ECLI:NL:TGZRAMS:2022:149 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3858

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:149
Datum uitspraak: 01-11-2022
Datum publicatie: 01-11-2022
Zaaknummer(s): A2022/3858
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster, geboren in 1945, was thuis uit bed gevallen. Het college neemt het de huisarts kwalijk dat hij geen visite heeft afgelegd bij klaagster. Klaagster had immers recent een totale heupprothese ondergaan, was een aantal malen uit haar bed gevallen, gilde van de pijn, klaagde over vlammende pijn rondom de heup en haar neef (gemachtigde) heeft meerdere keren gebeld voor bijstand en gevraagd of de huisarts langs wilde komen. De externe hulp voor klaagster ontsloeg de huisarts niet van zijn primaire verplichting om zijn patiënt/klaagster te bezoeken. De overige klachten over de inhoud van de gesprekken met de gemachtigde via de doktersassistente komen niet vast te staan. Klacht deels gegrond, berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 1 november 2022 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: C,

tegen

D,
huisarts, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, werkzaam te Utrecht.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 28 januari 2022;
-  het verweerschrift met de bijlagen;
-  het proces-verbaal van het op 28 juni 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek, met de overgelegde 
producties van klaagster.

De zaak is behandeld op de openbare zitting van 20 september 2022. Klaagster is niet verschenen, 
maar wel haar gemachtigde. De huisarts is met zijn gemachtigde verschenen. Alle aanwezigen hebben 
hun standpunten mondeling toegelicht.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1   Klaagster (geboren in 1945) heeft in oktober 2021 een nieuwe (rechter)heup gekregen (een 
zogenoemde totale heup prothese). Naast pijnstilling heeft klaagster van de huisarts Alprozolam 
voorgeschreven gekregen. Op enig moment heeft de huisarts besloten om klaagster geen Alprozolam 
meer voor te schrijven (in verband met verslaving en valgevaar). In december 2021 heeft de neef van 
klaagster (hij is ook de gemachtigde van haar) met de praktijk van de huisarts gebeld en toen is 
afgesproken dat een specialist ouderengeneeskunde bij haar langs zou komen.

2.2   In de ochtend in december 2021 belde gemachtigde naar de huisarts(praktijk) dat klaagster 
(weer) uit bed was gevallen en nog steeds op de grond lag. Verweerder adviseerde om klaagster terug 
in bed te leggen; hij is niet op visite geweest. Wel is geprobeerd aanvullende/vervangende zorg te regelen voor klaagster. Er is toen meerdere keren telefonisch contact geweest tussen gemachtigde en de praktijk van de huisarts. De volgende dag is een collega van de huisarts langs geweest en toen is geregeld dat klaagster werd opgenomen in het ziekenhuis, alwaar is geconstateerd dat de heup uit de kom was geraakt. Klaagster heeft inmiddels een andere 
huisarts.

2.3   De gemachtigde en klaagster vinden dat de huisarts zeer onzorgvuldig heeft gehandeld door 
niet bij klaagster langs te komen in december 2021, terwijl klaagster veel pijn had en twee maanden 
daarvoor een nieuwe heup had gekregen.

2.4  Het college komt tot de conclusie dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Het college licht dat 
hierna toe.

3. Wat houdt de klacht in?
Klaagster heeft een aantal klachten geformuleerd die door de (gemachtigde van de) huisarts zijn 
onderverdeeld in vijf klachtonderdelen en die het college als volgt samenvat:
1. De huisarts heeft niet (medisch) gehandeld: er is sprake van grove en verwijtbare nalatigheid.
2. De huisarts heeft gehandeld vanuit een vooroordeel en tunnelvisie (niet gekeken en niet 
geluisterd).
3. De huisarts is niet zelf gekomen om klaagster te onderzoeken, een diagnose te stellen en 
medische hulp te verlenen.
4. De huisarts heeft zonder klaagster te hebben gezien het advies gegeven om haar terug in bed te 
leggen, afstand te nemen en haar alleen te laten.
5. De huisarts heeft geen contact opgenomen nadien en ook geen excuses aangeboden.

