ECLI:NL:TGZRAMS:2022:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3901

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:121
Datum uitspraak: 23-08-2022
Datum publicatie: 24-08-2022
Zaaknummer(s): A2022/3901
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Ongegrond. Volgens klaagster heeft de huisarts onzorgvuldig gehandeld, omdat hij haar twee keer zorg heeft geweigerd omdat zij geen mondkapje droeg. Het college overweegt dat op 24 januari 2022 in Nederland krachtens de wet voor personen van 13 jaar en ouder de verplichting bestond tot het dragen van een mondkapje in publieke binnenruimten. Deze verplichting gold niet voor personen die vanwege een ziekte of beperking geen mondkapje kunnen dragen. Daarnaast waren zorgaanbieders en zorginstellingen, zoals huisartsenpraktijken, bevoegd om te bepalen dat in het gebouw een mondkapje moest worden gedragen. Het beleid bij de huisartsenpraktijk bij verweerder was dat patiënten ofwel een mondkapje ofwel een spatscherm droegen, of als ze daartoe niet in staat waren, een test deden. Dit beleid acht het college redelijk en aanvaardbaar. Klaagster heeft haar stelling dat zij lijdt aan een angststoornis die het haar onmogelijk maakt om een mondkapje of spatmasker te dragen niet aannemelijk gemaakt.

A2022/3901


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 23 augustus 2022 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klaagster,


tegen


C,
huisarts,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de huisarts.


1. De procedure


1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 8 februari 2022;
- het verweerschrift met de bijlage;
- het proces-verbaal van het op 26 april 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- een e-mail met bijlage van 14 mei 2022, van klaagster;
- de brief van 18 mei 2022, binnengekomen op 24 mei 2022, met de reactie van de huisarts op het verslag van het mondelinge vooronderzoek;
- de brief van 14 juni 2022, binnengekomen op 15 juni 2022, van de huisarts;
- een e-mail van 24 juni 2022, van klaagster;
- de brief van 5 juli 2022, binnengekomen op 11 juli 2022, van de huisarts;
- een e-mail van 5 juli 2022, binnengekomen op 11 juli 2022, namens de huisarts.


1.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 12 juli 2022. De partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.


2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?


2.1 Klaagster heeft op 24 januari 2022 de praktijk van de huisarts bezocht. Zij is die dag niet door de huisarts gezien. Klaagster vindt dat haar ten onrechte zorg is geweigerd. De reden daarvoor (inhoudende, dat zij geen mondneusmasker wilde dragen) is volgens klaagster onvoldoende. Tijdens de tuchtprocedure heeft klaagster haar klacht uitgebreid door te stellen dat haar om dezelfde reden ook op 7 maart 2022 de toegang tot de zorg is
ontzegd.


2.2 Het college komt tot de conclusie dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat hierna toe.


3. Wat is er precies gebeurd?


3.1 Klaagster had op 24 januari 2022 een afspraak in de praktijk van de huisarts. Zij had chronische verkoudheids- en oorklachten en kwam voor een vervolgconsult hierover. Klaagster meldde zich zonder mondneusmasker (hierna: mondkapje) aan de balie van de praktijk. Op deze datum was er een landelijke mondkapjesplicht.


3.2 In de praktijk van de huisarts hingen posters waarop het beleid van de praktijk inzake mondkapjes stond uitgelegd. Dit beleid hield in dat patiënten een mondkapje moesten dragen. Als het voor patiënten niet mogelijk was een mondkapje te dragen moesten zij een spatmasker op. Indien ook dit niet mogelijk was, werd patiënten gevraagd of ze een covidtest (zelftest) hadden gedaan of wilden doen. Bij ernstig zieke patiënten die acuut hulp nodig hadden werd van dit beleid afgeweken: de praktijkmedewerkers zagen de patiënten dan in volledige zelfbeschermingsmaatregelen.


3.3 Klaagster heeft aan de balie verteld dat zij vanwege een angststoornis geen mondkapje kon dragen. De verklaringen van klaagster en de huisarts over de verdere gebeurtenissen aan de balie lopen uiteen. Zo verklaart klaagster dat haar geen spatmasker is aangeboden, de huisarts verklaart dat haar dit wel is aangeboden. Klaagster erkent dat haar wel een covidsneltest is aangeboden, maar zij heeft deze geweigerd.


3.4 Klaagster is vervolgens vertrokken uit de praktijk zonder de huisarts gezien of gesproken te hebben. De huisarts heeft haar diezelfde dag geprobeerd te bellen maar kreeg geen gehoor.


3.5 Op 7 maart 2022 had klaagster opnieuw een afspraak bij de huisarts. Ook dit keer droeg zij geen mondkapje of spatscherm, weigerde een covidtest en vertrok zonder de huisarts gezien te hebben. Op 7 maart 2022 was er geen landelijke mondkapjesplicht meer, maar in zorginstellingen mocht deze plicht worden gehandhaafd.


3.6 Op 8 maart 2022 heeft klaagster met een assistente van de praktijk gebeld en om een verwijzing naar de KNO-arts gevraagd. Deze heeft zij dezelfde dag nog gekregen.


