dat dit gesprek op zich geen medische kwestie
is, dat een dergelijk gesprek de belastbaarheid van klager kan beïnvloeden, dat op
indicatie een herbeoordeling van de medische situatie kan plaatsvinden en dat de bedrijfsarts
medische informatie bij de behandelaars kan opvragen. Dit advies is op 17 november
2021 aan klager en zijn werkgeefster toegestuurd.
3.3 Op 18 november 2021 en 24 november 2021 stuurt klager e-mails naar de bedrijfsarts
waarin hij haar bericht dat de werkgever in een telefoongesprek te kennen heeft gegeven
dat hij moet re-integreren. Hij benadrukt de ernst van zijn situatie, dat hij absoluut
niet in staat is om op dat moment wat voor werkzaamheden dan ook te verrichten voor
zijn werkgever en dat zijn klachten na het telefoongesprek met de werkgever zijn toegenomen.
Hij vraagt de bedrijfsarts advies hierin en schrijft ook dat hij, nogmaals, haar wel
autorisatie wil geven voor het opvragen van zijn medische dossier bij zijn behandelaren.
Op 24 november 2021 schrijft hij dat hij het erg op prijs zou stellen als de bedrijfsarts
contact met hem opneemt.
3.4 Op 1 december 2021 vindt er weer een telefonisch spreekuur plaats. De bedrijfsarts
stuurt klager diezelfde dag per e-mail een machtiging toe voor het opvragen van medische
gegevens bij de huisarts en de gz-psycholoog van klager. Het formulier “Werkhervattingsadvies
bedrijfsarts” vermeldt dat de bedrijfsarts betrokkene niet beperkt acht voor passende
werkzaamheden achter de schermen voor een beperkt aantal uren op dagtijden en dat
in overleg tussen klager en zijn leidinggevende hierover afspraken kunnen worden gemaakt.
Ook schrijft de bedrijfsarts in het formulier: “BA (bedrijfsarts, opmerking college)
meent dat als eerste het gesprek over de arbeidsgerelateerde klachten aan de orde
dient te komen. BA meent dat er geen medische beperkingen zijn voor het plannen en
voeren van dit gesprek. BA heeft met BT (betrokkene, opmerking college) besproken
dat dit hoort bij de wederzijdse verplichtingen die werkgever en werknemer jegens
elkaar hebben. (…) Hierna kan het gesprek over de passende werkzaamheden plaatsvinden.
(…) BA heeft met BT besproken dat BA het juist medisch van belang vindt om de gesprekken
tussen werknemer en werkgever te voeren, en deze niet uit te stellen.”
3.5 Op 9 december 2021 vindt er een gesprek plaats tussen klager, zijn vertrouwenspersoon
en de werkgever. De werkgever stelt voor dat klager twee keer per week vier uur komt
werken. Klager laat in het gesprek weten dat hij mentaal niet in staat is om te werken
en dat het niet aan de werkgever is om de hoeveelheid uren te bepalen. Op 15 december
2021 vraagt klager een deskundigenoordeel aan bij het UWV naar aanleiding van het
gesprek met zijn werkgever. Het gesprek bij het UWV vindt plaats op 25 januari 2022.
3.6 Op 24 januari 2022 en op 26 januari 2022 is er opnieuw een telefonisch spreekuur
van de bedrijfsarts met klager. Op 26 januari 2022 stelt de bedrijfsarts de probleemanalyse
bij en stuurt deze naar klager. Klager reageert op diezelfde dag naar de bedrijfsarts
dat hij een correctie wil op de probleemanalyse en het verslag van het telefoongesprek.
Hij is het niet eens met het re-integratieadvies. Op 1 februari 2022 stelt de werkgever
van klager een loonstop in.
3.7 Op 9 februari 2022 is er opnieuw een telefonisch spreekuur van de bedrijfsarts
met klager. De bedrijfsarts stuurt klager hierna een machtiging toe voor het opvragen
van medische gegevens bij zijn psychiater. Klager is sinds 1 januari 2022 in behandeling
bij deze psychiater. Op 16 februari 2022 laat klager aan de bedrijfsarts weten dat
informatie direct bij zijn psychiater opgevraagd kan worden. Op 19 februari 2022 laat
de bedrijfsarts klager (nogmaals) weten dat zij daarvoor een machtiging van hem nodig
heeft en stuurt zij hem opnieuw een machtiging toe. Deze ontvangt zij ingevuld retour.