4. Wat is het verweer?
De huisarts heeft de verwijten bestreden en een eigen visie gegeven op de voorgevallen 
gebeurtenissen. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.

5. Wat zijn de overwegingen van het college?

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1   De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm 
daarvoor is wat een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts toen (december 2020 ten tijde 
van de Covid-pandemie) had moeten doen. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de 
zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen. Dat 
de huisarts mogelijk beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een 
tuchtrechtelijk verwijt.

De klachtonderdelen 1 tot en met 3

5.2   De klachtonderdelen 1 tot en met 3 hangen nauw met elkaar samen zodat het college deze 
gezamenlijk zal behandelen en beoordelen.

Het huisartsenjournaal
5.3   Klaagster (met haar gemachtigde) en de huisarts geven beiden een (iets) andere lezing van de 
voorgevallen feiten en hebben daarvan kennelijk ook ieder een eigen beleving. Het college zal 
daarom als uitgangspunt kiezen voor hetgeen in het huisartsenjournaal is vermeld bij de betreffende 
dagen/contacten. Dit huisartsenjournaal is ter zitting met partijen doorgenomen.

5.4   Klaagster is vanaf 1996 patiënt geweest van de huisarts. Uit het huisartsenjournaal blijkt 
dat klaagster al gedurende jaren kalmerende middelen gebruikte in verband met onrust, niet slapen 
en depressieve/eenzaamheidgevoelens. Klaagster wilde graag Alprozolam voorgeschreven krijgen en 
heeft dat ook langere tijd gebruikt. In november 2021 heeft klaagster hierover gebeld met de 
assistente van de praktijk; in overleg met de huisarts is besloten geen extra tabletten voor te 
schrijven, omdat het valgevaar groter wordt. Klaagster mocht enkel 1 tablet voor de nacht 
gebruiken. In december 2021 heeft klaagster contact opgenomen met de huisartsenpraktijk omdat zij 
was gevallen (op haar knie) en spierpijn had. Zij wilde hiervoor onder andere pijnstillers en 
verhoging van de Alprzazolam. Omdat klaagster ook Fentanylpleisters gebrukte en Alprozolam geen 
pijnstiller is (en spierpijn na drie dagen overgaat) heeft zij geen medicatie voorgeschreven 
gekregen. In november 2021 is er weer telefonisch contact geweest met de huisartsenpraktijk; 
klaagster vroeg weer om het voorschrijven van Alprozolam omdat ze misselijk werd van de 
paracetamol. In overleg met de huisarts heeft de assistente gemeld dat ze geen Alprozolam kreeg 
omdat dit niet werkt tegen de pijn; ze mocht wel paracetamol hiervoor gebruiken. In december 2021 
is klaagster doorverwezen naar de orthopeed in verband met knieklachten en pijn aan de linkerheup.

5.5   In december 2021 heeft de gemachtigde telefonisch contact gezocht met de huisartsenpraktijk. 
In het huisartsenjournaal staat hierover het navolgende genoteerd: “Neef (…) belt; Gaat niet goed. 
Mw “spant” iedereen voor haar karretje betrehft het halen van pijnstillers (pcm). Geef veel pijn 
aan in het [been, kennelijk toev. college]. Onlangs nog bij specialist geweest, deze heeft een 
injectie in knie gezet en er is bloed afgenomen bij Mw. Mw weet echter niet meer dat er bloed 
afgenomen is. Lijkt meer last te hebben van vergeetachtigheid. Daarnaast ook last van 
decorumverlies. (…) Geeft ook [aan] niet meer zelfstandig te kunnen wonen. Heeft later op de 
ochtend weer gebeld naar neef met het verzoek tot het verstrekken van pcm, want heeft zoveel pijn 
in haar been. Gaat akkoord dat er een specialist ouderen geneeskunde langs gaat komen.”

