ECLI:NL:TGZCTG:2022:230 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022.1271

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2022:230
Datum uitspraak: 07-12-2022
Datum publicatie: 02-01-2023
Zaaknummer(s): C2022.1271
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1271 van:
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. M.F.M. Groot Kormelink, advocaat in Ede,
tegen
C., cardioloog, (destijds) werkzaam in D.,
verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. E.E. Rippen, verbonden aan 
VvAA Rechtsbijstand in Utrecht.
1.    Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 12 november 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle tegen C., cardioloog, een klacht ingediend. Bij beslissing van 26 januari 2022, onder nummer 207/2020 heeft dat College de klacht ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. 
Op 9 november 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege de zaak buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld. 
2.    Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1     Het beroepschrift bevat niet de gronden van het beroep. Dit is vereist volgens artikel 73 lid 2 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in verbinding met artikel 19 lid 1 onder c Tuchtrechtbesluit BIG. 
2.2    Na ontvangst van het beroepschrift heeft het Centraal Tuchtcollege (de gemachtigde van) klager de volgende brieven gezonden.
    Bij brief van 4 april 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege aan klager de ontvangst van het beroepschrift bevestigd en aangegeven dat vóór 2 mei 2022 het griffierecht diende te worden betaald. 
    In reactie op een brief van de gemachtigde van klager van 7 april 2022 waarin hij het Centraal Tuchtcollege verzocht om de beroepstermijn te verlengen heeft het Centraal Tuchtcollege bij brief van 7 april 2022 nogmaals gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen. Daarbij is aangegeven dat pas na ontvangst van het griffierecht het beroep in behandeling zal worden genomen en een nadere termijn voor aanvullende gronden zal worden gegeven. Deze termijn bedraagt doorgaans vier weken, zo is in de brief vermeld. 
    Bij brief van 15 april 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht was ontvangen en dat partijen over het verdere verloop van de procedure in beroep nader bericht zouden ontvangen. 
    Bij brief van 3 mei 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege klager in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 31 mei 2022 het beroepschrift aan te vullen en het beroep nader toe te lichten. In de brief staat vermeld dat, wanneer een reactie uitblijft of buiten de gestelde termijn inkomt, dit tot gevolg kan hebben dat de zaak niet inhoudelijk kan worden behandeld en dat klager in dat geval in zijn beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
    Bij brief van 24 mei 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege partijen een kopie van het proces verbaal van de zitting bij het Regionaal Tuchtcollege toegezonden. 
    Bij brief van 7 juni 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege partijen meegedeeld dat dit college de zaak in raadkamer zal behandelen. 
    Bij brief van 18 augustus 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege partijen meegedeeld dat de beslissing in deze zaak in het openbaar zal worden uitgesproken op 7 september 2022. 
2.3    Bij brief van 22 augustus 2022 heeft de gemachtigde van klager het Centraal Tuchtcollege bericht dat hij tot op die dag in afwachting was van nadere instructies ten aanzien van de gronden van het beroep. Het Centraal Tuchtcollege heeft partijen daarop bericht dat de beslissing in deze zaak niet, zoals eerder gepland, op 
7 september 2022 zal plaatsvinden en dat partijen over het vervolg van de procedure nader bericht zullen ontvangen. 
2.4    Bij brief van 26 september 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege de gemachtigde van klager vervolgens in de gelegenheid gesteld uit te leggen waarom – in het licht van de hiervoor onder 2.2 beschreven correspondentie – van klager tot op dat moment geen gronden van beroep zijn ontvangen. 
In zijn brief van 6 oktober 2022 stelt de gemachtigde dat hij de brief van het college van 3 mei 2022 niet heeft ontvangen. De overige correspondentie is wel door hem ontvangen. Ook stelt de gemachtigde in zijn brief dat er vanwege het uitblijven van instructies door hem meerdere keren schriftelijk is gevraagd naar de voortgang van de zaak en met name naar de instructie om de gronden te kunnen aanvullen. Deze stelling van de gemachtigde is echter niet onderbouwd met afschriften van die correspondentie en in het dossier van het Centraal Tuchtcollege is deze correspondentie ook niet aangetroffen.
2.5    Bij deze stand van zaken oordeelt het Centraal Tuchtcollege als volgt.
2.6    Nu de gronden van het beroep niet binnen de gestelde termijn zijn aangevuld moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet voldoet aan de daaraan in de wet gestelde eisen en dat klager op grond van het bepaalde in artikel 74 lid 1 Wet BIG niet in het beroep kan worden ontvangen. Professionele gemachtigde van klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit verschoonbaar is. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege blijft daarmee in stand. Deze beslissing wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 74 lid 1 Wet BIG gegeven in raadkamer.
3.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
                verklaart klager niet ontvankelijk in het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter;
Y. Buruma en E.F. Lagerwerf-Vergunst, leden juristen en H.J. Hasper en P.J. Schimmel, leden beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2022. 
Voorzitter  w.g.    Secretaris  w.g.