ECLI:NL:TGZRAMS:2022:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3864
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2022:107 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-07-2022 |
Datum publicatie: | 19-07-2022 |
Zaaknummer(s): | A2022/3864 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/Afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een mdl-arts. Klaagster verwijt de mdl-arts dat hij de gastroscopie zonder roesje, tegen haar wil en ruw heeft uitgevoerd. De lezingen over wat er precies is gebeurd lopen uiteen. Het college acht het aannemelijk dat de mdl-arts klaagster een roesje (midazolam en fentanyl) heeft gegeven. Ter zitting heeft verweerder uitgelegd dat het soms kan gebeuren dat een patiënt een andere beleving van de werkelijkheid heeft als onbedoeld gevolg van de toegediende medicatie (midazolam) en dat kan de verklaring zijn voor de nare beleving van klaagster van het onderzoek. Het college kan bevestigen dat als bijwerkingen van midazolam – naast andere bijwerkingen – abnormale dromen, hallucinaties en wanen kunnen optreden, vooral bij kinderen en ouderen (zie Farmacotherapeutisch Kompas). Mede gelet op de verklaringen van de beide verpleegkundigen die bij de gastroscopie aanwezig waren, vindt het college het aannemelijk dat deze bijwerkingen zich ook bij klaagster hebben voorgedaan. Geen aanwijzingen voor ruw handelen. Klacht ongegrond verklaard. |
Datum uitspraak: 19 juli 2022
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam heeft de volgende
beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C,
maag-, darm- en leverarts (MDL-arts),
werkzaam te B,
verweerder,
gemachtigde: D.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 28 januari 2022;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de e-mail van klaagster van 31 mei 2022.
1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling
te worden gehoord.
1.3 De mondelinge behandeling door het college heeft plaatsgevonden ter openbare
terechtzitting van 7 juni 2022. Beide partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten
mondeling toegelicht. Klaagster werd vergezeld van E en verweerder werd bijgestaan
door zijn gemachtigde. Klaagster heeft een pleitnota voorgelezen en overgelegd.
2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
Klaagster is heel ontevreden over een door verweerder bij haar uitgevoerde gastroscopie.
Een gastroscopie is een kijkonderzoek van de binnenkant van de slokdarm, maag en/of
het eerste deel van de dunne darm. Volgens klaagster heeft verweerder de ingreep tegen
de afspraak in zonder roesje, tegen haar wil en ruw uitgevoerd. Het college komt tot
de conclusie dat de klacht niet gegrond is. Het college licht dat hierna toe.
3. De feiten
3.1 Klaagster, geboren in 1960, heeft op 26 april 2021, 19 juli 2021, 6 september
2021 en 24 januari 2022 een gastroscopie ondergaan in F (hierna: het ziekenhuis).
De gastroscopie op 24 januari 2022 is verricht door verweerder, die als MDL-arts in
het ziekenhuis werkzaam is. Voorafgaand aan de gastroscopie was tijdens een afspraak
op de polikliniek met een andere MDL-arts afgesproken dat klaagster vóór het onderzoek
een roesje zou krijgen.
3.2 In een brief van verweerder aan de huisarts van klaagster van 25 januari 2022 is over de onderzoeksbevindingen tijdens dit onderzoek - voor zover van belang - vermeld: “(…) Bovengenoemde patiënt is op 24-01-2022 op onze afdeling verschenen voor een oesophago-gastro-duodenoscopie. (…) Indicatie en vraagstelling: afwijking slokdarm dysplasie. (…) TOP: Doorlopen, veel stress, verder zonder bijzonderheden. Premedicatie: 5mg midazolam en 50microgram fentanyl. (…)”.
3.3 Ook op 25 januari 2022 heeft klaagster verweerder gebeld en met hem besproken dat zij erg ontevreden was over de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd.
4. De klacht
Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij de gastroscopie heeft
verricht zonder roesje/verdoving en zonder aanwezigheid van verpleegkundigen. Verweerder
heeft klaagster gedwongen mee te werken aan het onderzoek, terwijl zij kenbaar maakte
dat niet te willen. Verweerder heeft hiermee volgens klaagster ernstig inbreuk gemaakt
op haar geestelijke en lichamelijke integriteit. Hij heeft het onderzoek ook ruw uitgevoerd.
Klaagster eist een redelijke schadevergoeding en oplegging van een boete.
5. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.
Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
6. De beoordeling
6.1 Het is het college duidelijk dat klaagster heel nare herinneringen heeft aan het
onderzoek en dat zij daardoor veel boosheid en frustratie jegens verweerder voelt.
6.2 De vraag is of verweerder het onderzoek heeft uitgevoerd als een redelijk bekwame en redelijk handelende MDL-arts. Dat is een zakelijke beoordeling. Daarbij houdt het college rekening met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en de voor MDL-artsen geldende beroepsnormen. Het college heeft geen wettelijke bevoegdheid tot het toekennen van schadevergoeding.
