ECLI:NL:TGZRAMS:2022:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4152
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2022:124 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-09-2022 |
Datum publicatie: | 27-09-2022 |
Zaaknummer(s): | A2022/4152 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een verloskundige. Na plaatsing van een spiraal door de verloskundige is de baarmoederwand van klaagster geperforeerd. De verloskundige kan niet worden verweten dat klaagster niet is gewezen op complicaties bij een spiraalplaatsing aangezien zij de telefonische voorlichting niet zelf heeft gedaan. Klaagster is voorts geïnformeerd met een bijsluiter. De verloskundige was op de hoogte van het verhoogde risico bij plaatsing, is voorzichtig te werk gegaan en er waren geen contra-indicaties. Hoewel de verloskundige voortaan beter het voelen van weerstand voor het plaatsen van de spiraal explicieter kan noteren, gaat het college met het medisch dossier ervanuit dat de verloskundige vóór de spiraalplaatsing wel weerstand heeft gevoeld. Het enkele ervaren van pijn tijdens een spiraalplaatsing is op zichzelf geen aanwijzing voor een perforatie. De verloskundige heeft nadat zij op de echo’s het spiraaltje onvoldoende in beeld kreeg, binnen een half uur nadat klaagster de praktijk had verlaten overleg gehad met haar collega. Zij heeft klaagster hierop gevraagd direct terug te komen en vervolgens adequate vervolgacties ingezet. De klacht is in alle onderdelen ongegrond. |
A2022/4152
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 27 september 2022 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen
C,
verloskundige,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de verloskundige,
gemachtigde: mr. M.H.M. Mook, werkzaam te Leusden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 12 april 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- aanvullende echobeelden, op 30 juni 2022 ontvangen van de gemachtigde van de verloskundige.
De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van
het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 16 augustus 2022. De partijen zijn
verschenen. De verloskundige werd bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster had
haar moeder meegenomen naar de zitting. Zoals desgevraagd ter zitting is verduidelijkt
door klaagster, was de rol van moeder niet bedoeld als formele getuige maar ter ondersteuning
van klaagster. Alle aanwezigen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 De verloskundige heeft op 15 maart 2022 een Kyleena hormoonspiraal (hierna: spiraaltje)
gezet bij klaagster. Na de plaatsing bleek dat het spiraaltje de baarmoederwand had
geperforeerd. Als gevolg hiervan heeft klaagster een operatie moeten ondergaan om
het spiraaltje te laten verwijderen. Volgens klaagster waren er omstandigheden op
grond waarvan de verloskundige had moeten beslissen om het spiraaltje niet te plaatsen.
Voorts zou zij meer dan nodig pijn hebben gehad bij plaatsing, door de verloskundige
onvoldoende geïnformeerd zijn over mogelijke complicaties bij de spiraalplaatsing
en zou de nazorg onder de maat zijn geweest. Volgens de verloskundige waren er geen
contra-indicaties voor de spiraalplaatsing en is een perforatie een complicatie, zoals
blijkt uit de door klaagster ontvangen bijsluiter. Ook stelt zij dat klaagster niet
heeft aangegeven dat zij abnormaal veel pijn had en bestrijdt zij dat de nazorg onvoldoende
was.
2.2 Ter zitting is geprobeerd om partijen tot elkaar te laten komen. Dat is niet gelukt.
2.3 Het college komt tot de conclusie dat de verloskundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Het college licht dat hierna toe.
3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 De verloskundige is werkzaam bij D. Op 22 februari 2022 heeft klaagster telefonisch
gesproken met een collega van de verloskundige over een spiraalplaatsing. Klaagster
was acht maanden eerder fysiologisch bevallen, had daarvoor ook een spiraaltje gehad
en wilde nu een nieuwe. Er is een anamnese afgenomen. Daarin staat onder andere:
‘(…) - Ervaringen met eerdere anticonceptie: mirena gehad voor zwangerschappen (…)
- Cyclusduur: weet mw niet goed, want met mirena geen menstruatie gehad, en daarna
zwanger geweest en nu cyclus nog niet op gang ivm borstvoeding’
Er werd een afspraak gemaakt voor plaatsing van het spiraaltje. De volgende dag is
een e-mail gestuurd door die collega met onder andere de afspraakbevestiging en informatie
over de spiraalplaatsing. In de e-mail staat onder meer:
‘(…) Voor verdere informatie over de werking en de bijwerkingen verwijzen we naar
de bijsluiter die bij de spiraal hoort. (…) Voor meer informatie over spiralen en
andere vormen van anticonceptie verwijzen we je naar: www.anticonceptie.nl. (…)’
3.2 Op 15 maart 2022 is klaagster bij de verloskundige geweest. Op de abdominale echo
zag de verloskundige dat de baarmoeder in retroversieflexie lag. Na plaatsing van
een speculum (eendenbek) zag de verloskundige verder dat de baarmoedermond er normaal
en roze uitzag. Vervolgens heeft de verloskundige de baarmoedermond aangehaakt met
een kogeltang aan de achterste lip en voerde lichte tractie uit om de baarmoeder in
rechtstand te krijgen. De verloskundige heeft de spiraal met bijbehorende sonde gesondeerd.
