ECLI:NL:TGZCTG:2022:154 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1134
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2022:154 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-08-2022 |
Datum publicatie: | 30-08-2022 |
Zaaknummer(s): | C2021/1134 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen gz-psycholoog. Klager heeft een klacht ingediend over de Pro Justitia rapportage die over hem is opgesteld in het kader van een strafzaak. Klager heeft een tuchtklacht ingediend tegen de gz-psycholoog die volgens klager in de conceptfase van het Pro Justitia rapport aan de rapporterende psycholoog feedback heeft gegeven op de rapportage, maar klager heeft deze gz-psycholoog niet bij naam (kunnen) noemen. Het NIPF heeft de naam van de gz-psycholoog feedbackgever niet willen vrijgeven, omdat de feedback uitsluitend bedoeld is voor intern overleg en beraad. Deze klacht is door het Regionaal Tuchtcollege behandeld met vermelding van de beklaagde gz-psycholoog als N.N. Het Regionaal Tuchtcollege heeft bij voorzittersbeslissing overwogen dat het standpunt van het NIFP correct is, dat de klacht geen kans van slagen heeft en heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard met publicatie in geanonimiseerde vorm. In beroep heeft klager de beklaagde gz-psycholoog voor het eerst gekoppeld aan een met naam genoemde gz-psycholoog verbonden aan het NIFP. Het Centraal Tuchtcollege gaat ervan uit dat klager in beroep de verkeerde persoon als beklaagde heeft aangewezen, doet de zaak in beroep zelf af en verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht omdat het klaagschrift niet aan de eisen voldoet. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2021/1134 van:
A., wonende te B.,
appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
N.N., gz-psycholoog,
beklaagde in beide instanties.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 3 maart 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle
een klacht ingediend tegen een gezondheidszorgpsycholoog die niet bij naam genoemd
is (N.N.). Bij voorzittersbeslissing van 13 augustus 2021, onder nummer Z2021/3034,
heeft de voorzitter van dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.
In beroep heeft klager als de gezondheidszorgpsycholoog waar zijn klacht op ziet (voor
het eerst) een BIG-geregistreerde gz-psycholoog genoemd, namelijk C. (hierna: C.).
Op verzoek van het Centraal Tuchtcollege heeft C. een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld op de openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege
van 4 juli 2022. Klager is verschenen, bijgestaan door mevrouw
D., de moeder van klager. Ook C. was op de zitting aanwezig, bijgestaan door mr. Hielkema.
Klager heeft spreekaantekeningen overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voorzittersbeslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht,
van het volgende te worden uitgegaan.
In opdracht van de officier van Justitie heeft een psycholoog, geregistreerd in het
Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) en verbonden aan het Nederlands
Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een psychologisch onderzoek
ingesteld omtrent de persoon van klager. De rapportage is ondertekend door die psycholoog.
In het kader van die rapportage heeft de aangeklaagde gezondheidszorgpsycholoog feedback
gegeven op het conceptrapport.
Klager heeft aanvankelijk een klacht ingediend tegen de rapporterende psycholoog over
de rapportage. Omdat psychologen niet in het BIG-register zijn geregistreerd kan het
tuchtcollege klachten tegen psychologen niet behandelen. Het college heeft klager
in die klacht dan ook niet ontvankelijk verklaard.
Nu heeft klager een klacht ingediend betreffende die rapportage tegen de gezondheidszorgpsycholoog
die feedback heeft gegeven aan de psycholoog op diens rapportage.
Klager heeft de manager van het NIFP verzocht om de naam van die gezondheidszorgpsycholoog.
Die naam heeft de manager van het NIFP echter niet aan klager gegeven met als motivering
dat de feedback van de gezondheidszorgpsycholoog uitsluitend bedoeld is voor intern
overleg en beraad.
Daargelaten het standpunt van de manager van het NIFP dat de naam van de gezondheidszorgpsycholoog
niet aan klager behoeft te worden gegeven is het standpunt dat de feedback alleen
bedoeld is voor intern advies en beraad correct. Dat betekent dat de klacht tegen
de gezondheidszorgpsycholoog geen kans van slagen heeft en dat de voorzitter van het
college beslist dat deze kennelijk ongegrond is.
Dat betekent dat, nu de verantwoordelijke rapporteur wel in het NRGD maar niet in
het BIG-register is geregistreerd over deze forensisch medische rapportage geen tuchtrechtelijk
oordeel geveld kan worden. Het college vraagt daarvoor aandacht en zal daarom deze
voorzittersbeslissing op na te noemen wijze ter publicatie aanbieden.
Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende
feiten.
