ECLI:NL:TGZRAMS:2022:134 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4664

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:134
Datum uitspraak: 18-10-2022
Datum publicatie: 18-10-2022
Zaaknummer(s): A2022/4664
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk tegen een kinderarts. Klager is de ex-partner van verweerster. Geen sprake van een behandelrelatie. Verder is niet aannemelijk geworden dat verweerster informatie in juridische procedures over de zorg voor de kinderen van partijen als arts heeft ingebracht; zij zal dit gedaan hebben in haar hoedanigheid van echtgenote en moeder. Er zijn geen aanwijzingen dat zij zich heeft gepresenteerd als arts. Dit is dan ook geen zaak voor de tuchtrechter. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

A2022/4664


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM
Voorzittersbeslissing van 11 oktober 2022 naar aanleiding van de op 9 augustus 2022 bij het college ingekomen klacht van


A,
wonende te B,
klager,


tegen:


C,
kinderarts,
werkzaam te D,
beklaagde,
gemachtigde: mr. S. Slabbers, werkzaam te Utrecht.


1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE


Het verloop van de procedure blijkt uit:


- het klaagschrift, ontvangen op 9 augustus 2022;
- het verweerschrift bijlagen, ontvangen op 14 september 2022.


2. DE OVERWEGINGEN


2.1 De voorzitter moet beoordelen of klager in zijn klacht kan worden ontvangen. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Voor die beslissing is het volgende van belang.


2.2 Klager klaagt over het handelen van zijn ex-echtgenote, die werkzaam is als kinderarts. Klager en verweerster zijn getrouwd geweest van 2008 tot en met 2016. Zij hebben samen een dochter van 13 jaar. Klager is ten tijde van het huwelijk met verweerster onder behandeling van een psychiater geweest. Klager stelt dat verweerster zich regelmatig heeft bemoeid met zijn diagnose en medicatie. Ook heeft zij herhaalrecepten uitgeschreven. Hierdoor meent klager dat er sprake is van een arts-patiëntrelatie. Verder stelt klager dat verweerster haar medisch beroepsgeheim heeft geschonden door informatie over klagers psychische gesteldheid in het kader van het ouderschapsplan aan de rechtbank te geven.


De eerste tuchtnorm


2.3 Ten eerste moet worden beoordeeld of er sprake is van een behandelrelatie onder de eerste tuchtnorm. De eerste tuchtnorm staat omschreven in artikel 47 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen van de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Klager stelt dat er sprake is van een arts-patiëntrelatie omdat verweerster zich regelmatig heeft bemoeid met de diagnose door de psychiater en de medicatie van klager. Verweerster heeft dit ontkend. Zij heeft uitgelegd dat zij in het kader van de behandeling van klager wel eens is meegegaan naar consulten en dat zij dat altijd in de rol van echtgenote/partner heeft gedaan. Verweerster ontkent dat zij in de hoedanigheid van arts enige bemoeienis heeft gehad met de behandeling, diagnose of medicatie van klager.


2.4 De voorzitter ziet onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat er tussen klager en verweerster een behandelingsovereenkomst of een arts-patiëntrelatie is geweest. De eerste tuchtnorm is daarom niet van toepassing op deze klacht.


De tweede tuchtnorm


2.5 De voorzitter toetst ten tweede of de handelingen van verweerster die in de privésfeer plaatsvinden wel onder de tweede tuchtnorm (artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG) kunnen vallen. Daarbij gaat het om handelen of nalaten buiten een behandelrelatie in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.


2.6 Nu niet is gebleken van een behandelrelatie tussen klager en verweerster moet worden aangenomen dat zij als partner – en dus in de privésfeer – met de door klager bedoelde informatie bekend is geworden. Verder is niet aannemelijk geworden dat zij die informatie in juridische procedures over de zorg voor de kinderen van partijen als arts heeft ingebracht; zij zal dit gedaan hebben in haar hoedanigheid van echtgenote en moeder. Er zijn geen aanwijzingen dat zij zich daarbij nadrukkelijk heeft gepresenteerd als arts en de voorzitter ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat zij dit in de hoedanigheid van kinderarts heeft gedaan. Dit is dan ook geen zaak voor de tuchtrechter.


3. DE BESLISSING


De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.


Deze beslissing is gegeven op 11 oktober 2022 door N.B. Verkleij, voorzitter, in tegenwoordigheid van T.C. Brand, secretaris.


voorzitter                                                                                                       secretaris