De verloskundige heeft vervolgens de sonde teruggetrokken. Daarna heeft de verloskundige
de spiraal geplaatst via de insenter. Aansluitend heeft de verloskundige een abdominale
echo gemaakt. Daarop had de verloskundige onvoldoende beeld. Vervolgens is een vaginale
echo gemaakt. Ook daar kreeg de verloskundige de spiraal onvoldoende in beeld. Hierop
heeft de verloskundige aangegeven overleg te willen voeren met een collega. Ook werd
voor een week later een afspraak ingepland. Als klaagster buikpijn, ruim bloedverlies
en/of koorts zou krijgen, moest klaagster de verloskundige echter direct bellen. Om
12.20 uur verliet klaagster de praktijk.
In het verslag van de verloskundige is onder andere het volgende genoteerd:
‘(…) - Portio: normaal, roze (…)
– Uterus tot fundus gesondeerd. Lengte: 9cm (…)
- Bijzonderheden tijdens het plaatsen: soepele plaatsing. Spiraal is lastig op echo
detecteerbaar. Ik ga echobeelden met collega overleggen en mw komt sowieso binnen
een week retour. Mw is nu niet pijnlijk. Belinstructies gegeven om direct te bellen
bij buikpijn, ruim bloedverlies en/of koorts. (…)’
3.3 Binnen een half uur nadat klaagster de praktijk had verlaten, heeft de verloskundige
overleg gevoerd met haar collega. Die collega twijfelde ook of het spiraaltje goed
zat. Omdat de verloskundige nog bezig was met het spreekuur heeft de collega klaagster
nog diezelfde dag om 12.49 uur gebeld of zij terug kon komen. Hierop heeft klaagster
aangegeven dat zij net thuis was, nog buiten op het bankje voor de praktijk had gezeten
vanwege enorme buikpijn en nog steeds last had van buikpijn. Omdat klaagster niet
direct in de gelegenheid was om te komen, kwam zij om 14.45 uur weer naar de praktijk.
Klaagster gaf aan nog steeds veel buikpijn te hebben. Na plaatsing van het speculum
zag de verloskundige de touwtjes van het spiraaltje niet meer en vertelde zij klaagster
dat zij dacht aan een perforatie. Hierop belde de verloskundige met de gynaecoloog
van het ziekenhuis. Daar ging klaagster direct naar toe. Later die dag belde klaagster
naar de praktijk dat het niet was gelukt om het spiraaltje te verwijderen en dat sprake
was van een perforatie.
3.4 Op 18 maart 2022 is het spiraaltje verwijderd via een laparoscopie in het ziekenhuis.
4. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de verloskundige dat zij:
a) haar niet (juist) heeft geïnformeerd over de complicaties bij een spiraalplaatsing
gezien de omstandigheid dat klaagster borstvoeding gaf, de baarmoeder in retroversieflexie
lag en haar baarmoeder broos was;
b) het spiraaltje heeft geplaatst, terwijl zij geen weerstand heeft gevoeld en klaagster
tijdens de gehele procedure abnormaal veel pijn heeft geleden;
c) klaagster naar huis heeft laten gaan, terwijl de echo na de plaatsing alarmerend
was.
Klaagster had aanvankelijk ook aangevoerd dat:
- zij een operatie heeft moeten ondergaan met alle gevolgen van dien;
- de verloskundige na deze gehele situatie niet tegemoet wil komen in de gemaakte
zorgkosten.
Klaagster heeft ter zitting deze twee klachtonderdelen ingetrokken, nadat het tuchtcollege
had uitgelegd dat het college niet gaat over de gevolgen, in haar geval de laparoscopie,
en over een tegemoetkoming van gemaakte zorgkosten.
5. Wat is het verweer?
De verloskundige heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.1 De vraag is of de verloskundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. Dat is een zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is een redelijk bekwame
en redelijk handelende verloskundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met
de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde
van het handelen. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
6.2 Er zijn verschillende beroepsnormen op deze casus van toepassing. Er is een Koninklijke
Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV)-standpunt. Dit standpunt gaat over
de specifieke anticonceptiezorg van verloskundigen. Daarin worden de aanbevelingen
van de Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)-standaard ‘Anticonceptie’ overgenomen.
