ECLI:NL:TGZRAMS:2022:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3953

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:119
Datum uitspraak: 23-08-2022
Datum publicatie: 24-08-2022
Zaaknummer(s): A2022/3953
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Kennelijk ongegrond. Klager voelt onheus bejegend en niet serieus genomen door de huisarts en stelt dat de huisarts hem passende zorg heeft geweigerd. Het college komt tot de conclusie dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

A2022/3953


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 23 augustus 2022 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klager,


tegen


C,
huisarts,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. P. Keuning, werkzaam te Amsterdam.


1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift inclusief de originele Franse tekst, ontvangen op 24 februari 2022;
- de brief van 23 maart 2022, binnengekomen op 24 maart 2022, van klager;
- het medische dossier, binnengekomen op 24 maart 2022;
- de brief van 5 april 2022, binnengekomen op 6 april 2022, van klager;
- het verweerschrift;
- de e-mail van 26 april 2022, van klager;
- het proces-verbaal van het op 6 juli 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.
Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.


2. Waar gaat de zaak over?


2.1 Klager was tot eind 2021 patiënt in de praktijk van de huisarts. Hij voelt zich onder meer onheus bejegend en niet serieus genomen door de huisarts en stelt dat de huisarts hem passende zorg heeft geweigerd. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.2 Het college komt tot de conclusie dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat hierna toe.


3. Wat houdt de klacht in?

Klager verwijt de huisarts dat zij


1) voorrang zou hebben gegeven aan corporatisme en solidariteit tussen artsen boven het geven van passende zorg aan klager;
2) de toegang van klager tot passende zorg zou hebben ontzegd, aangezien zij werkt met artsen in opleiding;
3) klager zonder reden heeft doorverwezen naar een reumatoloog;
4) niet op de hoogte is van fysiotherapie als alternatief voor gespecialiseerde geneeskunde;
5) racisme en minachting laat zien jegens een persoon van buitenlandse afkomst die niet goed Nederlands spreekt;
6) door haar weigering passende zorg aan klager te verlenen heeft bijgedragen aan het ontwikkelen van klachten bij klager;
7) een bijdrage levert aan de degradatie van het imago van de arts en van de geneeskunde.


4. Wat is het verweer?


De huisarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.


5. Wat zijn de overwegingen van het college?


Welke criteria gelden bij de beoordeling?


5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen. Klachtonderdelen 1,4 en 7 gezamenlijk besproken: corporatisme, niet op de hoogte zijn van het belang van fysiotherapie en imagoschade


5.2 Het college is het met de huisarts eens dat de klachtonderdelen 1), 4) en 7) onvoldoende duidelijk of feitelijk zijn geformuleerd. Ook na het mondeling vooronderzoek blijft onduidelijk wat klager bedoelt met deze verwijten. Voor zover klager onder meer bedoeld heeft te zeggen dat de huisarts hem op grond van de door hem geformuleerde verwijten geen passende zorg heeft verleend, stelt het college vast dat de huisarts dit gemotiveerd heeft bestreden en is het college van oordeel dat er op basis van het dossier geen aanleiding is om tot een dergelijke conclusie te komen. Deze klachtonderdelen zijn daarom kennelijk ongegrond. Klachtonderdelen 2 en 6: toegang tot passende zorg ontzegd door te werken met artsen in opleiding en medische klachten door weigering passende zorg


5.3 Het college stelt vast dat de praktijk van de huisarts een zogenoemde ‘opleidingspraktijk’ is. De huisarts begeleidt daarbij artsen in hun specialisatie tot huisarts.
De huisartsen in opleiding zijn geregistreerde artsen en bevoegd om zelfstandig spreekuur te houden. De zorg door een huisarts in opleiding is volwaardige medische zorg. Het college is dan ook met de huisarts van oordeel dat klager op geen enkele manier passende zorg is ontzegd doordat er huisartsen in opleiding in de praktijk werken. Het college is ook van oordeel dat het medisch dossier geen enkele aanleiding geeft om te veronderstellen dat de huisarts de klachten van klager niet serieus zou hebben genomen of zou hebben bijgedragen aan het ontstaan of verergeren van de medische klachten van klager. Deze klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 3: zonder reden doorverwijzen naar reumatoloog


5.4 De huisarts heeft toegelicht dat zij de enkelklachten van klager eerst zelf heeft geprobeerd te behandelen. Toen dit geen of onvoldoende effect had heeft zij klager naar een orthopeed verwezen. Omdat de enkelklachten bleven bestaan en klager niet terug naar de orthopeed en ook niet naar een podotherapeut wilde, heeft de huisarts hem uiteindelijk naar de reumatoloog verwezen. Het college is met de huisarts van oordeel dat dit (mede gelet op de toelichting door de huisarts tijdens het mondeling vooronderzoek) een logische stap is bij persisterende gewrichtsklachten met mogelijk zwelling, waarbij medicamenteuze behandeling (NSAID’s) en orthopedische behandeling (beoordeling en injectie) niet helpen.


Een reumatoloog kan meedenken en oordelen over een breed scala aan -al dan niet inflammatoire- gewrichtsklachten. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.


Klachtonderdeel 5: racisme


5.5 Het college is van oordeel dat in het medisch dossier niets terug te lezen is wat kan duiden op discriminatie. Klager heeft zijn (vergaand) verwijt op geen enkele wijze onderbouwd. Zijn verwijzing tijdens het mondeling vooronderzoek naar de opmerking in het medisch dossier ‘het valt wel mee’ kan niet als zodanige onderbouwing dienen – nog daargelaten dat deze opmerking is gemaakt door een collega van de huisarts. Ook dit resterende klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.


Conclusie


5.6 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.


6. De beslissing


De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door:
A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, R.P. Wijne, lid-jurist, B. van Ek, D.E. de Jong, en A. Wewerinke, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E. Veeren, secretaris.

secretaris                                                                                      voorzitter
(de secretaris is buiten staat
van ondertekening)