ECLI:NL:TGZCTG:2022:175 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1036

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2022:175
Datum uitspraak: 07-11-2022
Datum publicatie: 07-11-2022
Zaaknummer(s): C2021/1036
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen gz-psycholoog. Klager is gescheiden en heeft een minderjarige dochter die is gediagnosticeerd met anorexia nervosa. Na een opname hiervoor in het ziekenhuis is de dochter in stabiele toestand ontslagen en aangemeld bij een kliniek gespecialiseerd in de behandeling van eetstoornissen. Het aangeboden behandelplan is door die met klager en de moeder besproken. Klager was het met het behandelplan niet eens en heeft de directie verzocht om met spoed in te grijpen en passende maatregelen te nemen. De gz-psycholoog is werkzaam als directeur van de kliniek en heeft klager nadien gesproken. Klager heeft tegen de gz-psycholoog een klacht ingediend, omdat hij geen juiste en passende behandeling aan de dochter heeft aangeboden en onvoldoende informatie en voorlichting heeft gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beslist dat de klacht kennelijk ongegrond is.Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2021/1036 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: C. uit D.,

tegen

K., gz-psycholoog, werkzaam in L., beklaagde in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. F. Westenberg, advocaat te Hoorn.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 9 september 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen K. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 mei 2021, onder nummer 2020-140b, heeft dat College beslist dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 oktober 2022. Klager is verschenen, bijgestaan door de heer C.. Mr. drs. Westenberg is namens de gz-psycholoog op de zitting verschenen.

Mr. drs. Westenberg heeft medegedeeld dat de gz-psycholoog op de hoogte is van de zitting, maar om hem onbekende reden niet aanwezig is. De heer C. heeft (namens klager) medegedeeld dat hij niet als getuige gehoord hoeft te worden. Tegelijkertijd zijn de tuchtzaken tegen twee huisartsen behandeld.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten
2.1       Beklaagde is werkzaam als directeur bij I. (hierna: de I.-kliniek).

2.2       Klager heeft een dochter, geboren op 30 maart 2008 (verder te noemen: de dochter).

De dochter is gediagnosticeerd met anorexia nervosa en op 18 juni 2020 met spoed naar de I.-kliniek verwezen door de kinderarts.

2.3 Klager en de moeder van de dochter (hierna: de moeder) zijn gescheiden. Zij hebben samen het gezag over de dochter. Op 22 juni 2020 is de dochter voor een intake bij de I.-kliniek gezien door een collega van beklaagde, bij de moeder thuis. Bij deze intake was ook klager aanwezig.

2.4       Op 26 juni 2020, 1 juli 2020 en 2 juli 2020 zijn er door een collega van beklaagde (advies)gesprekken gevoerd met klager en de moeder, via beeldbellen. In deze gesprekken is het door de I.-kliniek aangeboden behandelplan besproken. Klager was het met dit behandelplan niet eens en heeft geen toestemming gegeven voor de behandeling.

2.5       Op 3 juli 2020 heeft klager een klacht ingediend bij I.. Deze klacht is op 10 juli 2020 binnengekomen bij de klachtenfunctionaris van de I.-kliniek. Na een verzoek om extra informatie bij klager, heeft de klachtenfunctionaris de klacht doorgestuurd naar het directiesecretariaat van de I.-kliniek.

2.6       Op 15 juli 2020 heeft klager een e-mail naar het directiesecretariaat gestuurd met het verzoek aan de directie om met spoed in te grijpen en passende maatregelen te nemen. Vanwege afwezigheid door vakantie van beklaagde heeft het directiesecretariaat, op verzoek van beklaagde, een e-mail naar klager gestuurd met daarin een uitnodiging voor een afspraak op 21 juli 2020 met twee collega’s van beklaagde. Klager heeft deze uitnodiging afgeslagen.

2.7       Bij terugkomst van vakantie heeft beklaagde een gesprek met klager laten inplannen op 15 augustus 2020. Deze afspraak is, vanwege vakantie van klager, verzet naar 28 augustus 2020. Op 28 augustus 2020 hebben klager en beklaagde elkaar gesproken. Bij dit gesprek was ook de vertrouwenspersoon van klager, de heer C., aanwezig.