3.8 Op 16 februari 2022 volgt het deskundigenoordeel van het UWV. Het oordeel luidt
dat de re-integratieinspanningen van klager voldoende zijn en dat belemmerende factoren,
zoals een arbeidsconflict, zo snel mogelijk moeten worden weggenomen.
3.9 Op 25 februari 2022 vraagt de bedrijfsarts informatie op bij de psychiater. Op
7 maart 2022 ontvangt de bedrijfsarts deze informatie. Op 23 maart 2022 vindt er weer
een telefonisch spreekuur plaats. Naar aanleiding van de medische informatie van de
psychiater, die nieuwe medische feiten en diagnoses bevatte, heeft de bedrijfsarts
telefonisch overlegd met de psychiater en de probleemanalyse gedeeltelijk herzien.
De bedrijfsarts oordeelt dat klager eerst behandeld dient te worden alvorens belastbaarheid
voor werk ontstaat. Het contact tussen werkgever en werknemer in het kader van de
wettelijke verplichting moet buiten de vestiging van de werkgever georganiseerd worden,
op vaste tijdstippen en in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon van klager. Dit
was het laatste contact tussen de bedrijfsarts en klager. Per 1 april 2022 kwam er
een einde aan de begeleiding van klager omdat de ziektevervanging door de bedrijfsarts
ten einde liep. De begeleiding van klager werd toen overgenomen door een andere bedrijfsarts.
4. Wat houdt de klacht in?
Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij:
1. niet ingaat op de e-mails van klager waarin hij vraagt haar advies te herzien;
2. advies heeft gegeven zonder eerst het medisch dossier te raadplegen;
3. het medisch dossier uiteindelijk laat heeft geraadpleegd, terwijl er al ruim voor
die tijd toestemming door klager was gegeven;
4. meent dat werkhervatting kan plaatsvinden, terwijl de behandelend arts, gz-psycholoog
en psychiater rust adviseren;
5. de hoeveelheid uren werkhervatting overlaat aan het overleg tussen werkgever en
werknemer.
5. Wat is het verweer?
De bedrijfsarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna
verder besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.1 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de bedrijfsarts geldende beroepsnormen
en de wetenschappelijke inzichten ten tijde van het handelen. Dat een zorgverlener
beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
6.2 Op een bedrijfsarts rust de taak een werkgever en een werknemer in het kader van
verzuimbegeleiding en re-integratie adequaat te adviseren en te begeleiden. Startmoment
vormt de medische beoordeling na een ziekmelding. Aan de hand van de klachten van
een werknemer moet de bedrijfsarts vaststellen of sprake is van ziekte of gebrek en
zo ja, of die ziekte of dat gebrek rechtstreeks en medisch objectiveerbaar leidt tot
beperkingen in arbeid. Soms speelt er tegelijkertijd een arbeidsconflict en moet de
bedrijfsarts kijken naar wat in de ‘Richtlijn conflicten in de werksituatie (2019)’
van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) staat. Het
is dan de taak en de expertise van de bedrijfsarts om een goede analyse te maken van
medische en niet-medische aspecten. Dat vraagt van
de bedrijfsarts, naast het goed uitvragen van de klachten en het uitvoeren van eigen
lichamelijk en/of psychisch onderzoek, een voldoende inzichtelijke vastlegging van
de verkregen informatie, van haar eigen onderzoeksbevindingen en van de medische en
niet-medische overwegingen. De bedrijfsarts stelt, indien dit aan de orde is, vervolgens
de uit ziekte of gebrek voortvloeiende beperkingen vast en adviseert over de mogelijkheden
die een werknemer nog wel heeft om arbeid te verrichten. Bij deze vaststelling kan
de bedrijfsarts zo nodig – dit ter beoordeling van de bedrijfsarts – de resultaten
van onderzoeken en behandelingen door de curatieve sector betrekken. Met het oog daarop
vraagt zij in dat geval informatie op bij behandelende artsen of andere behandelende
zorgverleners. Daarvoor is een schriftelijke machtiging van de werknemer vereist.
