ECLI:NL:TGZCTG:2022:18 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.1005

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2022:18
Datum uitspraak: 10-01-2022
Datum publicatie: 19-01-2022
Zaaknummer(s): C2021.1005
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager is van een ladder van twee meter hoogte gevallen. De beklaagde huisarts was die dag als waarnemend huisarts werkzaam en heeft een huisvisite bij klager afgelegd. Zij heeft klager onderzocht en aan de hand van haar bevindingen een afwachtend beleid met rust en pijnstilling (diclofenac en paracetamol) ingesteld. Klager verwijt beklaagde dat zij: 1. de diagnose van een wervelfractuur, dan wel de verdenking daarop, heeft gemist en klager voor röntgendiagnostiek naar het ziekenhuis had moeten doorverwijzen, aangezien er sprake was van een val van grote hoogte, hetgeen als hoogenergetisch trauma gekwalificeerd moet worden, wat een grote kans op een wervelfractuur geeft; 2. niet heeft voldaan aan haar dossierplicht door onvolledige en onjuiste informatie in het medisch dossier te noteren. Zo staat in het dossier ten onrechte vermeld dat klager op zijn rug is gevallen terwijl dit de bil had moeten zijn, er wordt onderzoek vermeld dat niet heeft plaatsgevonden (controle op klop- en asdrukpijn) en er is geen aantekening van gemaakt dat het letsel hoogenergetisch trauma betrof. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in zijn geheel ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover daarbij de klacht is uitgebreid of aangevuld en verwerpt het beroep van klager voor het overige.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2021/1005 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. J.W. Janssens, advocaat te Houten,
tegen
C., huisarts, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. L. Beij, als advocaat verbonden aan Stichting VvAA Schadeverzekeringen N.V. te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 24 december 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen huisarts C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 januari 2021, onder nummer G2019/114 heeft dat College de klacht in zijn geheel ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 december 2021, waar zowel klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.W. Janssens, als de huisarts bijgestaan door haar gemachtigde, mr. L. Beij, zijn verschenen. Beide partijen hebben de zaak mondeling toegelicht mede aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overhandigd. Daarnaast hebben zowel klager als de huisarts een slotverklaring voorgelezen en aan
het Centraal Tuchtcollege overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.
“2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.
2.1
Klager is op 28 maart 2017 buiten van ongeveer twee meter hoogte vanaf een ladder gevallen toen hij een trede miste. Klager slaagde erin naar binnen te komen en op bed te gaan liggen. Omdat hij veel pijnklachten ervoer, heeft zijn echtgenote de huisartsenpraktijk gebeld met het verzoek om een huisvisite.
2.2
Beklaagde was die dag werkzaam als waarnemend huisarts bij de praktijk. In die hoedanigheid heeft zij klager aan het eind van de middag thuis bezocht. Zij heeft klager onderzocht en aan de hand van haar bevindingen een afwachtend beleid met rust en pijnstilling (diclofenac en paracetamol) ingesteld. Beklaagde heeft haar assistente aantekeningen gedicteerd om in het medisch dossier vast te leggen. Deze aantekeningen luiden:
“O op de rug gevallen Niets gebroken/ NB onderzoek eind van de middag: geen asdrukpijn, geen kloppijn, kan benen goed heffen. erg gespannen lange rugspieren
E Rug symptomen/klachten
P pijnstilling, rustig bewegen, even niet te zwaar tillen etc”.
Na dit consult is beklaagde niet meer bij de behandeling van klager betrokken geweest.
2.4
In verband met aanhoudende pijnklachten heeft klager op 20 april 2017 zijn eigen huisarts geconsulteerd. De huisarts heeft klager onderzocht en voor röntgen-diagnostiek naar het ziekenhuis doorverwezen. Uit de röntgenfoto’s bleek dat er sprake was van een gebroken ruggenwervel (wigvormige fractuur met tekenen van consolidatie van wervel op de overgang thoracolumbaal). “
2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.
“3. De klacht
Klager verwijt beklaagde dat zij:
1. de diagnose van een wervelfractuur, dan wel de verdenking daarop, heeft gemist en klager voor röntgendiagnostiek naar het ziekenhuis had moeten doorverwijzen, aangezien er sprake was van een val van grote hoogte, hetgeen als hoogenergetisch trauma gekwalificeerd moet worden, wat een grote kans op een wervelfractuur geeft;
2. niet heeft voldaan aan haar dossierplicht door onvolledige en onjuiste informatie in het medisch dossier te noteren. Zo staat in het dossier ten onrechte vermeld dat klager op zijn rug is gevallen terwijl dit de bil had moeten zijn, er wordt onderzoek vermeld dat niet heeft plaatsgevonden (controle op klop- en asdrukpijn) en er is geen aantekening van gemaakt dat het letsel hoog energetisch trauma betrof.
