ECLI:NL:TGZCTG:2022:68 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1051
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2022:68 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-02-2022 |
Datum publicatie: | 08-04-2022 |
Zaaknummer(s): | C2021/1051 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verzekeringsarts. Klaagster is als arts werkzaam bij een arbo-organisatie en heeft daar een cliënt een aantal keren gesproken in het kader van verzuimbegeleiding. Klaagster heeft in verband met een aanvraag van een WIA-uitkering bij het UWV verklaard dat herstel van functioneren voor betaalde arbeid door haar cliënt haar vrijwel uitgesloten lijkt. De aanvraag is vervolgens door het UWV afgewezen en klaagster heeft tegen zes bij de beoordeling van de aanvraag betrokken verzekeringsartsen van het UWV een klacht ingediend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
zaaknummer Centraal Tuchtcollege: C2021/1051
zaaknummer Regionaal Tuchtcollege in Den Haag: 2020-148f (ECLI:NL:TGZRSGR:2021:55)
beslissing in de zaak van:
A., wonende in B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster,
tegen
N., verzekeringsarts, werkzaam bij het D., verweerder in beide instanties, hierna:
verweerder, gemachtigde: mr. drs. G.P. van Delft, verbonden aan het D..
1. Procesverloop
Klaagster heeft op 20 oktober 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag een
klacht ingediend tegen verweerder. Dat College heeft klaagster in zijn beslissing
van 11 mei 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster heeft tegen die beslissing
beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2021/1046 tot
en met C2021/1050 behandeld op de zitting van 9 februari 2022. Klaagster en verweerder
zijn beiden verschenen. Klaagster werd vergezeld door de heer E. en verweerder werd
bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder
toegelicht. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het Centraal Tuchtcollege,
na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan en het beroep
van klaagster verworpen. Hierna volgt een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2. Waar gaat deze zaak over?
2.1 Verweerder werkt als medisch adviseur bij het D.. Klaagster is als arts werkzaam
bij F.. Zij heeft de heer G. (hierna: cliënt) een aantal keren in het kader van verzuimbegeleiding
gesproken.
2.2 Cliënt is door een verzekeringsarts van het D. beoordeeld voor de aanvraag
van een WIA-uitkering. De aanvraag is afgewezen. Een verzekeringsarts M. heeft de
beoordeling heroverwogen waarna het bezwaar is afgewezen.
2.3 Klaagster was het met de afwijzing niet eens en heeft een brief gestuurd aan
(onder meer) verweerder. Verweerder heeft aan de stafverzekeringsarts bezwaar & beroep
en aan de landelijk adviseur verzekeringsarts van het D. gevraagd de standpunten van
klaagster te onderzoeken. Beiden zagen geen aanleiding om de beoordeling te herzien
omdat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan.
2.4 Klaagster verwijt verweerder dat hij – kort gezegd – naar aanleiding van de
brief van klaagster geen actie heeft ondernomen. Cliënt is daardoor benadeeld.
2.5 Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard. De
bedoeling van het beroep van klaagster is dat zij door het Centraal Tuchtcollege wel
in haar klacht zal worden ontvangen en dat die klacht alsnog gegrond wordt verklaard.
3. Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege
3.1 Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep van klaagster hierna bespreken. De
conclusie zal zijn dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in stand blijft.
Is er sprake van een concreet eigen belang dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg?
3.2 De wet bepaalt (in artikel 65 lid 1a Wet BIG) dat een klacht kan worden ingediend
door een rechtstreeks belanghebbende. Daarmee wordt in ieder geval de patiënt zelf
bedoeld. Klaagster is geen patiënt of naaste van een patiënt, maar zij klaagt als
collega van de verzekeringsarts. Onder omstandigheden kunnen ook collega’s van beroepsbeoefenaren
als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd. Uit eerdere beslissingen van het
Centraal Tuchtcollege blijkt dat dat alleen kan als de klagende collega een concreet
eigen belang heeft, dat bovendien verband houdt met de individuele gezondheidszorg.
Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat in dit geval van dat laatste geen sprake is
en legt hierna uit waarom.
3.3 Klaagster stelt in beroep dat zij wel een benadeelde partij is, omdat zij reputatieschade
heeft opgelopen. Daarom krijgt zij geen opdrachten meer. Klaagster stelt dat het vertrouwen
in de medische stand is geschaad omdat het onderzoek en de rapportage van de verzekeringsarts
niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Klaagster vindt dat de rechtspraak waar
het Regionaal Tuchtcollege in zijn beslissing naar verwijst geen verband houdt met
haar klacht. Zij verwijst zelf naar een beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
in Amsterdam die zij meer van toepassing vindt.
3.4 Uit de door klaagster genoemde omstandigheden blijkt dat zij vindt dat zij
geraakt is in een concreet eigen belang. Uit deze omstandigheden blijkt echter niet
dat er daarmee ook sprake is van een belang dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg.
Volgens vaste rechtspraak kan klaagster daarom niet in haar klacht worden ontvangen.
Conclusie
3.5 Het beroep van klaagster wordt verworpen.
4. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter; Y. Buruma en M.W. Zandbergen,
leden-juristen en N. Abdoelkariem en W. de Ruijter, leden-beroepsgenoten en
M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.