ECLI:NL:TGZRAMS:2022:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3962
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2022:146 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-10-2022 |
Datum publicatie: | 28-10-2022 |
Zaaknummer(s): | A2022/3962 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft op verzoek van de werkgever van klager een second-opinion uitgevoerd over de medische beperkingen van klager in het kader van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers. Klager is het niet eens met de wijze waarop de verzekeringsarts het onderzoek heeft gedaan en ook niet met de resultaten van het onderzoek. Het college is van oordeel dat de verzekeringsarts conform de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage heeft gehandeld, onderzoeksmethoden heeft gebruikt die bij verzekeringsgeneeskundige onderzoeken gebruikelijk zijn en conclusies heeft getrokken die andere verzekeringsgeneeskundigen ook hadden kunnen trekken. Ook is er geen sprake van belangenverstrengeling en heeft de verzekeringsarts het correctierecht juist toegepast. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond. |
A2022/3962
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 28 oktober 2022 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
verzekeringsarts,
destijds werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de verzekeringsarts,
gemachtigde: mr. M.H.M. Mook, werkzaam te Leusden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 februari 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief met bijlage van 21 juni 2022 van klager;
- het proces-verbaal van het op 7 juli 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de e-mail van 10 juli 2022 van klager.
Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over?
Klager was fulltime wethouder in de gemeente B. In 2014 is hij wethouder op parttimebasis
van een kleinere gemeente geworden. Na afloop van een aanvullende wachtgelduitkering
van de gemeente B. heeft een andere arts dan de verzekeringsarts de medische beperkingen
van klager vastgesteld. Dit gebeurde in het kader van de Algemene Pensioenwet Politieke
Ambtsdragers (APPA). Deze vaststelling heeft geleid tot het advies aan het college
van burgemeester en wethouders van B. dat klager 25% arbeidsongeschikt is. Het college
van burgemeester en wethouders twijfelde of de vastgestelde medische beperkingen juist
waren en heeft daarom aan de verzekeringsarts een second-opinion gevraagd. In verband
daarmee is klager opnieuw onderzocht. De verzekeringsarts heeft zijn opvatting gegeven
over de bij klager bestaande medische beperkingen. Dit leidde tot het advies dat klager
niet arbeidsongeschikt in de zin van de APPA is. Klager is het niet eens met de wijze
waarop de verzekeringsarts het onderzoek heeft gedaan en ook niet met de resultaten
van het onderzoek.
3. Wat houdt de klacht in?
Volgens klager heeft de verzekeringsarts onzorgvuldig en onjuist gehandeld, omdat
hij:
1. onvoldoende oog heeft gehad voor mogelijke belangenverstrengeling;
2. de keuringsprocedure niet met de juiste deskundigheid en professionaliteit heeft
uitgevoerd;
3. een tunnelvisie had en onjuiste conclusies heeft getrokken;
4. het correctierecht heeft beperkt.
4. Wat zijn de overwegingen van het college?
Het college komt tot de conclusie dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Voor het opleggen van een maatregel is dan ook geen plaats. Het college
licht dat als volgt toe.
4.1 Van een belangenverstrengeling of een onvoldoende onpartijdige opstelling blijkt
niet. Het is gebruikelijk en aanvaardbaar dat de opdrachtgever de verzekeringsarts
voor zijn werkzaamheden betaalt. Dit betekent niet dat er dan dus sprake is van een
belangenverstrengeling of partijdigheid. Het is ook niet zo dat de verzekeringsarts
een opdracht heeft aangenomen die de opdrachtgever ‘gekleurd’ had geformuleerd. De
verzekeringsarts heeft de aan hem gestelde vragen anders geformuleerd, zodat deze
neutraler van toon en inhoud waren, en heeft deze alleen beantwoord voor zover die
binnen zijn deskundigheid lagen. In dit geval gaat het om de deskundigheid om medische
beperkingen te kunnen vaststellen.
4.2 De verzekeringsarts heeft klager onderzocht en het eerder over klager uitgebrachte
advies bestudeerd. Daarna heeft hij alleen vastgesteld welke medische beperkingen
klager volgens hem heeft. Uit wat klager en de verzekeringsarts hebben aangevoerd,
blijkt dat de verzekeringsarts daarbij onderzoeksmethoden heeft gebruikt die bij verzekeringsgeneeskundige
onderzoeken gebruikelijk zijn. Ook blijkt dat hij op basis van zijn onderzoeksbevindingen
conclusies heeft getrokken die andere verzekeringsgeneeskundigen ook hadden kunnen
trekken. Dat klager een andere opvatting heeft over zijn beperkingen betekent niet
dat de verzekeringsarts verkeerde conclusies heeft getrokken. Het is ook niet zo dat
de resultaten van het onderzoek van de verzekeringsarts onjuist zijn omdat in het
eerdere rapport een andere conclusie stond over de medische beperkingen van klager.
De verzekeringsarts heeft zijn afwijkende standpunt over de noodzaak van een urenbeperking
goed uitgelegd. De opdrachtgever – het college van burgemeester en wethouders – moet
daarna een besluit nemen en toelichten van welk advies ze daarbij zijn uitgegaan.
De rechter is de instantie die uiteindelijk oordeelt of dit op een aanvaardbare wijze
is gebeurd.
4.3 De onderzoekslocatie – een spreekkamer voor bedrijfsartsen –, de reistijd voor
klager naar de plaats van het onderzoek en de termijn waarop het rapport is uitgebracht
bieden onvoldoende grondslag voor het oordeel dat de verzekeringsarts in strijd met
de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage heeft gehandeld.
4.4 Het verwijt dat de verzekeringsarts niet alle vragen die aan hem zijn gesteld
heeft beantwoord, is niet terecht. De verzekeringsarts had namelijk geen vragen mogen
beantwoorden die niet op zijn vakgebied liggen. Van een tunnelvisie bij de verzekeringsarts
blijkt niet. Het college wijst op wat al is overwogen onder punt 4.2. De verzekeringsarts
heeft goed uitgelegd hoe hij tot zijn opvatting is gekomen, welke gegevens hij hierbij
heeft gebruikt en welk gewicht hij hieraan heeft gegeven. Hij heeft niet naar een
uitkomst toe geredeneerd of gegevens die daar niet bij passen genegeerd.
4.5 Het correctierecht is, anders dan klager meent, beperkt. Het correctierecht kan
alleen worden toegepast op feitelijke gegevens. Klager heeft vele voorstellen tot
correctie gedaan. In voetnoten in het rapport heeft de verzekeringsarts aangegeven
welke gegevens volgens klager onjuist zijn, en ook hoe de feiten volgens klager zijn.
De manier waarop de verzekeringsarts dit heeft gedaan is aanvaardbaar. Het laat duidelijk
zien over welke feiten klager en de verzekeringsarts van mening verschillen. Conclusie
4.6 De conclusie is dat het zonder meer duidelijk is dat de klacht in al haar
onderdelen ongegrond is.
5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, E. Pans, lid-jurist, A.T.C.
Ouwehand, N.K.M. van der Plas en I. Weenink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
Y.M.C. Bouman, secretaris.