4. Het verweer
Beklaagde heeft geen inhoudelijke herinnering aan dit huisbezoek op 28 maart 2017 en moet zich op haar aantekeningen in het medisch dossier verlaten. Beklaagde heeft de anamnese afgenomen en lichamelijk onderzoek gedaan, waaronder controle op klop- en asdrukpijn. Na het consult heeft zij alle bevindingen telefonisch aan de assistente gedicteerd om deze in het dossier te noteren. Haar bevindingen gaven haar geen aanleiding om nader onderzoek te laten doen; er waren geen aanwijzingen voor een wervelfractuur. “
2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“5. Beoordeling van de klacht
5.1
Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund. Het college moet beoordelen of beklaagde bij haar zorg voor klager binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Daarbij wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van haar handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Alleen het persoonlijke handelen van beklaagde kan worden beoordeeld. Daarbij moet bovendien worden uitgegaan van wat haar ten tijde van haar beoordeling van de situatie van klager bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. Kennis achteraf kan daarbij niet in aanmerking worden genomen, omdat beklaagde daarmee uiteraard bij het bepalen van haar beleid ook geen rekening heeft kunnen houden.
5.2
Het college ziet aanleiding de twee klachtonderdelen gezamenlijk te bespreken. De lezingen over welke onderzoeken beklaagde bij het huisbezoek op 28 maart 2017 heeft gedaan, lopen uiteen en ook over de informatie die klager aan beklaagde heeft gegeven. Klager stelt dat beklaagde niet heeft onderzocht of hij last had van klop- en asdrukpijn, terwijl beklaagde stelt dat zij dit wel heeft gedaan. Voorts heeft klager verklaard dat hij heeft gemeld dat hij bij de val, die volgens hem moet worden opgevat als een hoogenergetisch trauma, op zijn bil is terecht gekomen in plaats van op zijn rug. Het is niet vast te stellen hoe het consult precies is verlopen. Hoewel een val van deze hoogte (ernstig) letsel kan veroorzaken was er volgens het college geen sprake van een hoogenergetisch trauma waarbij (aanvullende) diagnostiek ernstig overwogen zou moeten worden. Hiervan zou eerst sprake geweest zijn bij een val van meer dan twee tot drie keer de lichaamslengte van klager. Uit het medisch dossier blijkt dat beklaagde heeft geconstateerd dat er geen sprake was van klop- en asdrukpijn. Het college gaat uit van de lezing van beklaagde die gesteund wordt door de aantekeningen die zij direct na het consult in het dossier heeft laten opnemen. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar op de omstandigheid dat onvoldoende aannemelijk is dat wat beklaagde hierover in het medisch dossier heeft laten vermelden een onjuiste weergave is van haar onderzoek en bevindingen bij het huisbezoek. Ook overigens heeft het college geen aanwijzingen dat de aantekeningen in het dossier onzorgvuldig tot stand zijn gekomen.
5.4
Met haar aantekeningen in het medisch dossier heeft beklaagde naar het oordeel van het college voldoende aangetoond dat zij de relevante onderzoeken heeft gedaan. Op basis van het resultaat van haar onderzoeken mocht zij concluderen dat er geen sprake was van alarmsymptomen op basis waarvan zij een nader onderzoek had moeten initiëren. Het college is van oordeel dat beklaagde kon volstaan met het door haar ingezette expectatieve beleid bestaande uit pijnstilling, rustig bewegen en niet te zwaar tillen, etc.
De klacht is ongegrond.
6. Slotsom
De klacht zal ongegrond worden verklaard.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de rechtsoverweging “2. Vaststaande feiten.” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Procedure
4.1 Klager wil dat zijn zaak in beroep nog een keer beoordeeld wordt. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te vernietigen en zijn klachten alsnog gegrond te verklaren.
4.2 De huisarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het door klager ingestelde beroep te verwerpen.
Beoordeling van het beroep.
4.3 In beroep voert klager ook nieuwe klachten aan die betrekking hebben op het handelen of nalaten van de huisarts. Op die nieuwe klachten zal het Centraal Tuchtcollege niet ingaan. Een klager kan in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen die in eerste aanleg aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd en dan alleen voor zover hij in die klachten door het Regionaal Tuchtcollege niet-ontvankelijk is verklaard of zijn klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover het (aanvullend) beroepschrift nieuwe klachtonderdelen bevat kan klager daarin dus niet worden ontvangen.
4.4 In beroep is de klacht dat de huisarts de diagnose van een wervelfractuur heeft gemist en niet heeft voldaan aan haar dossierplicht nog een keer ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaakdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op
3 december 2021 hebben klager en de huisarts nog een en ander toegelicht.
4.5 Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege wat betreft de klacht geleid tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder “5. Beoordeling van de klacht” heeft overwogen hier integraal over. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht in zijn geheel ongegrond is.
4. 6 Het voorgaande betekent dat de behandeling in beroep het Centraal Tuchtcollege niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege komt tot de slotsom dat klager in het beroep, voor zover de klacht is uitgebreid of aangevuld, niet-ontvankelijk moet worden verklaard en het beroep voor het overige moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voor zover daarbij de klacht is uitgebreid of aangevuld;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; M.P. den Hollander en
R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en M.K. Dees en F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en H.J. Lutgert, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.