ECLI:NL:TGZCTG:2022:156 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1150

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2022:156
Datum uitspraak: 07-09-2022
Datum publicatie: 12-09-2022
Zaaknummer(s): C2021/1150
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen gz-psycholoog. Klager heeft een dochter uit een inmiddels verbroken relatie. Op basis van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank besloten tot eenmaal in de veertien dagen begeleide omgang tussen klager en zijn dochter. Vanaf die datum zijn er tussen klager en de moeder onder begeleiding meerdere gesprekken geweest en hebben er meerdere begeleide bezoeken plaatsgevonden.Klager verwijt verweerster dat zij de beroepscode voor psychologen op 30 punten heeft geschonden met als gevolg dat er geen goede omgang tussen klager en zijn dochter tot stand is gekomen. Klager stelt dat hij en zijn dochter hierdoor ernstige psychische schade hebben opgelopen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de verweerster niet bij de gesprekken betrokken is geweest en heeft klager in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege wat betreft de niet-ontvankelijkverklaring, verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht en verklaart de klacht ongegrond.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
zaaknummer Centraal Tuchtcollege: C2021/1150
zaaknummer Regionaal Tuchtcollege in Groningen: GP2020/08 (ECLI:NL:TGZRGRO:2021:27)
beslissing in de zaak van:         A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., gz-psycholoog, (destijds) werkzaam in D., verweerster in beide instanties, hierna: de gz-psycholoog,
gemachtigde: mr. G. Schraa, advocaat in Leeuwarden.
1.    Procesverloop 
Klager heeft op 10 augustus 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege in Groningen een klacht ingediend tegen de gz-psycholoog. Dit College heeft klager in zijn beslissing van 17 september 2021 in zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld op de zitting van 4 juli 2022. Klager en de gz-psycholoog zijn beiden verschenen. De gz-psycholoog werd tijdens de zitting bijgestaan door mr. K.E. de Vries, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht. 
2.    Waar gaat deze zaak over?
2.1    Klager heeft een dochter, geboren op 5 januari 2016. Eind juli 2018 is zijn relatie met de moeder van de dochter verbroken en sindsdien heeft de moeder het gezag over de dochter en verblijft de dochter ook bij haar. 
2.2    In het kader van de omgang van klager met zijn dochter zijn klager en de moeder door de Rechtbank E. verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (verder: KKE) voor deelname aan een traject ouderschapsmediation en omgangscoaching. Na één gesprek op 18 januari 2019 is dit traject op 29 januari 2019 gestopt.
2.3    Op basis van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank vervolgens bij vonnis van 23 oktober 2019 besloten tot eenmaal in de veertien dagen begeleide omgang tussen klager en zijn dochter. Vanaf die datum zijn er tussen klager en de moeder meerdere gesprekken bij het KKE geweest en hebben er meerdere begeleide bezoeken plaatsgevonden. De hulpverlening vanuit het KKE is op 26 oktober 2020 afgesloten.
2.4    De gz-psycholoog werkt bij het KKE. Zij is daar sinds medio november 2019 werkzaam als manager behandelzaken en voor die tijd, ten tijde van het intakegesprek op 18 januari 2019, was zij daar werkzaam als regiebehandelaar/gedragsdeskundige. 
2.5    Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij de beroepscode voor psychologen op 30 punten heeft geschonden met als gevolg dat er geen goede omgang tussen klager en zijn dochter tot stand is gekomen. Klager stelt dat hij en zijn dochter hierdoor ernstige psychische schade hebben opgelopen.
2.6    Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat het handelen van de gz-psycholoog niet onder een van de beide tuchtnormen van de wet BIG valt en klager daarom in zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De bedoeling van het beroep van klager is dat het Centraal Tuchtcollege klager alsnog in zijn klacht ontvangt en de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart. 
3.    Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege 
3.1    Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep van klager hierna bespreken. De conclusie zal zijn dat klager op zichzelf over het handelen van de gz-psycholoog kan klagen, maar dat de klacht [vervolgens] ongegrond wordt verklaard. 
Klager is ontvankelijk in zijn beroep
3.2    Namens de gz-psycholoog is betoogd dat klager in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat er sprake is van een beroepschrift op algemene gronden, waarmee volgens de gz-psycholoog niet aan de wettelijke eisen wordt voldaan. 
Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het beroepschrift voldoende duidelijk is omdat daaruit kan worden afgeleid dat klager het geschil in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege wil voorleggen. Gebleken is dat de gz-psycholoog dat ook zo heeft begrepen en zich ter zake heeft kunnen verdedigen. Klager is daarom ontvankelijk in zijn beroep.
