ECLI:NL:TGZRAMS:2022:147 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam a2022/3869

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:147
Datum uitspraak: 28-10-2022
Datum publicatie: 28-10-2022
Zaaknummer(s): a2022/3869
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een arts. De ex-echtgenote van klager heeft bij de arts onder behandeling gestaan vanwege depressieve klachten. De ex-echtgenote heeft de arts gevraagd om, in het kader van de echtscheidingsprocedure tussen haar en klager, een brief op te stellen over haar psychische functioneren. De arts heeft aan dit verzoek gehoor gegeven en de door hem opgestelde brief is door de ex-echtgenote ingebracht in de tussen haar en klager lopende procedure. Klager verwijt de arts deze brief te hebben opgesteld en hij klaagt over de inhoud van de brief. Het college overweegt dat een behandelend arts geen geneeskundige verklaring mag afgeven over eigen patiënten. De arts had dan ook de door de ex-echtgenote gevraagde brief niet mogen opstellen.Omdat het college van oordeel is dat de arts de brief niet had mogen opstellen kan het college geen oordeel geven over de inhoud van die brief. Die klachtonderdelen worden daarom niet besproken. Het college legt de arts de maatregel op van berisping omdat de arts niet heeft getoond dat hij inzicht heeft in de onjuistheid van zijn handelen, ook niet nadat het college hem op de geldende regels daarover heeft gewezen.

A2022/3869


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM

Beslissing van 28 oktober 2022 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B,
klager,

tegen

C,
arts,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de arts.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 1 februari 2022;
- het aanvullend/corrigerend klaagschrift;
- het verweerschrift;
- het proces-verbaal van het op 17 augustus 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.

De zaak is behandeld op de openbare zitting van 16 september 2022. De partijen zijn verschenen. Alle aanwezigen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.


2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Klager (geboren in 1994) was getrouwd met een vrouw (geboren in 1989) en zij hebben samen een klein kind. In 2022 zijn zij gescheiden. De ex-echtgenote van klager (hierna: de vrouw) is van februari tot en met juli 2021 behandeld door de arts. De arts was destijds werkzaam bij de afdeling Spoedzorg van een psychiatrische zorginstelling. De vrouw stond onder behandeling vanwege depressieve klachten met stemmingswisselingen. In juli 2021 is het dienstverband van de arts bij deze zorginstelling geëindigd en is de behandeling van de vrouw beëindigd. De arts is toen als zelfstandig arts gaan werken, waarbij hij zich “onafhankelijk GGZ-arts” noemt.

2.2 In oktober 2021 heeft de vrouw telefonisch contact gezocht met de arts en hem verzocht in het kader van de echtscheidingsprocedure, waar zij op dat moment in verwikkeld was met klager, een brief op te stellen over haar psychische functioneren omdat zij bang was dat in een juridische procedure de psychiatrische behandeling tegen haar zou worden gebruikt. De arts heeft gehoor gegeven aan het verzoek van de vrouw.

2.3 De brief van de arts, gedateerd januari 2022 (hierna: de brief), vermeldt onder meer dat bij de vrouw sprake was van mild tot matig depressieve klachten op basis van de langer bestaande relatieproblematiek, dat zij tot op heden goed functioneert, dat er geen sprake was van een evidente depressieve stoornis en dat de relatieproblematiek met klager de voornaamste stressor is. Klager werd met deze brief geconfronteerd in de echtscheidingsprocedure, waar de vrouw de brief in het geding had gebracht.

2.4 Klager is ontevreden over het beeld dat de arts in deze brief van hem schetst terwijl deze hem maar eenmaal had ontmoet. Hij is ook ontevreden over het feit dat de arts de brief heeft opgesteld, terwijl hij wist dat die in een rechtszaak in het kader van een echtscheidingsprocedure zou worden gebruikt.

2.5 Het college komt tot de conclusie dat klager ontvankelijk in zijn klacht is voor zover het over het opstellen van de brief gaat en dat dit klachtonderdeel gegrond is. De arts krijgt hiervoor de maatregel van berisping opgelegd. Omdat het meest vergaande klachtonderdeel al doel treft, behoeven de minder vergaande klachtonderdelen geen bespreking. Het college licht de beslissing hierna toe.


3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 De behandeling van de vrouw in de periode van februari tot en met juli 2021 door de arts vond plaats bij de afdeling Spoedzorg van een psychiatrische instelling, waar de arts werkzaam was. De behandeling was multidisciplinair en was onder leiding van een teampsychiater tot stand gekomen. Klager en de vrouw waren destijds nog getrouwd, woonden samen en hadden gezamenlijk de zorg voor hun destijds 1-jarige dochter. Het behandelcontact tussen de arts en de vrouw vond plaats tijdens kantooruren en, indien nodig, ook telefonisch buiten kantooruren. Het contact tussen de arts en klager vond eenmalig fysiek plaats en meermalen telefonisch of via SMS.