2.8       Beklaagde heeft vervolgens zowel klager als de moeder en de dochter nog uitgenodigd voor een gesprek op 10 september 2020. Dit gesprek is afgezegd door de moeder, omdat de dochter ondertussen was aangemeld bij het N. en er daar een intake zou plaatsvinden.

3.         De klacht

Klager verwijt beklaagde – samengevat – dat hij:

2. geen juiste en passende behandeling aan de dochter heeft aangeboden, waardoor het onderliggende probleem van de eetstoornis van de dochter niet wordt opgelost;

3. geen dan wel te weinig informatie en voorlichting heeft gegeven.

4.         Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.         De beoordeling

3.1 Het College is van oordeel dat beklaagde niet kan worden verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij klager behoorde te geven en zal de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaren. Het College zal dit oordeel hieronder toelichten.

Klachtonderdeel a

3.2 De kern van de klacht is dat beklaagde de dochter van klager niet goed zou hebben geholpen, omdat hij niet zou hebben willen kijken naar haar achterliggende problematiek en heeft nagelaten een ‘integraal medisch diagnostisch onderzoek’ aan te bieden. Volgens klager heeft beklaagde geweigerd het onderliggende probleem van de dochter te behandelen, of zelfs maar te bespreken. Klager is het niet eens met de focus die in de I.-kliniek wordt gelegd op de regulering van het eetgedrag en op (activiteiten gericht op) gewichtstoename en herstel. Klager is van mening dat eerst, of in elk geval gelijktijdig, de onderliggende problemen in beeld gebracht en behandeld moeten worden. Het College deelt dit standpunt niet. Het College is van oordeel dat beklaagde zorgvuldig heeft gehandeld en (namens de I.-kliniek) een goed onderbouwde behandeling heeft voorgesteld.

3.3 Zoals beklaagde terecht heeft aangegeven tijdens het gesprek met klager op

28 augustus 2020, in zijn verweerschrift en tijdens het mondeling vooronderzoek, dient er bij een diagnose anorexia nervosa naar de huidige wetenschappelijke inzichten over het ontstaan en voortbestaan van eetstoornissen altijd eerst gewerkt te worden aan gewichtstoename. Anders gezegd: de dochter van klager moest eerst op gewicht en op krachten komen, voordat zij in staat zou zijn om een (intensief) onderzoek naar onderliggende oorzaken te ondergaan en daar (waar nodig) aan te gaan werken. Belangrijk is in (de beginfase van) de behandeling daarnaast, dat individuele begeleiding wordt geboden aan beide ouders in de omgang met de stoornis. Het behandelplan zoals dat door beklaagde is toegelicht aan klager is in lijn met deze wetenschappelijke inzichten en getuigt (daarmee) van een zorgvuldige aanpak. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.

3.4 Het College begrijpt de zorgen die klager heeft om zijn dochter, maar wil

benadrukken dat uit de stukken naar voren komt dat het belangrijk is dat er geen tijd (meer) verloren gaat en dat er gestart wordt met een behandeling van de dochter zoals door beklaagde (of de nadien betrokken specialisten) geadviseerd, zodat de eerste stappen richting herstel gezet kunnen worden.

Klachtonderdeel b

3.5 Klager stelt dat beklaagde weigert informatie over en inzage in de werkwijze

van de I.-kliniek te geven. Beklaagde weerspreekt dit. Naar aanleiding van de klacht van klager heeft beklaagde direct na terugkomst van zijn vakantie contact opgenomen met klager en uiteindelijk op 28 augustus 2020 met klager gesproken en het behandeladvies toegelicht. Daarna heeft beklaagde klager en de moeder nogmaals uitgenodigd voor een gesprek op 10 september 2020. Dit gesprek is door de moeder afgezegd omdat de dochter ondertussen was aangemeld bij het N.. Ook klager stelde kennelijk geen prijs op een tweede gesprek. Klager heeft andere wensen over de behandeling van zijn dochter dan waaraan de I.-kliniek kan voldoen, maar beklaagde is meermalen bereid geweest hierover het gesprek aan te gaan en een toelichting op het behandeladvies te geven. Onduidelijk is welke informatie klager verder van beklaagde had willen ontvangen en wat klager in de communicatie met beklaagde heeft gemist. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

