ECLI:NL:TGZCTG:2022:229 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1435

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2022:229
Datum uitspraak: 19-12-2022
Datum publicatie: 19-12-2022
Zaaknummer(s): C2022/1435
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager is werkzaam als bedrijfsarts. Hij heeft een klacht ingediend tegen de arts, die destijds als verzekeringsarts bij het UWV werkte, over een door een andere arts (C2022/1434) opgestelde en door de arts als supervisor getoetste en akkoord bevonden Verzekeringsgeneeskundige rapportage. Die rapportage ging over een werknemer die door klager als bedrijfsarts was begeleid. In die rapportage, die is opgesteld in het kader van een door de werknemer bij het UWV aangevraagd Deskundigenoordeel, is geconcludeerd dat de eerder door de bedrijfsarts (klager) vastgestelde beperkingen, inclusief de urenbeperking tot 20 uur, op basis van de beschikbare informatie niet kon worden getoetst. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager in de klacht niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen rechtstreeks belanghebbende is en daarom niet gerechtigd is om een klacht in te dienen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1435 van

A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,

hierna: klager,

tegen

J., arts, verweerster in beide instanties,

hierna: de arts, gemachtigde: mr. drs. A.B. Schippers-Juergens, verbonden aan het H. in I..

1.         Procesverloop

Klager heeft op 1 november 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle een klacht ingediend tegen de arts. De voorzitter van dat college heeft in zijn beslissing van 3 juni 2022 klager kennelijk niet‑ontvankelijk verklaard.

Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld op de zitting van 7 november 2022. Klager en de arts zijn beiden verschenen. De arts werd bijgestaan door haar gemachtigde mr. drs. A.B. Schippers-Juergens, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. DE KLACHT

Klager is bedrijfsarts. Beklaagde werkte destijds als verzekeringsarts bij H..

In zijn functie van bedrijfsarts verleende klager bedrijfskundige zorg aan een werknemer die wegens ziekte was uitgevallen voor zijn werk.

De betreffende werknemer vroeg bij het H. een ‘deskundigenoordeel re-integratie-inspanningen werkgever’ aan. Op 23 augustus 2021 legde de arbeidsdeskundige aan F., als arts werkzaam bij H., de vraag voor of de door de bedrijfsarts vastgestelde beperkingen (inclusief urenbeperking tot 20 uur) plausibel waren en of andere interventies tot een sneller/beter resultaat konden leiden.

Na het opvragen van nadere informatie bij klager, concludeerde de arts dat de door de bedrijfsarts (klager) vastgestelde beperkingen, inclusief de urenbeperking tot

20 uur niet te toetsen was op basis van de beschikbare informatie. Deze conclusie werd door beklaagde als supervisor akkoord bevonden.

De arbeidsdeskundige concludeerde vervolgens dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende waren.

Klager verwijt beklaagde dat:

1. zij negatieve kwalificaties over zijn medisch handelen bezigt, terwijl zij daartoe

niet bevoegd is;

2. zij deze negatieve en ongefundeerde kwalificaties heeft gedeeld met de

arbeidsdeskundige, wetende dat deze de uitspraken zonder meer over zou nemen en daarmee de goede naam van klager en zijn relatie met de klant heeft beschadigd;

3. zij haar zorgplicht voor de werknemer heeft verzaakt door niet zelf contact op te

nemen met de werknemer zoals wel vaker gebeurt en wat zeker aan de orde was omdat het hier gaat om een werknemer met een zeer zeldzame aandoening;

4. de verzekeringsgeneeskundige rapportage bij het deskundigenoordeel niet voldoet

aan de eisen zoals die worden gesteld aan een deskundigenrapport. 

3. DE OVERWEGINGEN

Klager kan alleen in zijn klacht worden ontvangen als hij als klachtgerechtigd is te beschouwen.

In artikel 65, eerste lid onder a, van de Wet BIG staat dat een klacht kan worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende. Daarmee wordt in ieder geval de patiënt zelf bedoeld (in dit geval de werknemer). Klager is niet door de werknemer gemachtigd namens hem een klacht in te dienen. Klager klaagt ook niet namens de werknemer maar als collega van de betrokken arts. Onder omstandigheden kunnen ook collega’s van beroepsbeoefenaren als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd. Uit vaste jurisprudentie volgt dat dit alleen kan als de klagende collega een concreet eigen belang heeft, dat bovendien verband houdt met de individuele gezondheidszorg.

Daarvan is geen sprake. Er is sprake van een professioneel verschil van mening. Voorstelbaar is dat klager de conclusie dat er onvoldoende informatie was om de vastgestelde beperkingen te toetsen, als kritiek op zijn werk heeft beschouwd. Professionele verschillen van inzicht kunnen in de gegeven context voorkomen. Het is in ieder geval niet op een manier verwoord die onnodig laatdunkend of beschadigend was voor klager. Dit leidt tot de volgende beslissing. 