Klachtonderdeel 1) niet ingaan op e-mails met verzoek herzien advies.
6.3 Klager stelt dat de bedrijfsarts niet is ingegaan op de e-mails van klager waarin
hij vraagt haar advies te herzien. Klager heeft op 18 november 2021, 24 november 2021
en 26 januari 2022 e-mails naar de bedrijfsarts gestuurd, waarin hij telkens liet
weten dat hij het niet eens was met het advies of de probleemanalyse. Hij was van
mening dat hij niet kon re-integreren en wilde dat de bedrijfsarts in januari 2022
het deskundigenoordeel van het UWV zou afwachten. Volgens de bedrijfsarts heeft zij
klager telefonisch gesproken nadat zij op 26 januari 2022 haar probleemanalyse naar
klager heeft gestuurd. Zij heeft toen uitgelegd dat de probleemanalyse een professioneel
oordeel is en geen consensusproductie. Wanneer deze eenmaal is opgesteld, staat deze
vast. Enkel nieuwe medische feiten kunnen tot een herziening van de probleemanalyse
leiden, zoals ook is gebeurd op 23 maart 2022.
6.4 Het college kan uit de stukken en wat op de zitting is besproken niet afleiden
dat de bedrijfsarts op de door klager aan haar verzonden e-mails van 18 en 24 november
2021 heeft gereageerd. Nu echter op 1 december 2021 alweer het volgende telefonische
spreekuur plaatsvond, acht het college dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De inhoud
van de e-mails van klager gaf geen aanleiding tot bijzondere spoed, nu het voorstel
van de werkgever om twee maal vier uur per week aangepast werk te doen paste binnen
het werkhervattingsadvies van de bedrijfsarts. Het zou wel beter zijn geweest als
de bedrijfsarts op 17 november 2021 duidelijker zou hebben gemaakt dat het aanbeveling
verdiende om eerst het gesprek over de werkrelatie te voeren en pas daarna over re-integratie
te gaan spreken. Dat zij dit niet heeft gedaan rechtvaardigt echter geen tuchtrechtelijk
verwijt, omdat dit de werkafspraken tussen werkgever en werknemer betrof en verweerder
geen medisch bezwaar zag tegen een (beperkte) werkhervatting. Bovendien heeft zij
dit alsnog in haar advies van 1 december 2021 opgenomen. Klager heeft verder niet
weersproken dat de bedrijfsarts hem na zijn e-mail van 26 januari 2022 heeft gebeld
met uitleg over de betekenis van de probleemanalyse. Het college overweegt dat het
zowel in de formulieren “Werkhervattingsadvies bedrijfsarts” als in de probleemanalyse
om professionele oordelen van de bedrijfsarts gaat, die tot stand zijn gekomen op
basis van alle op dat moment beschikbare informatie. Deze oordelen behoeven niet op
verzoek van de werknemer herzien te worden omdat die het niet met de adviezen en/of
probleemanalyse eens is. De bedrijfsarts kon op basis van haar bevindingen en de haar
op dat moment ter beschikking staande gegevens redelijkerwijze concluderen dat klager
arbeidsongeschikt was voor eigen werk, maar wel ander passend werk kon verrichten.
Klager heeft aangevoerd dat hij in september 2021 een gesprek heeft aangevraagd met
de toenmalige bedrijfsarts van E vanwege vergelijkbare klachten. Die bedrijfsarts
adviseerde dat klager het beste in gesprek kon gaan met zijn werkgever. Uit dat gesprek
tussen klager en zijn operationeel manager waren vervolgens drie opties naar voren
gekomen: minder gaan werken, een betere arbeids-rustverhouding afspreken met de werkgever
of in gesprek gaan over een vaststellingsovereenkomst. Geen van deze drie opties was
voor zowel klager als zijn werkgever haalbaar, aldus klager. Voor zover klager hiermee
heeft bedoeld te zeggen dat de bedrijfsarts niet nogmaals een gesprek mocht adviseren,
is dit niet juist. Bij een dergelijke patstelling waarbij de bedrijfsarts oordeelt
dat er niet overwegend medische gronden voor de arbeidsongeschiktheid zijn, moet opnieuw
tussen werknemer en werkgever worden gesproken over mogelijke andere oplossingen.