3.2 De arts was bij de behandeling van de vrouw betrokken geraakt omdat sprake was van psychische/psychiatrische problematiek en/of langdurige spanningen in de relatie, met escalaties. Omstreeks april 2021 is de vrouw na een crisismelding door het Centrum Jeugd en Gezin opgenomen in de Opvang Verwarde Personen (OVP) van een psychiatrische instelling. Na enige uren op de afdeling OVP opgenomen te zijn geweest, is de vrouw ontslagen van deze afdeling en is zij teruggekeerd naar huis. Dit gebeurde onder meer door toedoen van de arts en na overleg hierover tussen de arts en klager.

3.3 In juli 2021 eindigde de behandelrelatie tussen de arts en de vrouw omdat de arts elders ging werken. De vrouw heeft de behandeling niet bij een andere hulpverlener voortgezet. In oktober 2021 benaderde zij de arts telefonisch met de vraag of hij een verklaring wilde opstellen over haar psychisch functioneren. Zij vertelde hem dat zij dat nodig had in het kader van een lopende echtscheidingsprocedure. De arts heeft hiermee ingestemd en heeft op januari 2022, zonder medeweten van klager, een brief opgesteld, met als aanhef: “Aan belanghebbenden”, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“Vanaf februari 2021 hebben gesprekscontacten plaatsgevonden bij [instelling arts] vanwege depressieve klachten. Er was toen al langdurig sprake van spanningen in de relatie met haar partner.”
 

“De vele escalaties vonden plaats in wisselwerking met haar (ex)partner. Hij werd eveneens bij de gespreksbehandeling betrokken. Er werd geadviseerd relatietherapie te starten.”


“Gedurende de periode waarin de steunend-structurerende gesprekcontacten plaatsvonden, was er sprake van een zorgelijke situatie ten gevolge van de escalerende relatieproblematiek. Er waren mild tot matige depressieve klachten op basis van de langer bestaande relatieproblematiek.”


“Zij [de vrouw] functioneert tot op heden goed, zowel professioneel als in haar moederrol. Voor zover hier aanvankelijk sprake van was, waren er uiteindelijk onvoldoende criteria voor een evidente depressieve stoornis. De relatieproblematiek met haar (inmiddels) ex-partner [klager] bleef de voornaamste stressor.”


3.4 In februari 2022 heeft de vrouw deze brief in het geding gebracht als bijlage bij een processtuk in de echtscheidingsprocedure die op dat moment bij de rechtbank liep tussen klager en haar. Klager werd toen met deze brief geconfronteerd.


4. Wat houdt de klacht in?
Volgens klager heeft de arts onjuist gehandeld, omdat hij, samengevat:
a) klager als oorzaak van de problemen van de vrouw noemt, terwijl klager hem slechts eenmaal heeft ontmoet;
b) in de brief beweert dat klager zou hebben ingestemd met de terugkeer van de vrouw naar hun gezamenlijke woning, terwijl de arts die terugkeer aan klager had opgelegd;
c) ten onrechte deze brief heeft opgesteld, waarvan hij wist of kon weten dat die in een rechtszaak tegen klager zou worden gebruikt en dat die mogelijk negatieve en onomkeerbare gevolgen voor klager zou hebben.


5. Wat is het verweer?
De arts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.


6. Wat zijn de overwegingen van het college?
6.1 Klachtonderdelen a) en b) Klachten over de inhoud van de brief
Aan bespreking van de klachtonderdelen a en b komt het college niet toe omdat klachtonderdeel c gegrond is. Het college komt tot de conclusie dat klager ontvankelijk in zijn klacht is voor zover het over het opstellen van de brief gaat en dat dit klachtonderdeel (c) gegrond is. Omdat het meest vergaande klachtonderdeel al doel treft, behoeven de minder vergaande klachtonderdelen geen bespreking.

6.2 De motivering ten aanzien van klachtonderdeel c staat hieronder, in punt 6.3 tot en met 6.5. Omdat het college van oordeel is dat de arts de brief niet had mogen opstellen kan het college geen oordeel geven over de inhoud van die brief. In juridische woorden: er is geen toetsingskader voor een brief zoals de arts die heeft opgesteld omdat het de arts als (oud-)behandelaar van de vrouw niet vrij stond een dergelijke brief op te stellen. Het college zal de klachtonderdelen a en b daarom niet bespreken.

6.3 Klachtonderdeel c) Ten onrechte opstellen van de brief
Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft de arts gezegd dat de vrouw hem in oktober 2021 heeft gebeld en dat hij verrast was door haar telefoontje omdat hij haar al lang niet had gesproken. De arts vertelde dat de behandeling vrij abrupt was geëindigd omdat hij wegging bij de instelling waar hij haar behandelde en dat hij de behandeling naar zijn gevoel niet goed had afgesloten. Verder vertelde hij dat hij zich betrokken bij haar voelde en haar graag wilde helpen. De vrouw zei hem dat zij zich zorgen maakte dat in de echtscheidingsprocedure haar psychiatrische behandeling tegen haar zou worden gebruikt. Zij vroeg de arts een brief te schrijven om te zorgen dat dit niet zou gebeuren.