4. DE BESLISSING

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

          Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

Zaak in het kort

4.1       Klager is werkzaam als bedrijfsarts. Hij heeft een klacht ingediend tegen de arts, die destijds als verzekeringsarts bij het H. werkte, over een door een andere arts (eveneens aangeklaagd, C2022/1434) opgestelde en door de arts als supervisor getoetste en akkoord bevonden Verzekeringsgeneeskundige rapportage. Die rapportage ging over een werknemer die door klager als bedrijfsarts was begeleid. In die rapportage, die is opgesteld in het kader van een door de werknemer bij het H. aangevraagd Deskundigenoordeel, is geconcludeerd dat de eerder door de bedrijfsarts (klager) vastgestelde beperkingen, inclusief de urenbeperking tot 20 uur, op basis van de beschikbare informatie niet kon worden getoetst.

4.2       De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager in de klacht niet‑ontvankelijk verklaard, omdat hij geen rechtstreeks belanghebbende is en daarom niet gerechtigd is om een klacht in te dienen.

Standpunten van partijen

4.3       Klager is het niet eens met het oordeel van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te vernietigen, hem alsnog in de klacht ontvankelijk te verklaren en de zaak ter behandeling terug te wijzen naar een Regionaal Tuchtcollege.             

4.4       De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen en de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te handhaven.

            De ontvankelijkheid van klager in de klacht

4.5       In artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is bepaald dat een klacht kan worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende. Zoals het Centraal Tuchtcollege eerder heeft overwogen (onder meer in ECLI:NL:TGZCTG:2022:71) kunnen onder omstandigheden ook collega’s van medische beroepsbeoefenaren als rechtstreeks belanghebbenden worden beschouwd. In zo’n geval moet de klagende collega een concreet en rechtstreeks eigen belang hebben dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg. Deze eis vloeit voort uit de aard en strekking van de Wet BIG die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken.

4.6       Klager verwijt de arts onder meer dat zij als superviserend arts tekortgeschoten is bij haar supervisie op de Verzekeringsgeneeskundige rapportage en het handelen van de opsteller van die rapportage daarbij. In deze rapportage staan volgens klager negatieve en ongefundeerde kwalificaties over zijn medisch handelen, die door de opsteller van de rapportage zijn gedeeld met de arbeidsdeskundige, waarbij de betrokken arts haar zorgplicht jegens de werknemer heeft verzaakt door niet zelf contact op te nemen met de werknemer. De Verzekeringsgeneeskundige rapportage voldoet volgens klager niet aan de eisen die worden gesteld aan een deskundigenrapport.

4.7       Het Centraal Tuchtcollege is evenals de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat geen sprake is van een concreet en rechtstreeks eigen belang van klager dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg. Het enkele feit dat de arts in een Verzekeringsgeneeskundige rapportage een oordeel heeft gegeven over de door de bedrijfsarts vastgestelde beperkingen is onvoldoende om zo’n belang aan te nemen. Er is sprake van een professioneel verschil van mening, hetgeen in de gegeven context voor kan komen. Denkbaar is dat klager het standpunt van de arts in de Verzekeringsgeneeskundige rapportage heeft ervaren als kritiek op zijn werk. Dat is nu eenmaal een gevolg van de mogelijkheid dat door een werknemer een Deskundigenoordeel kan worden gevraagd, dat anders kan uitvallen dan het oordeel van de bedrijfsarts. In de Verzekeringsgeneeskundige rapportage zijn verder geen bewoordingen gebruikt die onnodig laatdunkend of beschadigend zijn. Over de stelling van klager dat de arts niet heeft voldaan aan haar zorgplicht jegens de werknemer, wordt overwogen dat dit niet een eigen belang van klager betreft, maar primair van de werknemer.

4.8       Klager voert in beroep als zijn belang - onder meer - aan dat door de volgens hem ongenuanceerde, onheuse en ongepaste kwalificaties in het Verzekeringsgeneeskundig rapport zijn relatie met zowel de werkgever als die met de werknemer is beschadigd en hij imago-schade heeft geleden. Ook meent hij dat de arts, die de rapportage heeft opgesteld, met haar ongefundeerde uitspraken over zijn handelen misbruik maakt van de welhaast onaantastbare machtspositie die een verzekeringsarts zijns inziens heeft. Dit betoog leidt het Centraal Tuchtcollege niet tot een ander oordeel. Als gezegd, wordt in de rapportage alleen een professioneel oordeel gegeven en zijn geen bewoordingen gebruikt die onnodig laatdunkend of beschadigend waren. Ook van misbruik door de arts van een volgens klager bestaande machtspositie is op geen enkele wijze gebleken. A fortiori betekent dit dat de arts niet te kort is geschoten in de uitoefening van haar superviserende taken. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook uit hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd niet volgt dat klager een concreet en rechtstreeks eigen belang heeft dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg.  

4.9       Dit betekent dat klager niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet BIG. Klager is dus niet klacht-gerechtigd.

            Conclusie

4.10     Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege klager terecht in de klacht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

5.         De beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter;

L.F. Gerretsen-Visser en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en J.H.M. de Brouwer en

A.H.J.M. Sterk, leden-beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2022.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.