Doel en uitvoering van het omgangstraject
3.3    Het traject zoals dat in deze zaak bij het KKE in gang is gezet had als doel de omgang tussen klager, de moeder en de dochter op gang te brengen en/of in goede banen te leiden. Er was geen sprake van een behandeling en psychologisch onderzoek was in dit traject ook niet aan de orde. 
Rol van de gedragswetenschapper en van de manager behandelzaken
3.4    Desgevraagd heeft de gz-psycholoog tijdens de zitting toegelicht dat bij een traject als hier aan de orde als regel ook een gedragswetenschapper betrokken is, maar dat de gesprekken zoals die met klager en de moeder zijn gevoerd, worden begeleid door gespreksleiders/coaches van het KKE. De gedragswetenschapper is voor de coaches op consult-basis beschikbaar en kan ook deelnemen aan een gesprek met de ouders als dat wenselijk lijkt. 
Voor wat betreft haar rol als manager behandelzaken heeft de gz-psycholoog uiteengezet dat zij in die hoedanigheid leiding geeft aan de gedragswetenschappers en verantwoordelijk is voor hun inhoudelijke doorontwikkeling.
Betrokkenheid gz-psycholoog 
3.5    Ten tijde van het intakegesprek op 18 januari 2019 was de gz-psycholoog werkzaam als gedragswetenschapper/regiebehandelaar. Zij is niet bij dit intakegesprek betrokken geweest. 
Bij aanvang van de gesprekken die naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank van 23 oktober 2019 plaatsvonden was de gz-psycholoog niet langer werkzaam als gedragswetenschapper maar als manager behandelzaken. Ook bij deze gesprekken is de gz-psycholoog niet betrokken geweest.
Klager is ontvankelijk in de klacht
3.6    Tussen partijen staat vast dat er geen sprake is geweest van een behandelrelatie tussen de gz-psycholoog en klager zodat toetsing aan de eerste tuchtnorm niet aan de orde is. Gelet op de hiervoor omschreven rol van de gz-psycholoog binnen het KKE als, aanvankelijk, gedragswetenschapper en vervolgens manager behandelzaken is het niet onmogelijk dat het handelen van de gz-psycholoog invloed kan hebben op de hulpverlening zoals die door het KKE wordt aangeboden, zodat niet op voorhand kan worden gezegd dat toetsing aan de tweede tuchtnorm uitgesloten is. Verder handelt de gz-psycholoog bij de uitvoering van haar werkzaamheden in ieder geval ook mede in haar hoedanigheid van gz-psycholoog. Dat betekent dat klager op zichzelf over het handelen van de gz-psycholoog kan klagen. 
3.7    Vervolgens komt de vraag aan de orde of de klacht zoals die door klager is ingediend, gegrond is. Deze vraag beantwoordt het Centraal Tuchtcollege ontkennend en het legt hierna uit waarom. 
Geen sprake van persoonlijke verwijtbaarheid
3.8    In het tuchtrecht geldt het beginsel van persoonlijke verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar. Dit betekent dat de beroepsbeoefenaar zelf betrokken moet zijn geweest bij het verweten handelen. De gz-psycholoog is, niet als gedragswetenschapper en ook niet als manager behandelzaken, betrokken geweest bij de uitvoering van het traject. Zij was niet aanwezig bij het gesprek van 18 januari 2019 en ook niet bij de gesprekken in de periode na 23 oktober 2019. Ook is niet gebleken dat zij een inhoudelijke rol had bij de uitvoering en uitkomst van het traject waaraan klager met zijn dochter en moeder deelnam. De klacht van klager dat zij met haar handelen de beroepscode heeft geschonden waardoor er geen goede omgang tussen klager en zijn dochter tot stand is gekomen is daarom ongegrond.
    Conclusie
3.9    Het Centraal Tuchtcollege zal klager ontvankelijk en vervolgens zijn klacht ongegrond verklaren.
4.    De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager ontvankelijk in het beroep;
vernietigt de beslissing waarvan beroep;
                en, opnieuw rechtdoende:
                verklaart klager ontvankelijk in de klacht;
verklaart de klacht van klager ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter;
J. Legemaate en H.M. Wattendorff, leden juristen en M.A.J. Hagenaars en G.T.M. Mooren, leden beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.
Uitgesproken op de zitting van 7 september 2022. 
            Voorzitter   w.g.                Secretaris w.g.