ECLI:NL:TGZCTG:2022:193 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1335
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2022:193 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-11-2022 |
Datum publicatie: | 28-11-2022 |
Zaaknummer(s): | C2022/1335 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen plastisch chirurg. Tegen klager (ook plastisch chirurg) is bij een geschillencommissie een klacht ingediend. De geschillencommissie (meervoudige kamer) heeft geoordeeld dat klager tekort is geschoten in de informatievoorziening jegens zijn patiënt en dat aan de patiënt een schadevergoeding moet worden betaald. De plastisch chirurg maakte als lid deel uit van de geschillencommissie. De klacht ziet op het handelen van de plastisch chirurg als lid van de geschillencommissie. Klager verwijt dat de plastisch chirurg zich niet heeft gehouden aan de normen die voor hem als deskundige gelden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht terecht niet-ontvankelijk. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1335 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., plastisch chirurg, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde
mr. J.M. Janson te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 6 januari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te
‘s-Hertogenbosch tegen C. - hierna de plastisch chirurg - een klacht ingediend. Bij
beslissing van 26 april 2022, onder nummer E2022/3812 heeft de voorzitter van dat
college de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klager is van die beslissing
tijdig in beroep gekomen. De plastisch chirurg heeft een verweerschrift in beroep
ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege
van 14 november 2022, waar zijn verschenen klager en de plastisch chirurg, bijgestaan
door zijn gemachtigde. Klager heeft zijn standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen
die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
2.1 Klager is plastisch chirurg. Tegen hem was bij een Geschillencommissie een
klacht ingediend. De klacht hield onder meer in dat er voorafgaand aan de borstvergroting
bij een patiënte onvoldoende informatie is gegeven.
2.2 De Geschillencommissie heeft op 1 december 2021 geoordeeld dat er tekort is
geschoten in de informatievoorziening. Om die reden diende door de kliniek van klager
aan de patiënte in kwestie een schadevergoeding te worden betaald.
2.3 Verweerder nam als lid deel aan de beslissing van de Geschillencommissie.
3. De klacht
3.1 De klacht in deze tuchtprocedure heeft betrekking op de klachtenprocedure bij
de Geschillencommissie. Volgens klager is de beslissing van de Geschillencommissie
niet gebaseerd op feiten en niet in overeenstemming met de stand van de wetenschap
ten tijde van het door de patiënte klachtwaardig geachte handelen. De patiënte was
geen topsporter. Bovendien was er geen sprake van een sterk ontwikkelde borstspier
en tubereuze borsten. Er is volgens klager ook geen enkele wetenschappelijke onderbouwing
voor de overweging dat bij een topsporter de endoprothese voor de spier moeten worden
geplaatst.
3.2 Klager verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gehouden aan de eisen die
voor hem als deskundige gelden. Dit acht klager in strijd met de tweede tuchtnorm
van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).
4. De overwegingen
4.1 Voor de ontvankelijkheid van een bij een tuchtcollege ingediende klacht is
(onder meer) vereist dat de gedragingen waarover wordt geklaagd vallen onder de werking
van de eerste dan wel tweede tuchtnorm, neergelegd in artikel 47, eerste lid, Wet
BIG. De eerste tuchtnorm is hier – ook volgens klager – niet van toepassing. Bij de
tweede tuchtnorm gaat het om enig handelen of nalaten buiten de arts-patiëntrelatie
dat in strijd is met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.
4.2 Voor toepassing van de tweede tuchtnorm is vereist dat het handelen waarover
wordt geklaagd voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg
(het zogeheten ‘weerslagcriterium’). De klacht gaat over het handelen van verweerder
in zijn hoedanigheid van lid van de Geschillencommissie. Verweerder oordeelt in die
hoedanigheid over het handelen/nalaten van collega-artsen. Naar het oordeel van de
voorzitter is dit niet een handelen waarover op grond van de Wet BIG kan worden geklaagd.
Er is niet voldaan aan de voorwaarde voor ontvankelijkheid van de klacht dat het handelen
(in een andere functie dan die van arts) weerslag heeft op het belang van de individuele
gezondheidszorg. Verweerder handelde ook, anders dan klager stelt, niet als deskundige
maar als geschilbeslechter.
4.3 De voorzitter is op grond van de voorgaande overwegingen van oordeel dat de
klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave
in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden. Klager is plastisch chirurg en
tegen hem is een klacht ingediend bij een Geschillencommissie. Klager kan zich niet
vinden in de uitspraak van de Geschillencommissie en heeft tegen de plastisch chirurg,
die deel uitmaakte van die commissie, een tuchtklacht ingediend.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 De behandeling van de klacht in beroep gaat over het handelen van de plastisch
chirurg in zijn hoedanigheid van lid van een Geschillencommissie.
4.2 Het Centraal Tuchtcollege zal beoordelen of de klacht van klager ontvankelijk
is.
4.3 Voor de ontvankelijkheid van een bij een tuchtcollege ingediende klacht is
(onder meer) vereist dat de gedragingen waarover wordt geklaagd vallen onder de werking
van de eerste dan wel de tweede tuchtnorm, neergelegd in artikel 47, eerste lid, van
de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). Bij de
eerste tuchtnorm (eerste lid, onder a) gaat het om enig handelen of nalaten in strijd
met de zorg die de beroepsbeoefenaar in die hoedanigheid behoort te betrachten ten
opzichte van de patiënt en diens naaste betrekkingen. Bij de tweede tuchtnorm (eerste
lid, onder b) gaat het om enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een
behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.
4.4 Het handelen van de plastisch chirurg in zijn hoedanigheid van lid van de Geschillencommissie
valt niet onder de eerste tuchtnorm. In geschil is of het handelen van de plastisch
chirurg waarover wordt geklaagd onder de tweede tuchtnorm valt.
4.5 Volgens vaste rechtspraak (zie o.a. ECLI:NL:TGZCTG:2021:161) vallen de gedragingen
van de BIG-geregistreerde zorgverlener in zijn of haar hoedanigheid van voorzitter
of lid van een geschillen- of klachtencommissie, waarover een klager klaagt niet onder
de reikwijdte van de tweede tuchtnorm. Het medisch tuchtrecht, zoals neergelegd in
de Wet BIG, is geen vorm van (verkapt) beroep tegen de beslissing van een geschillen-
of klachtencommissie en is voor dergelijke klachten niet bedoeld. Ook in dit geval
klaagt klager over het handelen van de plastisch chirurg in zijn hoedanigheid van
lid van een door het ministerie van VWS erkende Geschillencommissie (meervoudige kamer)
die een uitspraak in de vorm van een bindend advies heeft gedaan. Als klager van mening
is dat deze uitspraak in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, had hij zich tot de civiele rechter
kunnen wenden. Deze rechtsgang, waarvan klager naar zijn zeggen niet op de hoogte
was, is vermeld in de slotbepalingen van het reglement van de geschillencommissie.
4.6 Het Centraal Tuchtcollege komt tot de slotsom dat de voorzitter van het Regionaal
Tuchtcollege de klacht terecht kennelijk niet ontvankelijk heeft verklaard. Dit betekent
dat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; H. de Hek en H.M.
Wattendorff,
leden-juristen en R.L. Huisinga en W.F.A. Kolkman, leden-beroepsgenoten en M. van
Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.