3.6 Om bovenstaande redenen zal het College beslissen dat de klacht in al haar

onderdelen kennelijk ongegrond is ”.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

Zaak in het kort

4.1 Klager is gescheiden en heeft een minderjarige dochter die is gediagnosticeerd met anorexia nervosa. Na een opname hiervoor in het ziekenhuis is de dochter enkele weken later in stabiele toestand ontslagen en aangemeld bij de I.-kliniek, een kliniek gespecialiseerd in de behandeling van eetstoornissen. Het aangeboden behandelplan is door de I.-kliniek met klager en de moeder besproken. Klager was het met het behandelplan niet eens en heeft de directie verzocht om met spoed in te grijpen en passende maatregelen te nemen. De gz-psycholoog is werkzaam als directeur bij de I.-kliniek en heeft klager op 28 augustus 2020 gesproken.

Standpunt klager

4.2 Klager wil met zijn beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege zijn klacht in volle omvang (her)beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart.

Standpunt gz-psycholoog

4.3 De gz-psycholoog heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep te verwerpen.

Oordeel Centraal Tuchtcollege

4.4 Het Centraal Tuchtcollege komt in beroep tot hetzelfde oordeel als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege licht dat hieronder verder toe.

4.5 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege hebben gevoerd.

4.6 In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2022 is dat debat voortgezet.

4.7 Klager is ontvankelijk in de klacht en het beroep. Het Centraal Tuchtcollege acht klager bevoegd om over de behandeling van zijn dochter te klagen. Instemming van de dochter is daarvoor niet nodig.

Het Centraal Tuchtcollege is bevoegd om kennis te nemen van een schriftelijke klacht van een rechtstreeks belanghebbende (art. 65 lid 1 sub a Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg). Een rechtstreeks belanghebbende is in ieder geval de patiënt zelf, maar ook naaste bloed- en aanverwanten, zoals ouders. Uit artikel 447 lid 3 Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) vloeit voort dat een minderjarige patiënt pas vanaf zestien jaar zelf bevoegd is om zelf een klacht in te dienen. De dochter van klager is nog geen 16 jaar en wordt geacht nog niet in staat te zijn tot een behoorlijke waarneming van haar belangen. Tot aan het bereiken van de leeftijd van 16 jaar zijn in beginsel alleen haar ouders/wettelijke vertegenwoordigers bevoegd om een klacht in te dienen over haar behandeling, zonder dat van haar instemming behoeft te blijken. Klager heeft (samen met de moeder) het gezag over zijn dochter en is (mede) haar wettelijke vertegenwoordiger en als zodanig bevoegd om over de behandeling van zijn dochter te klagen. Dit betekent dat klager ontvankelijk is in de klacht en het beroep en dat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.

4.8 Wat betreft de formulering van de klacht overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt. Het is de tuchtrechter toegestaan om de ingediende klachten op overzichtelijke en/of samenvattende wijze te formuleren. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de manier waarop het Regionaal Tuchtcollege de klacht in de beslissing heeft geformuleerd voldoende recht doet aan de inhoud van de klachten die klager tegen verweerder heeft ingediend. Het bezwaar van klager dat het Regionaal Tuchtcollege de essentie van zijn klacht heeft gemist, namelijk - kort gezegd - dat verweerder zou hebben nagelaten een behandeling in te zetten die was gebaseerd op medisch diagnostisch onderzoek, is ongegrond. Dit blijkt ook uit de inhoudelijke overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege.

4.9 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij dat wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen en neemt dat hier over. Evenals het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de gz-psycholoog zorgvuldig heeft gehandeld en (namens de I.-kliniek) een goed onderbouwde behandeling heeft voorgesteld. De GGZ zorgstandaard Eetstoornissen is in acht genomen. Het Centraal Tuchtcollege is ook niet gebleken dat de gz-psycholoog onvoldoende informatie en voorlichting heeft gegeven.

4.10 Concluderend is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de gz-psycholoog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is op alle onderdelen ongegrond.

4.11 Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep verwerpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter; B.J.M. Frederiks en

R.A. van der Pol, leden-juristen en B. van Giessen en F.D.F. Steenbakkers, leden-

beroepsgenoten en D. Brommer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2022.

Voorzitter   w.g.                                                                                            Secretaris  w.g.