In de NHG-standaard staan ‘richtlijnen diagnostiek’ en ‘richtlijnen beleid’. De laatste
richtlijn beschrijft onder andere op welke wijze voorlichting dient te worden gegeven.
Onder ‘Aanvullingen specifieke situatie’ kopje ‘postpartum’ staat het volgende:
‘(…) Bij wens voor een spiraal
• Het risico op uterusperforatie is verhoogd zolang de vrouw borstvoeding geeft. Het
absolute risico neemt toe van 1 naar 6 per 1000 inserties.
• Weeg de voor- en nadelen van vroegere plaatsing (> 6 weken post partum) en plaatsing
na stoppen borstvoeding tegen elkaar af.
Toelichting uterusperforatie
• Symptomen: vaak asymptomatisch en niet opgemerkt bij plaatsing. Belangrijkste aanwijzing
voor perforatie: afwezigheid van draadjes bij controle na 6 weken of klachten, zoals
aanhoudende pijn in onderbuik, koorts en vaginaal bloedverlies. Perforatie kan worden
vastgesteld met een transvaginale echo.
• Behandeling: verwijzing naar de gynaecoloog (zo nodig operatief dient de spiraal
uit de buikholte verwijderd te worden en de perforatie gedicht te worden). (…)’
Klachtonderdeel a) niet informeren over de complicaties
6.3 Volgens klaagster is zij tijdens het telefonische intakegesprek met de collega
van de verloskundige niet gewezen op complicaties. In het anamnese-verslag is hierover
niets opgenomen. De verloskundige was bij dit gesprek niet aanwezig. Er kan daarom
niet worden vastgesteld hoe en op welke wijze klaagster op dat moment is voorgelicht.
Na het intakegesprek heeft klaagster een e-mail ontvangen met verwijzing naar de bijsluiter
van het Kyleena spiraaltje op www.anticonceptie.nl. Op die website staat wanneer het
spiraaltje niet gebruikt mag worden. Perforatie is als mogelijke bijwerking in de
bijsluiter genoemd.
Eveneens is daarin genoemd dat de kans op een perforatie is verhoogd bij vrouwen die
borstvoeding geven en bij vrouwen bij wie plaatsing heeft plaatsgevonden tot 36 weken
na de bevalling, en dat deze verhoogd kan zijn bij vrouwen bij wie de baarmoeder vastligt
en achterovergekanteld is (baarmoeder in retroversie-flexie). Ter zitting heeft de
verloskundige toegelicht dat zij voorafgaand aan de plaatsing aan klaagster heeft
gevraagd of zij vragen had naar aanleiding van de ontvangen informatie. Die had klaagster
niet. Klaagster heeft ter zitting verteld dat zij voorafgaand aan de ingreep de bijsluiter
wel had gezien maar deze niet meer dan globaal had gelezen omdat zij al eerder een
spiraaltje had gehad. Dat zij niet op de hoogte was van het perforatierisico kan zij
dan ook niet tegenwerpen aan de verloskundige. Zoals de verloskundige ter zitting
heeft toegelicht, was zij zich bewust van dit verhoogde risico en is zij daarom des
te voorzichtiger te werk gegaan. Weliswaar was de kans op perforatie verhoogd bij
klaagster, maar er waren geen contra-indicaties voor de spiraalplaatsing. Het geven
van borstvoeding, een baarmoeder in retroversieflexie en een ‘broze’ baarmoeder -
nog afgezien wat daaronder wordt verstaan - staan in de bijsluiter ook niet beschreven
als contra-indicaties voor plaatsing van het spiraaltje. De kans op perforatie is
in die situatie zo klein, zoals blijkt uit genoemde informatie onder 6.2, namelijk
1:1000 of 6:1000, dat die bijwerking niet expliciet hoefde te worden besproken met
klaagster. Gezien voorgaande omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is het
college van oordeel dat klaagster haar informatieplicht over eventuele complicaties
bij plaatsing niet heeft geschonden.
Klachtonderdeel b) niet voelen van weerstand en hevige pijnen
6.4 Het college stelt voorop dat volgens de normen van de beroepsgroep het voelen
van weerstand voorafgaand aan plaatsing van een spiraal noodzakelijk is in die zin
dat zonder het voelen van die weerstand de spiraal niet geplaatst mag worden, hetgeen
de verloskundige ook erkent.
De dag na de ingreep is klaagster gebeld door een collega van de verloskundige. Volgens
klaagster vertelde zij dat de verloskundige tegen de collega had gezegd dat ze geen
weerstand had gevoeld bij het opmeten of plaatsen van het spiraaltje. De verloskundige
ontkent dat zij dit tegen haar collega heeft gezegd. Het gaat hier om het woord van
de één tegen dat van de ander. Het college kan daaraan dan ook geen oordeel verbinden.