6.5 Dat betekent dat de bedrijfsarts niet op verzoek van klager haar advies en/of
de probleemanalyse hoefde te herzien. De bedrijfsarts heeft de probleemanalyse eind
maart 2022 bijgesteld toen zij de nieuwe informatie van de psychiater van klager had
ontvangen. Verder is van belang dat het aanvragen van een deskundigenoordeel bij het
UWV geen opschortende werking heeft. Dat betekent dat klager in deze periode het advies
van de bedrijfsarts diende op te volgen.
Klachtonderdelen 2) advies geven zonder raadplegen medisch dossier, 3) medisch dossier (te) laat raadplegen, en 4) adviseren dat werkhervatting kan plaatsvinden terwijl behandelende sector rust adviseert.
6.6 Gezien de samenhang bespreekt het college deze drie klachtonderdelen gezamenlijk.
Volgens klager heeft de bedrijfsarts de werkgever geadviseerd zonder eerst het medische
dossier van klager te raadplegen en heeft zij, nadat zij op 2 december 2021 de machtiging
van klager had ontvangen, de medische informatie op 16 december 2021 opgevraagd. De
bedrijfsarts stelt dat zij klager al na het eerste spreekuur op 17 november 2021 een
machtiging heeft toegestuurd voor het opvragen van medische gegevens bij de behandelaars,
samen met een voorbeeldbrief waarmee die informatie zou worden opgevraagd. Daarna
heeft klager haar alleen via e-mail toestemming gegeven voor het opvragen van zijn
dossier(s). In het spreekuurcontact van 1 december 2021 heeft de bedrijfsarts nogmaals
aan klager uitgelegd dat zij een getekende machtiging van hem nodig had om informatie
bij de behandelaren op te vragen. Pas half december 2021 heeft zij de (eerste) ondertekende
machtiging van klager ontvangen. Toen heeft zij de medische informatie bij de behandelaren
van klager opgevraagd en betrokken bij de eerste probleemanalyse van 26 januari 2022.
Nadat klager de bedrijfsarts in februari 2022 van nieuwe informatie over behandeling
door een psychiater had voorzien, heeft zij bij die psychiater informatie opgevraagd
nadat zij daarvoor de machtiging van klager had ontvangen. Naar aanleiding van die
informatie heeft zij haar werkhervattingsadvies bijgesteld en geconcludeerd dat klager
zijn belastbaarheid eerst moest inzetten voor zijn herstel.
6.7 Het college overweegt dat de bedrijfsarts in het werkhervattingsadvies van 1 december
2021 opschrijft dat zij wacht op een machtiging van klager om medische gegevens op
te vragen en dat daarna een herbeoordeling zal plaatsvinden. Het college leidt uit
de stukken af dat klager op 2 december 2021 de ingevulde en ondertekende machtiging,
gedateerd 1 december 2021, aan de bedrijfsarts heeft verstuurd en dat zij op 16 december
2021 de medische informatie heeft opgevraagd. Hoewel het wenselijk is dat spoedig
na de ontvangst van een machtiging medische informatie wordt opgevraagd, gaat het
hier niet om zo’n lange periode dat de bedrijfsarts daarvan een tuchtrechtelijk verwijt
moet worden gemaakt. Dat geldt ook voor de tweede keer. Uit de stukken blijkt dat
de bedrijfsarts op 9 februari 2022 een machtiging aan klager heeft verstuurd en, toen
zij die nog niet getekend retour had ontvangen, nogmaals op (zaterdag) 19 februari
2022. Bij brief van 25 februari 2022 heeft zij de psychiater om informatie gevraagd,
nadat zij kennelijk de ondertekende machtiging van klager had ontvangen. Ook hierbij
is geen tuchtrechtelijk verwijtbare vertraging opgetreden.