6.3 De verklaringen van partijen over het verloop van de gastroscopie op 24 januari
2022 staan lijnrecht tegenover elkaar. Klaagster stelt dat verweerder het onderzoek
zonder verdoving heeft uitgevoerd, terwijl zij duidelijk aangaf dat niet te willen
en – zo vermeldt het klaagschrift – heeft tegengestribbeld. Er was volgens haar ook
geen verpleegkundig personeel tijdens het onderzoek aanwezig. Verweerder heeft dit
gemotiveerd weersproken. Hij betreurt het zeer dat het roesje niet het door klaagster
gewenste effect heeft gehad en hij vindt het heel erg dat klaagster het onderzoek
zo heeft ervaren als zij in haar klacht heeft omschreven. Hij heeft haar daarvoor
zijn excuses aangeboden. Hij stelt dat hij klaagster echter wel degelijk sedatie heeft
toegediend voorafgaand aan het onderzoek. Dat betrof dezelfde hoeveelheid medicatie
als tijdens de eerdere gastroscopieën. Ook is het onderzoek volgens verweerder in
het bijzijn van twee verpleegkundigen uitgevoerd en zonder bijzonderheden verlopen.
Er is geen sprake van geweest dat klaagster te kennen heeft gegeven dat zij het onderzoek
niet wilde en zou hebben tegengestribbeld; hij heeft er ook geen enkel belang bij
om het onderzoek tegen de wil van klaagster voort te zetten. Verweerder heeft ter
ondersteuning van zijn lezing van de gang van zaken twee verklaringen overgelegd van
twee in het ziekenhuis werkzame verpleegkundigen van respectievelijk 30 en 31 maart
2022. Hierin is onder meer vermeld dat zij beiden bij de gastroscopie van klaagster
op 24 januari 2022 aanwezig zijn geweest, dat door verweerder intraveneus sedatie
is toegediend (5 mg midazolam en 0,05 mg fentanyl) en dat het onderzoek bij klaagster
zonder problemen is verlopen.
Ter zitting heeft verweerder uitgelegd dat het soms kan gebeuren dat een patiënt een
andere beleving van de werkelijkheid heeft als onbedoeld gevolg van de toegediende
medicatie (midazolam). Waandenkbeelden en hallucinaties zijn bekende bijwerkingen
van die medicatie. Volgens verweerder kan dat de verklaring zijn voor de nare beleving
van klaagster van het onderzoek.
6.4 Het college overweegt dat het de verklaring van verweerder dat hij klaagster een
roesje heeft gegeven voldoende aannemelijk vindt. Zijn eigen verklaring daarover wordt
bevestigd in zijn brief aan de huisarts van 25 januari 2022 en in de beide verklaringen
van de verpleegkundigen. Ook de verklaring van klaagster die zij bij het klaagschrift
heeft gevoegd vermeldt dat verweerder het roesje zelf gaf (al had dit volgens klaagster
niet het gewenste effect, in die zin dat zij niet ‘onder zeil’ ging). Verder blijkt
uit het dossier dat de vitale functies – ademhaling, circulatie – van klaagster tijdens
het onderzoek gelijk zijn gebleven. Ook dat is een aanwijzing dat het onwaarschijnlijk
is dat het onderzoek zonder sedatie heeft plaatsgevonden.
6.5 Klaagster heeft aangevoerd dat zij niet sliep voordat verweerder met het onderzoek
begon. Voor zover dat het geval was, betekent dit niet dat verweerder haar geen sedatie
heeft gegeven. Zoals ook uit de door verweerder overgelegde patiëntfolder ‘Onderzoek
met een roesje op de afdeling endoscopie’ van het ziekenhuis blijkt, is sedatie (een
roesje) niet hetzelfde als narcose en verschilt het effect ervan per persoon. Hoe
slaperig een patiënt na toediening van de medicatie wordt is niet te voorspellen.
Het is ook mogelijk dat een patiënt niet slaapt, maar alleen rustiger wordt en minder
pijn of irritatie voelt. Dat klaagster tijdens de eerdere onderzoeken wel sliep na
het toedienen van (dezelfde hoeveelheid) sedatie, maakt dat niet anders.
6.6 Het college kan verder bevestigen dat als bijwerkingen van midazolam – naast andere
bijwerkingen – abnormale dromen, hallucinaties en wanen kunnen optreden, vooral bij
kinderen en ouderen (zie Farmacotherapeutisch Kompas www.farmacotherapeutischkompas.nl).
Mede gelet op de verklaringen van de beide verpleegkundigen vindt het college het
aannemelijk dat deze bijwerkingen zich ook op 24 januari 2022 bij klaagster hebben
voorgedaan. Zo is het onmogelijk dat verweerder de gastroscopie heeft verricht zonder
de aanwezigheid van verpleegkundigen, die noodzakelijk is om het onderzoek te kunnen
uitvoeren en om biopten te kunnen afnemen. De verklaring van klaagster dat zij duidelijk
te kennen heeft gegeven dat zij het onderzoek niet wilde, wordt verder niet bevestigd
in de beschikbare stukken. Het valt ook niet in te zien waarom verweerder het onderzoek
zou hebben doorgezet als klaagster zich daartegen zou hebben verzet. Ook voor de klacht
dat verweerder bij het onderzoek ruw te werk is gegaan ziet het college geen aanwijzingen.
Dat neemt niet weg dat het college ervan overtuigd is dat de door klaagster beschreven
waarnemingen voor haar reëel zijn en dat zij met weerzin terugkijkt op het onderzoek.
6.7 Er is, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de lichamelijke en geestelijke integriteit van klaagster verdergaand heeft geschonden dan het in het algemeen voor patiënten onprettige onderzoek naar zijn aard meebrengt. Het college kan niet vaststellen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat betekent dat er ook geen grond is voor het opleggen van een boete of andere maatregel aan verweerder.
6.8 De conclusie luidt dat de klacht ongegrond is.
7. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, P.M. de Keuning, lid-jurist, H.C. Baak, J.I. van der Spoel en T.F. Veneman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2022.