5.6   In een nacht in december 2021 is klaagster achterover gevallen (ze zakte door haar knie). Zij 
heeft toen (tot tweemaal toe) contact gezocht met de HAP. In het waarneemverslag staat onder meer 
dat klaagster vroeg om iemand bij haar langs te sturen, omdat ze niet zelf van de grond kwam. Er 
was volgens de triagist geen verdenking van een breuk van de heup (“Gn verdenking voor een heup #”). De thuiszorg die toevallig op de HAP aanwezig was is gaan kijken en zij hebben haar uiteindelijk in bed gekregen (in het waarneemverslag staat dat ze eerst klaagster niet van de grond kregen en dat ze alles bij elkaar gilde). Het verdere 
beleid werd overgelaten aan de huisarts van klaagster.

5.7   De volgende dag, in december 2021 heeft klaagster zelf contact gezocht met de 
huisartsenpraktijk omdat ze weer was gevallen. In het huisartsenjournaal staat onder meer: “S Veel 
pijn rechter been. Is weer gevallen, vlammende pijn in de rechter heup waaraan zij geopereerd is, 
kan been niet gebruiken. Ligt nog steeds op de grond. Kan tenen bewegen. Knie naar buiten gedraaid 
en heup is pijnlijk.
E THP rechts Verslaglegging HAP gelezen en overlegd met huisarts -> advies voor nu, Mw terug leggen 
in bed, afstand nemen. Wij gaan SOG …. bellen en vragen of deze z.s.m. kan langskomen.”
De specialist ouderengeneeskunde kon echter niet langskomen en ook de vervanger niet. Toen is door 
de assistente contact opgenomen met verpleeghuis E; zij zouden een verpleeghuisarts contact laten 
opnemen met klaagster.

5.8   Daarna is (in de ochtend) door gemachtigde contact opgenomen met de huisartsenpraktijk. Hij 
meldde dat klaagster weer in bed lag, dat haar benen slap waren en dat hij haar zo niet alleen 
wilde laten. Daarop heeft de assistente uitgelegd dat zij bezig was met hulp inschakelen en dat dat 
nog wel wat voeten in de aarde had. Het advies van de huisarts was “om Mw alleen te laten en niet 
mee te gaan in het manipulerende gedrag.”

5.9   Daarna is (in de middag) door gemachtigde weer contact opgenomen met de huisartsenpraktijk 
met een verslag van de fysiotherapeut die langs was geweest; klaagster is absoluut niet mobiel en 
kan niet voor zichzelf zorgen. Hij kan haar niet op het toilet krijgen en hij wil klaagster ook 
niet zo laten liggen de hele nacht. De assistente heeft uitgelegd dat ze alles in gang hebben gezet 
voor een flankbed en dat ze niet meer kunnen doen. Gemachtigde was het daarmee niet eens.
De assistente heeft toen ook contact gehad met de fysiotherapeut, die zelf belde voor overleg met 
de huisarts. In het huisartsenjournaal staat hierover opgenomen: “heeft oefeningen gedaan in bed 
dit gaat wel, geeft wisselend pijn aan. Wanneer ze wordt afgeleid dan kan ze alles zonder 
pijnklachten. Heeft mw naar toilet geholpen op rolstoel lopen gaat niet en kan geen gewicht op het 
been zetten. Rechter been zakt hier doorheen. Fysio kan niet beoordelen of dit realiteit is of 
niet? Is dus lastig beoordeelbaar.”

5.10  De assistente heeft in het huisartsenjournaal onder de conclusie (tot nu toe) opgeschreven, 
kort gezegd, dat in een eerste contact met de gemachtigde het ging over manipulerend gedrag van 
klaagster en daar doorheen kwamen steeds veranderende berichten over pijn/geen pijn/niet 
objectiveerbaar. Duidelijk is wel dat er een zorgprobleem is in de thuissituatie. Gemachtigde vindt 
het echter allemaal te lang duren en vindt dat als er steeds wordt geklaagd over pijn rond de 
heupen dat er dan een X-foto moet worden gemaakt.