6.8 Uit het voorgaande volgt dat de bedrijfsarts op 17 november 2021 en 1 december
2021 advies moest geven over de arbeidsgeschiktheid van klager, terwijl zij nog niet
over de medische informatie van zijn behandelaars kon beschikken. Dat betekent dat
zij haar advies moest baseren op de informatie van klager en haar eigen bevindingen
in de gesprekken met hem. Zoals hiervoor overwogen kon zij op grond daarvan redelijkerwijs
tot haar conclusie komen dat klager ongeschikt was voor zijn eigen werk, maar dat
er geen medische redenen waren om hem ongeschikt te achten voor ander passend werk.
6.9 Volgens klager is het verder verwijtbaar dat de bedrijfsarts adviseerde dat werkhervatting
kon plaatsvinden, terwijl de behandelende huisarts, gz-psycholoog en psychiater rust
adviseerden. Volgens de bedrijfsarts hebben de huisarts en de gz-psycholoog dit niet
als zodanig geadviseerd en behoort dit ook niet tot hun expertise. Ook heeft zij geen
werkhervatting in eigen werk geadviseerd. Toen zij uiteindelijk informatie van de
psychiater kreeg, heeft zij een herbeoordeling gedaan en de probleemanalyse gedeeltelijk
herzien.
6.10 Het college overweegt dat het niet aan de behandelaars van een werknemer is om
te beoordelen in hoeverre de werknemer arbeid kan verrichten. De gz-psycholoog schrijft
dit ook in één van haar brieven. Die vaststelling behoort bij uitstek tot de taken
van de bedrijfsarts, die over de competenties beschikt om te beoordelen welke mogelijkheden
en beperkingen mensen met medische klachten hebben ten aanzien van (hun eigen of ander)
werk en de werktijden, mede in het licht van de werkomstandigheden en andere van belang
zijnde kwesties op de werkplek. De bedrijfsarts heeft hierin dan ook een zelfstandige
verantwoordelijkheid en hoeft niet het advies van behandelende artsen of andere zorgverleners
op te volgen.
6.11 Uit het voorgaande blijkt dat deze klachtonderdelen niet slagen.
Klachtonderdeel 5) hoeveelheid uren werkhervatting overlaten aan overleg werkgever
en werknemer.
6.12 Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij de hoeveelheid uren werkhervatting overliet
aan het overleg tussen werkgever en werknemer. De bedrijfsarts stelt zich op het standpunt
dat zij in de eerste periode van mening was dat met name de verstoorde arbeidsrelatie
voor de spanning bij klager zorgde en niet zozeer een medische aandoening. Daarbij
speelden de activiteiten die klager in zijn vrije tijd ontplooide – eigenaar van een
aantal bedrijven – en haar medische bevindingen een rol. Daarom heeft de bedrijfsarts
in haar eerste probleemanalyse geadviseerd dat klager en de werkgever met elkaar in
gesprek zouden gaan. Wat ook een factor was die meespeelde voor de bedrijfsarts was
dat E met een eigen-regiemodel werkte, waarin werknemer en werkgever zelf in goed
overleg een opbouwschema opstellen wanneer dat mogelijk is.
6.13 Het college overweegt dat het vaak heel goed mogelijk is dat de werknemer en
de werkgever in overleg tot een re-integratieschema komen. Het is dan ook niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar dat de bedrijfsarts dit in eerste instantie aan hen zelf heeft overgelaten.
Toen op 1 december 2021 bleek dat dit niet tot overeenstemming had geleid, heeft zij
haar advies aangepast en duidelijk gemaakt dat als eerste het gesprek over de arbeidsgerelateerde
klachten aan de orde diende te komen en daarna het gesprek over de passende werkzaamheden.
Dit was een adequaat advies.
Conclusie
6.14 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.
7. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, R.P. Wijne, lid-jurist,
P. Eken, J. Dogger en R.P. van Straaten, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E.
Veeren, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022.
secretaris
voorzitter