ECLI:NL:TGZCTG:2022:25 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1124
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2022:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-02-2022 |
Datum publicatie: | 08-02-2022 |
Zaaknummer(s): | C2021/1124 |
Onderwerp: | Onheuse bejegening |
Beslissingen: | Ongegrond/Afwijzing |
Inhoudsindicatie: | C2021/1124 Klacht tegen een apotheker. Klager is tandarts en heeft de apotheek, waarvan de beklaagde apotheker de beherend apotheker is, eind 2020 per e-mail een recept voor antibiotica toegezonden, op eigen naam uitgeschreven. Toen klager de antibiotica wilde ophalen, heeft de apotheker klager meegedeeld dat zij de antibiotica niet kon verstrekken wegens dubbelmedicatie. Tussen klager en de apotheker is daarop een onaangename discussie ontstaan. Klager verwijt de apotheker dat zij zonder gegronde reden aflevering van een antibioticum heeft geweigerd, en dat zij klager onheus en onprofessioneel heeft bejegend. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Klager is het daar niet mee eens en gaat in beroep. Het Centraal Tuchtcollege houdt het er voor dat klager de medicatie had uitgeschreven ten behoeve van eigen patiënten, verwerpt het beroep van klager en gelast de publicatie. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2021/1124 van:
A., wonende te B., klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. C.W. Noorduyn, advocaat te Den Haag
tegen
C., apotheker, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. G.P. Poiesz, advocaat te Haarlem.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 4 december 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam
tegen C. – hierna de apotheker – een klacht ingediend. Bij beslissing van
13 augustus 2021, onder nummer 2020/262, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond
verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De apotheker heeft een verweerschrift
in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege
van 10 januari 2022, waar is verschenen klager, bijgestaan door mr. Noorduyn.
Mr. Poiesz heeft voorafgaand aan de zitting laten weten dat de apotheker door persoonlijke
omstandigheden niet in staat is bij de terechtzitting aanwezig te zijn.
Mr. Poiesz is samen met een collega van de apotheker, de heer E., namens de apotheker
verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Mr. Noorduyn en mr. Poiesz
hebben dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege
zijn overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld.
“2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
Klager is tandarts en heeft de apotheek, waarvan verweerster de beherend apotheker
is, op 2 december 2020 per e-mail een recept voor antibiotica (één of meer verschillende
kuren) toegezonden, op eigen naam uitgeschreven.
Klager had eerder in 2020 meerdere malen antibioticakuren voor zichzelf voorgeschreven,
voor de laatste maal een dag eerder, op 1 december 2020 (Zithromax).
Toen klager de antibiotica in de apotheek wilde ophalen, heeft de assistente verweerster
erbij geroepen. Verweerster heeft klager medegedeeld dat zij de antibiotica niet wilde
verstrekken wegens dubbelmedicatie. Tussen klager en verweerster is daarop een onaangename
discussie ontstaan, waarbij beide partijen geïrriteerd op elkaar hebben gereageerd.
3. De klacht en het standpunt van klager
Zakelijk weergegeven verwijt klager verweerster:
1. dat zij zonder gegronde reden aflevering van een antibioticum heeft geweigerd;
2. dat zij klager onheus en onprofessioneel heeft bejegend.
Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat het recept hem niet geweigerd
had mogen worden. Verweerster schreeuwde dat klager het medicijn niet meekreeg. Toen
klager verweerster naar haar naam vroeg, zei ze dat hij maar op het raam moest kijken.
Verweerster heeft klager onbeschoft te woord gestaan en hem beledigd, en geweigerd
haar naam kenbaar te maken.
De kuur was niet bedoeld voor patiënten, maar voor klager zelf. Bovendien ging het
maar om één antibioticumkuur en gaat het verweerster niet aan of klager de geneesmiddelen
voor zichzelf heeft voorgeschreven.
Klager betwist dat een per e-mail aangeboden recept niet rechtsgeldig is. Verder betwist
hij dat het recept meerdere antibioticakuren bevatte en dat het uitgeven van geneesmiddelen
een voorbehouden handeling is.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.
Zij heeft in dat kader onder meer aangevoerd dat het recept per e-mail is aangeboden
en dat dit volgens de IGJ geen geaccepteerde wijze is. De assistente zag dat geen
indicatie bekend was dat meerdere antibioticakuren tegelijk gebruikt zouden moeten
worden en heeft zich in het kader van de medicatieveiligheid bij verweerster gemeld.