Het oordeel van het college
5.11  De huisarts is niet bij klaagster langsgeweest. Ter zitting vertelde de huisarts dat hij niet 
langs wilde gaan om de situatie (klaagster) niet “te medicaliseren”. Hij had de ervaring met 
klaagster dat als ze op het spreekuur kwam, hij moeilijk van haar af kwam omdat ze niet uit 
zichzelf weg ging. Het college oordeelt dat de huisarts die dag een visite had moeten afleggen. 
Hiervoor tellen de navolgende feiten en omstandigheden: klaagster had twee maanden eerder een THP 
(rechts) ondergaan, klaagster was een aantal malen uit haar bed gevallen, klaagster gilde alles bij 
elkaar toen de thuiszorg haar die nacht van de grond afhielp, zij klaagde over vlammende pijn 
rondom de rechterheup, haar knie was naar buiten gedraaid, de fysiotherapeut kon niet beoordelen of 
de (pijn)klachten realiteit waren (klaagster zakte door haar rechterbeen) en de gemachtigde heeft 
meerdere keren gebeld voor bijstand en gevraagd of de huisarts langs wilde komen (de gemachtigde 
wilde haar niet zo de nacht in laten gaan). Het moge zo zijn dat klaagster in de beleving/ervaring 
van de huisarts claimend gedrag toonde (als het ging om medicatieverstrekking; zie het relaas onder 
5.4), maar de signalen die de huisarts in december 2021 had meegekregen (zie hiervoor) hadden hem 
moeten nopen toch bij klaagster langs te gaan om haar pijnklachten klinisch te beoordelen en te 
objectiveren (wat de fysiotherapeut niet kon). Dat inmiddels ook werd ingezet op externe hulp voor 
klaagster, ontsloeg de huisarts niet van zijn primaire verplichting om zijn patiënt/klaagster te 
bezoeken bij de al genoemde signalen. Dat de huisarts dat heeft nagelaten kan hem verweten worden.
In zoverre slagen de klachtonderdelen 1, 2 en 3.

5.12  Klachtonderdeel 4 slaagt niet: de huisarts heeft uitgelegd en toegelicht dat het advies om 
afstand te nemen (en haar alleen te laten) niet letterlijk was bedoeld, maar om onder het claimende 
gedrag van klaagster uit te komen. Dit claimende gedrag erkent de gemachtigde van klaagster ook 
(zij het specifiek wat betreft het voorschrijven/halen van medicatie). Duidelijk is dat beide 
partijen een andere beleving hebben van de intentie van deze opmerkingen/adviezen die via de 
assistente zijn gegeven; het is echter onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt.

5.13  Klachtonderdeel 5 slaagt ook niet: via de assistente is het bericht doorgekomen dat klaagster 
de dokter niet meer wilde zien en in de beleving van de huisarts is hem het bericht doorgegeven dat 
de gemachtigde heel nadrukkelijk heeft aangegeven dat klaagster geen contact meer wilde. Dat de 
gemachtigde dit niet zo gezegd zou hebben is niet te achterhalen nu in het huisartsenjournaal iets 
anders is opgenomen en kennelijk zo is begrepen door de assistente. Al met al kan de huisarts geen 
tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat hij in december 2021 geen contact meer 
heeft gezocht met klaagster.

De op te leggen maatregel

5.14  Met het slagen van de klachtonderdelen 1, 2 en 3 is verweerder in zijn rol als huisarts 
verwijtbaar tekortgeschoten; hij heeft in december 2021 niet de zorg verleend die van hem verwacht 
mocht worden. Hierbij past niet een zakelijke terechtwijzing als een waarschuwing, maar de 
zwaardere maatregel van een berisping.

6. De beslissing
Het college:
-  verklaart de klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond;
-  verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
-  legt de huisarts de maatregel op van berisping.

Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, W.R. Kastelein, lid-jurist, D.E. de Jong, B. 
van Ek en V.M. Schijf, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F. van Geijn, secretaris, en in het 
openbaar uitgesproken op 1 november 2022.