In het medisch dossier heeft de verloskundige genoteerd: “– Uterus tot fundus gesondeerd.
Lengte: 9cm (…)”. De verloskundige heeft op de zitting toegelicht dat zij hiermee
heeft bedoeld dat zij bij het sonderen voorafgaand aan de plaatsing van de spiraal
weerstand voelde op 9 centimeter. Het komt het college logisch voor dat deze vermelding
in het medisch dossier van 9 centimeter bij het sonderen passend is bij, betrekking
heeft op en dus gepaard is gegaan met het - vóór plaatsing van het spiraaltje noodzakelijke
- metterdaad voelen van weerstand bij het bereiken van die lengte. Bij het plaatsen
van het spiraaltje zelf is immers geen sprake meer van het voelen van weerstand. Hoewel
de verloskundige er voortaan beter aan doet dit explicieter te noteren, gaat het college
er op basis van deze
duiding van het medisch dossier vanuit dat de verloskundige vóór de spiraalplaatsing
wél weerstand heeft gevoeld.
6.5 Een spiraalplaatsing kan pijnlijk zijn. In het medisch verslag heeft de verloskundige
genoteerd ‘Mw is nu niet pijnlijk’. Hieruit leidt het college af dat klaagster tijdens
de spiraalplaatsing pijn heeft ervaren. Dit wordt ook bevestigd door de schriftelijke
verklaring van de verloskundige in opleiding die tijdens de spiraalplaatsing aanwezig
was. Die heeft verklaard dat klaagster tijdens het sonderen aangaf het pijnlijk te
vinden. Na de plaatsing zou klaagster volgens de verloskundige in opleiding hebben
aangegeven lichte krampen te ervaren. Dat klaagster pijn heeft ervaren staat daarmee
vast. Dat klaagster abnormaal veel pijn heeft gehad bij plaatsing of direct daarna
wordt betwist door de verloskundige en blijkt ook niet uit de verklaring van de verloskundige
in opleiding. Het enkele ervaren van pijn tijdens een spiraalplaatsing is op zichzelf
voorts geen aanwijzing voor een perforatie. Zoals hiervoor al is genoemd onder 6.3
was de verloskundige, vanwege het gegeven dat klaagster nog borstvoeding gaf en een
baarmoeder in retroversieflexie had extra voorzichtig. Klaagster noemt in haar klacht
nog een broze baarmoeder. De verloskundige heeft in het medisch verslag genoteerd
dat de baarmoedermond normaal en roze was. Nog afgezien of een ‘broze’ baarmoedermond
meetbaar is, wordt die status niet ondersteund door de bevindingen van de verloskundige.
Het college is dan ook van oordeel dat er geen reden is om te veronderstellen dat
de verloskundige onzorgvuldig heeft gehandeld.
Klachtonderdeel c) naar huis laten gaan, ondanks alarmerende echo
6.6 Volgens klaagster had de verloskundige haar niet naar huis mogen laten gaan, nadat zij op de echo’s het spiraaltje niet kon vinden. Uit de toelichting van de verloskundige blijkt dat zij op de echo’s het spiraaltje onvoldoende in beeld kreeg. De verloskundige heeft hierop besloten om de beelden met een collega te overleggen. Dit is ook zo aan klaagster uitgelegd. Klaagster is weggegaan, nadat er een vervolgafspraak voor een week later was gemaakt maar met de duidelijke instructie dat als zij bij buikpijn, ruim bloedverlies en/of koorts direct moest bellen. Al binnen een half uur nadat klaagster de praktijk heeft verlaten heeft de verloskundige overleg gehad met een collega en wordt klaagster gebeld met de vraag om direct terug te komen en heeft zij vervolgens meteen adequate vervolgacties ingezet. Uit de hele gang van zaken na de spiraalplaatsing leidt het college af dat de verloskundige adequaat en direct heeft gehandeld.
Conclusie
6.7 Het college is van oordeel dat de verloskundige geen enkel verwijt valt te maken.
De conclusie is dan ook dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. Dat maakt
het feit dat de verloskundige niet heeft willen erkennen dat zij een fout heeft gemaakt
naar de mening van het college geen teken is van een gebrek van empathie jegens klaagster,
waarbij zij overigens niets wil afdoen aan de complicatie die klaagster is overkomen.
Dat was zonder meer naar voor haar.
7. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door P.J. van Eekeren, voorzitter, C.H. van Dijk, lid-jurist,
F.C.D. Buist, J.M. Betlem en E.W. van Olst-Gerbers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door B.J. Dekker, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022.
secretaris voorzitter