6.4 De brief die de vrouw, als (oud-)patiënte van de arts, hem vroeg op te stellen is een zogeheten ‘geneeskundige verklaring’. Daarvoor gelden strikte regels, zoals neergelegd in de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens (KNMG, 2021). Een geneeskundige verklaring is een (schriftelijke) verklaring die alleen mag worden opgesteld door een onafhankelijke arts en die een oordeel bevat over een patiënt en over de (medische) geschiktheid of ongeschiktheid van een patiënt om bepaalde dingen wel of niet te doen. Een behandelend arts mag geen geneeskundige verklaring afgeven over eigen patiënten. In een geneeskundige verklaring wordt op basis van medische gegevens een waardeoordeel over de patiënt en diens gezondheidstoestand gegeven. De verklaring dient een ander doel dan behandeling of begeleiding.

6.5 In de praktijk worden voor de verklaring ook andere termen gebruikt, zoals doktersverklaring, medisch attest en doktersbriefje. Geneeskundige verklaringen komen in verschillende vormen voor. Voorbeelden zijn urgentieverklaringen, fit-to-fly-verklaringen en verklaringen waarin een oordeel wordt gevraagd over een reis-annulering,
arbeids(on)geschiktheid, erfrechtelijke vraagstukken, de noodzaak voor een invalidenparkeerkaart en echtscheidingsprocedures. Dit laatste is in deze klacht aan de orde.

6.6 Op basis van de in 6.4 genoemde Richtlijn is het afgeven van geneeskundige verklaringen door de behandelend arts niet toegestaan. De reden daarvoor is, dat het bij zo’n verklaring vaak om een belang van de patiënt gaat dat buiten de deskundigheid en verantwoordelijkheid van de arts ligt en niet is bedoeld voor de behandeling of begeleiding. Ook is de arts vaak niet op de hoogte van de medische criteria waaraan de instantie die de verklaring nodig heeft, de verklaring toetst. Bovendien mogen er in de behandelrelatie tussen arts en patiënt geen belangenconflicten ontstaan. Bij een weigering een geneeskundige verklaring af te gegeven, kan zo’n conflict wel ontstaan. Het geven van een waardeoordeel dat een ander doel dient dan behandeling of begeleiding, kan alleen worden gegeven door een onafhankelijke arts die deskundig is op het gebied van de vraagstelling. Nu de arts geen onafhankelijke arts is, maar de (oud-)behandelaar van de vrouw, mocht hij de geneeskundige verklaring waarom de vrouw hem verzocht, niet opstellen. Deze regel is duidelijk en kenbaar en geldt al vele jaren. Dat de arts hiervan niet of onvoldoende op de hoogte bleek te zijn en dat hij op de zitting verklaarde dat hij “dergelijke verklaringen afgeeft als deze richtinggevend kunnen zijn”, maakt dit niet anders.

6.7 Om de redenen die onder 6.6 zijn opgesomd is het onwenselijk dat dit gebeurt. Nu de verklaring bovendien zonder medeweten en zonder toestemming van klager aan de
(ex-)echtgenote van klager is afgegeven, terwijl de arts wist dat de brief in een juridische procedure zou worden gebruikt, heeft de arts, naast de schending van de medisch-professionele regels omtrent de afgifte van geneeskundige verklaringen, ook het medisch beroepsgeheim jegens klager geschonden.

6.8 Klachtonderdeel c) is gegrond.

Conclusie
6.9 De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is.

Maatregel
6.10 Het college legt de arts de maatregel op van berisping omdat de arts verwijtbaar heeft gehandeld. Het afgeven van een geneeskundige verklaring is aan strikte regels gebonden omdat hiermee grote belangen gepaard gaan en deze belangen buiten de behandelrelatie liggen. De regels voor het opstellen van een geneeskundige verklaring zouden inmiddels voldoende bekend moeten zijn binnen de medische beroepsgroep. Ter zitting heeft de arts laten weten dat hij geregeld, naar eigen schatting 2-4 keer per jaar, een geneeskundige verklaring opstelt op verzoek van (oud-)patiënten. Dit doet hij ook voor andere procedures dan echtscheidingszaken, zoals voor asielrecht-procedures. De arts heeft niet getoond dat hij inzicht heeft in de onjuistheid van zijn handelen, ook niet nadat het college hem op de geldende regels daarover heeft gewezen.

Publicatie
6.11 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens worden gepubliceerd. Met het algemeen belang wordt hier bedoeld dat het college de indruk heeft dat de afgifte van geneeskundige verklaringen artsen in de praktijk frequent problemen geeft en dat andere artsen mogelijk lering kunnen trekken uit wat onder de punten 6.3 tot en met 6.7 is overwogen.


7. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel c) gegrond;
- legt de arts de maatregel op van berisping;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.


Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, E. Pans, lid-jurist, A.T.C. Ouwehand, N.K.M. van der Plas en I. Weenink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.