Verweerster is met aflevering niet akkoord gegaan en wilde daarover met klager spreken
zodra hij zich in de apotheek zou melden. Het was eerder aan haar aandacht ontsnapt
dat klager in dat jaar zes tot zeven antibioticakuren voor zichzelf had uitgeschreven,
wat uitzonderlijk veel is.
Klager had in zijn recept meerdere antibioticakuren voorgeschreven en gaf aan dat
hij deze op voorraad wilde hebben om aan patiënten mee te kunnen geven. Verweerster
heeft klager gezegd dat dit een voorbehouden handeling is van de apotheker en dat
recepten op naam van de patiënten moeten worden uitgeschreven.
Klager kwam denigrerend, intimiderend en dreigend over en gaf weinig ruimte tot een
fatsoenlijk gesprek. Verweerster heeft direct bij aankomst bij de balie bij klager
gezegd dat zij de beherend apotheker is en dat haar naam buiten goed leesbaar op het
identificatiebord op de gevel staat. De situatie raakte verhit, wat verweerster betreurt.
5. De beoordeling
Het college overweegt als volgt.
Klachtonderdeel 1 Aflevering ten onrechte geweigerd
Het recept dat klager op 2 december 2020 naar de apotheek van verweerster heeft gemaild,
is in deze procedure niet overgelegd. Het recept dat klager op 30 april 2021 aan het
college heeft gezonden kan dit niet zijn, omdat dat recept is uitgeschreven op naam
van de echtgenote van klager, terwijl partijen het erover eens zijn dat het recept
waarover de discussie is ontstaan was uitgeschreven op naam van klager zelf. Nu het
recept van 2 december 2020 ontbreekt, kan het college niet vaststellen hoeveel antibioticakuren
klager op zijn eigen naam had voorgeschreven.
Het college is echter van oordeel dat, ook als het uitgaat van het voorschrijven van
één antibioticakuur, verweerster een gegronde reden had om de medicatie niet zomaar
aan klager te verstrekken. Daarbij is het volgende van belang.
Uit de medicatiehistorie van klager blijkt dat hij op 1 december 2020 een antibioticakuur
heeft gekregen. Bij het verwerken van het recept van 2 december 2020, dat dus een
dag na de verstrekking van de vorige kuur binnenkwam, is een melding van dubbelmedicatie
naar voren gekomen, omdat de einddatum van de op 1 december 2020 verstrekte kuur nog
niet was verstreken. Eerder dat jaar had zich die situatie niet voorgedaan.
Verweerster had dan ook een goede reden om met klager te willen spreken alvorens tot
levering van de medicatie over te gaan. Dit gold eens te meer omdat bij controle van
de medicatiehistorie was gebleken dat klager gedurende dat jaar al een aanzienlijke
hoeveelheid antibioticakuren had uitgeschreven voor zichzelf.
Verweerster heeft verder met juistheid aangevoerd dat een per e-mail ontvangen recept
in het algemeen niet aan de eisen van digitale indiening voldoet, omdat onomstotelijk
moet vaststaan dat het recept afkomstig is van de bevoegde voorschrijver. In een tandartsenpraktijk
hebben meestal meerdere mensen toegang tot het e-mailadres, waardoor niet kan worden
vastgesteld dat de tandarts ook daadwerkelijk het recept heeft uitgeschreven. Aan
de eerdere recepten in 2020 valt het college ook op dat daarop – hoewel klager stelt
deze zelf te hebben uitgeschreven – steeds een andere tandarts dan klager is aangekruist,
terwijl de handtekeningen van de bewuste (telkens dezelfde) tandarts onderling sterk
verschillen en dat soms een handtekening ontbreekt. Verweerster heeft daarom op goede
gronden de verwerking van het recept per e-mail geweigerd.
Voor zover tussen partijen ter sprake is geweest dat de medicatie niet voor klager
zelf, maar voor zijn patiënten bedoeld was – hetgeen klager heeft betwist – heeft
verweerster eveneens met juistheid aangevoerd dat het ter hand stellen van geneesmiddelen
aan patiënten aan de apotheker is voorbehouden. Het college verwijst naar de KNMP
Richtlijn Ter hand stellen, in het bijzonder naar noot [37] over de artsentas, waar
wordt vermeld dat artsen niet bevoegd zijn om geneesmiddelen ter hand te stellen aan
patiënten. Orale antibiotica behoren niet tot de middelen die de arts in zijn of haar
tas moet hebben voor toediening in acute en levensbedreigende situaties. Dat geldt
dus ook voor tandartsen.