4. Wat houdt de klacht in?


Volgens klaagster heeft de huisarts onzorgvuldig gehandeld, omdat hij haar twee keer zorg heeft geweigerd omdat zij geen mondkapje droeg.


5. Wat is het verweer?


De huisarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.


6. Wat zijn de overwegingen van het college?


Welke criteria gelden bij de beoordeling?


6.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen.


De beoordeling


6.2 Het college stelt bij de beoordeling voorop dat op 24 januari 2022 in Nederland krachtens de wet voor personen van 13 jaar en ouder de verplichting bestond tot het dragen van een mondkapje in publieke binnenruimten. Deze verplichting gold niet voor personen die vanwege een beperking of ziekte geen mondkapje kunnen dragen. Daarnaast waren zorgaanbieders en zorginstellingen, zoals huisartspraktijken, bevoegd om te bepalen dat in het gebouw een mondkapje moet worden gedragen.


6.3 Bij het tweede bezoek aan de praktijk op 7 maart 2022 was geen sprake meer van een landelijke mondkapjesplicht maar waren zorgaanbieders nog steeds bevoegd om te bepalen dat in hun gebouw een mondkapje verplicht was.


6.4 Het college stelt vast dat het in de praktijk van de huisarts zowel op 24 januari 2022 als op 7 maart 2022 beleid was dat patiënten ofwel een mondkapje, ofwel een spatscherm droegen. Als patiënten daartoe niet in staat waren werd hen gevraagd een covidtest te doen om COVID-19 uit te sluiten. In geval van nood konden patiënten buiten wachten en werden zij door de zorgmedewerkers vervolgens in beschermende kleding gezien. Klaagster heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat zij de posters in de huisartspraktijk, waarop dit beleid werd uiteengezet, heeft gezien en gelezen.


6.5 Het college acht het beleid zoals hiervoor omschreven en door de huisarts toegepast, redelijk en aanvaardbaar aangezien hiermee voldoende alternatieven voor een mondkapje worden geboden en op alle mogelijke situaties – ook spoedeisende gevallen – op medisch adequate wijze kan worden ingespeeld. De enkele weigering van klaagster om hieraan te voldoen, omdat in haar visie deze maatregelen overbodig dan wel te verstrekkend waren, is onvoldoende om van de huisarts te verlangen dat voor haar een uitzondering werd gemaakt. Dat geldt eens te meer bij het bezoek op 7 maart 2022 toen klaagster zich meldde met verkoudheidsklachten, die kunnen duiden op een covid-besmetting. De eigen inschatting van klaagster ‘Ik wist dat mijn klachten niet door corona werden veroorzaakt’ en ‘dat niet iedereen met deze klachten corona heeft’ zijn volstrekt onvoldoende om een uitzondering op het beleid te rechtvaardigen.


6.6 De stelling van klaagster dat zij lijdt aan een angststoornis die het haar onmogelijk maakt om een mondkapje dan wel spatmasker te dragen, treft geen doel. Klaagster heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Haar verwijzing naar de ‘website van de rijksoverheid’ en een ‘medische verklaring’ faalt, de als bijlage bij haar e-mail van 14 mei 2022 overgelegde schermafdruk kan niet als zodanig dienen.


6.7 Klaagster stelt dat haar geen spatscherm is aangeboden tijdens de consulten. De huisarts betwist dit. Het college stelt vast dat de feitelijke gang van zaken niet vast te stellen is maar dat dit voor het oordeel niet relevant is. Immers, klaagster heeft tijdens beide bezoeken geweigerd een spatscherm (als alternatief voor een mondkapje) te dragen. Klaagster heeft voorts geweigerd om gebruik te maken van het alternatief om een covid(zelf)test te doen. Tenslotte is gesteld noch gebleken dat klaagster op het moment van praktijkbezoeken zodanig ziek was dat acute noodhulp geïndiceerd was.


6.8 Klaagster heeft beide keren uit eigen beweging de praktijk verlaten zonder dat een consult heeft plaatsgevonden, omdat zij aan geen van de haar geboden alternatieven kon of wilde voldoen. Het college respecteert vanzelfsprekend deze keuze van klaagster. Echter, deze keuze kan de huisarts niet worden tegengeworpen. Het is niet aan hem te wijten dat de consulten niet hebben plaatsgevonden, de huisarts kan hierover geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.


6.9 Het college stelt tenslotte vast dat klaagster een dag na haar bezoek op 7 maart 2022 de door haar gewenste verwijzing naar de KNO-arts heeft ontvangen en dat daarmee aan haar zorgvraag is voldaan. Deze vertraging, waar klaagster ook over klaagt, is het gevolg van haar eigen keuze om tijdens haar bezoek aan de praktijk geen gebruik te maken van de mogelijke alternatieven voor een mondkapje. Conclusie


6.10 De conclusie is dat de klacht ongegrond is.


Anonieme publicatie


6.11 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing zonder vermelding van namen worden gepubliceerd.


7. De beslissing


Het college:


- verklaart de klacht ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.


Deze beslissing is gegeven door:


A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, R.P. Wijne, lid-jurist, B. van Ek, D.E. de Jong, en A. Wewerinke, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E. Veeren, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022.


secretaris                                                                                                   voorzitter
(de secretaris is buiten staat
van ondertekening)