Klachtonderdeel 1 is op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 2 Onheuse en onprofessionele bejegening
Het college stelt vast dat beide partijen zich door de andere partij respectloos benaderd
hebben gevoeld. Het gesprek aan de balie op 2 december 2020 is kennelijk uit de hand
gelopen, doordat beide partijen zich aangevallen voelden en de emoties de overhand
hebben laten krijgen. Verweerster heeft erkend dat dit niet zo had moeten gaan en
verklaard dat zij het betreurt dat de zaak zo uit de hand is gelopen. Het zou naar
het oordeel van het college ook beter zijn geweest als verweerster tegenover klager
niet haar stem zou hebben verheven en gewoon haar naam zou hebben genoemd. Nu zij
zich echter wel kenbaar heeft gemaakt als de beherend apotheker, is het niet noemen
van haar naam en de irritatie waarvan zij heeft laten blijken tegenover klager onvoldoende
ernstig voor een tuchtrechtelijk verwijt. Daarbij neemt het college mede in aanmerking
dat klager niet alleen in de hoedanigheid van zorgvrager in de apotheek was, maar
ook in die van voorschrijver en dat ook van hem als zodanig had mogen worden verwacht
dat hij enig begrip zou tonen voor de (inhoudelijk juiste) mededelingen van verweerster
als deskundige op het gebied van farmacie. Omdat klager reeds de volgende dag zijn
klacht bij het tuchtcollege heeft ingediend, heeft verweerster ook niet de gelegenheid
gekregen om op een rustiger moment nog eens met klager in gesprek te gaan over haar
bezwaren tegen de aflevering van de medicatie en de manier waarop de discussie daarover
was gelopen.
Gelet op deze omstandigheden acht het college ook klachtonderdeel 2 kennelijk ongegrond.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is. ”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klager wil met zijn beroep de klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege
laten beoordelen. Het beroep van klager heeft tot doel dat het Centraal Tuchtcollege
de klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De apotheker heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege
om het beroep van klager te verwerpen.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Klager verwijt de apotheker dat zij op 2 december 2020 tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld door hem zonder gegronde reden aflevering van een antibioticum te
weigeren en door klager onheus en onprofessioneel te bejegenen. Evenals het Regionaal
Tuchtcollege vindt het Centraal Tuchtcollege dat de klacht ongegrond is. Het Centraal
Tuchtcollege zal hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel is gekomen.
Klachtonderdeel 1: aflevering van antibiotica onterecht geweigerd
4.4 Met klachtonderdeel 1 verwijt klager de apotheker dat zij op 2 december 2020
zonder gegronde reden aflevering van een antibioticum heeft geweigerd. Het Centraal
Tuchtcollege komt, zij het op (iets) andere gronden, met het Regionaal Tuchtcollege
tot het oordeel dat de apotheker een gegronde reden had om de medicatie niet zomaar
aan klager te verstrekken. Het volgende is daarbij van belang. Voor de beoordeling
van dit klachtonderdeel gaat het Centraal Tuchtcollege ervan uit dat klager op 2 december
2020 in de apotheek heeft gemeld dat het recept bedoeld was voor zijn patiënten. Van
belang hierbij zijn de verklaringen van de apotheker zowel in de procedure in eerste
aanleg als in beroep, dat klager te kennen heeft gegeven dat het antibioticakuren
betreffen die bedoeld zijn om direct aan patiënten mee te geven wanneer hij deze noodzakelijk
acht na een behandeling bij hem in de praktijk. Hierbij betrekt het Centraal Tuchtcollege
ook de schriftelijke verklaring van de apothekersassistente, als bijlage ingediend
bij het verweerschrift in eerste aanleg. Hierin verklaart de assistente -zakelijk
weergegeven- dat de door de apotheker geschetste situatie in het verweerschrift overeenkomt
met wat er op 2 december 2020 heeft plaatsgevonden.
Daartegenover staan de -steeds wisselende- verklaringen van klager. Zo verklaarde
klager tijdens het mondeling vooronderzoek dat het recept niet bedoeld was voor zijn
patiënten maar voor hemzelf. In het aanvullend beroepschrift verklaart klager daarentegen
dat het recept niet voor hemzelf bedoeld was maar voor zijn echtgenote. Desgevraagd
heeft klager ter terechtzitting in beroep geen aannemelijke verklaring kunnen geven
voor zijn wisselende verklaringen. Om deze redenen hecht het Centraal Tuchtcollege
meer waarde aan de verklaringen van de apotheker, gesteund door de verklaring van
de apothekersassistente, dan aan die van klager.
4.5 Het ter hand stellen van geneesmiddelen aan patiënten is een handeling voorbehouden
aan een apotheker. Bovendien dient een recept op naam van de patiënt te worden uitgeschreven
en is het niet toegestaan om op eigen naam een voorraad antibiotica aan te leggen
om in de toekomst aan patiënten mee te kunnen geven. Het Centraal Tuchtcollege is
van oordeel dat de apotheker ten aanzien van dit klachtonderdeel geen verwijt kan
worden gemaakt. Integendeel. De apotheker heeft op goede gronden geconcludeerd dat
het afleveren van de medicatie onder de gegeven omstandigheden niet volgens de wet
was, en zij heeft zorgvuldig gehandeld door het afleveren te weigeren. Klager stelt
in beroep dat de apotheker hem had moeten doorverwijzen naar een andere apotheker
die mogelijk wel genegen was het recept in behandeling te nemen. Het Centraal Tuchtcollege
zal dit onderdeel bij de klacht betrekken en overweegt hierover dat de apotheker ook
juist heeft gehandeld door klager niet naar een andere apotheker te verwijzen. Immers,
de apotheker constateerde zelf al dat het afleveren van de medicatie niet verantwoord
was. Doorverwijzen naar een andere apotheker zou tegen deze constatering indruisen
en daarmee ook onverantwoord zijn.
Klachtonderdeel 2: onheuse en onprofessionele bejegening
4.6 Het Centraal Tuchtcollege is het eens met het Regionaal Tuchtcollege dat het
niet noemen van haar naam en de irritatie waarvan zij heeft laten blijken tegenover
klager onvoldoende is om de apotheker een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het Centraal
Tuchtcollege onderschrijft de overweging hierover, weergegeven in 5. “De beoordeling”
van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze hier volledig over.
In aanvulling daarop overweegt het Centraal Tuchtcollege dat het wel beter was geweest
als klager en de apotheker gezamenlijk in een afgesloten ruimte het gesprek hadden
vervolgd om de lucht te klaren, maar dat ook hier geen sprake is van een nalaten dat
een tuchtrechtelijk verwijt rechtvaardigt.
Klager voert in beroep nog aan dat zijn privacy is geschonden doordat de apotheker
met verheven stem in aanwezigheid van anderen heeft medegedeeld dat de medicatie niet
kon worden meegegeven. Klager verwijst hierbij naar artikel 4 van het Professioneel
Statuut voor Apothekers, kennelijk lid 7 van dat artikel: “De apotheker gaat zorgvuldig
om met de privacy van de patiënt, met inachtneming van de vigerende wet en regelgeving
m.b.t. bescherming van persoonsgegevens en privacy.”. Deze klacht is ongegrond. Het
is gebruikelijk dat het wel of niet verstrekken van medicatie en eventueel bijhorende
adviezen aan de balie gebeurd, met inachtneming van gepaste afstand tot anderen in
de apotheek. Het bepaalde in artikel 4 lid 7 wordt niet geschonden wanneer een of
meer bezoekers van de apotheek kunnen horen wat de apotheker in dat verband aan de
ontvanger van de medicatie laat weten. Dit kan onder bijzondere omstandigheden anders
zijn, zoals wanneer de informatie zeer privacygevoelig is. Hiervan was in dit geval
geen sprake.
Conclusie
4.7 De conclusie is dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is
geweest. Dit betekent dat de klacht van klager ongegrond is en het beroep zal worden
verworpen.
4.8 Het Centraal Tuchtcollege vindt dat het algemeen belang gediend is met de publicatie
van deze beslissing, met name waar het gaat om het op eigen naam voorschrijven van
medicatie voor anderen. Het Centraal Tuchtcollege bepaalt daarom dat deze beslissing
wordt bekend gemaakt zoals hieronder in de beslissing staat vermeld.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verwerpt het beroep; bepaalt dat
deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant,
en zal worden aangeboden aan Medisch Contact, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Pharmaceutisch
Weekblad met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter; B.J.M. Frederiks en
A.R.O. Mooy, leden-juristen en A.J.S. van Hattum en P.W. Lebbink, leden-beroepsgenoten
en
E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 7 februari 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.