Op 30 augustus 2020 heeft een psycholoog, verbonden aan het Nederlands Instituut voor
Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), in opdracht van de officier van justitie
een Pro Justitia rapportage uitgebracht over klager.
Voordat de rapportage is uitgebracht heeft een aan het NIFP verbonden gz-psycholoog
de psycholoog feedback gegeven op de Pro Justitia concept-rapportage.
Klager heeft tegen de rapporterend psycholoog een tuchtklacht ingediend over de uitgebrachte
Pro Justitia rapportage. Klager is in die klacht niet-ontvankelijk verklaard omdat
de rapporterend psycholoog niet BIG-geregistreerd is en het tuchtcollege alleen klachten
kan behandelen tegen personen die in het BIG-register staan ingeschreven.
Klager heeft daarna het NIFP gevraagd om de naam te geven van de gz-psycholoog die
feedback heeft gegeven op de Pro Justitia concept -rapportage. Het NIFP heeft die
naam niet aan klager verstrekt met als uitleg dat de notities en opmerkingen van het
feedbackformulier van de gz-psycholoog uitsluitend bedoeld zijn voor intern beraad.
Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen de gz-psycholoog-feedbackgever
zonder deze persoon bij naam te noemen. Deze klacht is door het Regionaal Tuchtcollege
behandeld met vermelding van de beklaagde gz-psycholoog als N.N.
In beroep heeft klager de persoon van de beklaagde gz-psycholoog, die feedback heeft
gegeven (voor het eerst) gekoppeld aan een met naam genoemde gz-psycholoog die als
manager werkzaam is bij het NIFP. Dat is C.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager wil met zijn beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege zijn klacht
dat de over hem opgemaakte Pro Justitia rapportage van 30 augustus 2020 onzorgvuldig
tot stand is gekomen, (her)beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart.
4.2 C. heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege primair om klager
in de klacht niet-ontvankelijk te verklaren vanwege gebreken in het klaagschrift en
in het verloop van de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege. Subsidiair verzoekt
C. het Centraal Tuchtcollege om de zaak terug te verwijzen naar het Regionaal Tuchtcollege
voor een nieuwe behandeling, omdat hij een instantie heeft gemist om verweer te kunnen
voeren tegen de klacht. Meest subsidiair verzoekt C. het Centraal Tuchtcollege om
het beroep te verwerpen omdat hij niet bij de totstandkoming van de Pro Justitia rapportage
betrokken is geweest.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege acht klager ontvankelijk in het beroep maar - anders
dan het Regionaal Tuchtcollege - niet-ontvankelijk in de klacht en licht hieronder
toe waarom.
Ontvankelijkheid van het beroep
4.4 Klagers beroep kan in behandeling worden genomen. Klager heeft bij het Regionaal
Tuchtcollege concreet aangegeven dat hij een klacht indient tegen de gz-psycholoog
die feedback heeft gegeven op het Pro Justitia concept-rapport en heeft dit met bijlagen
onderbouwd. Ook is voldoende duidelijk wat klager de beklaagde verwijt, namelijk betrokkenheid
bij de volgens klager onzorgvuldig tot stand gekomen Pro Justitia rapportage. Klager
heeft bij het Regionaal Tuchtcollege de beklaagde gz-psycholoog-feedbackgever niet
bij naam (kunnen) noemen. Pas in beroep heeft klager de persoon van de gz-psycholoog-feedbackgever
(voor het eerst) gekoppeld aan een met naam genoemde BIG-geregistreerde gz-psycholoog.
Het beroep is er om verzuimen in eerste aanleg te herstellen. Klager is dan ook ontvankelijk
in beroep.
Niet-ontvankelijkheid klacht.
4.5 Aan de orde is dan de vraag of klager ontvankelijk is in de klacht. In artikel
4, eerste lid, onder c Tuchtrechtbesluit BIG staat dat het klaagschrift de naam, het
werkadres en, voor zover bekend, het woonadres van degene over wie wordt geklaagd
moet vermelden. Voor het Centraal Tuchtcollege is op grond van de stukken en de behandeling
op de zitting niet aannemelijk geworden dat C. als feedbackgever of op een andere
manier betrokken is geweest bij de totstandkoming van de Pro Justitia rapportage van
30 augustus 2020. Uit de stukken volgt alleen dat C. werkzaam is bij het NIFP en dat
hij klager en zijn moeder, toen zij zich bij het NIFP beklaagden over de inhoud van
het uitgebrachte Pro Justitia rapport, daarover telefonisch te woord heeft gestaan
en e-mailcorrespondentie met hen heeft gevoerd. C. heeft verklaard dat hij niet betrokken
is geweest bij een rapportage in het kader van een strafzaak tegen klager en dat hij
toen de feedback op het Pro Justitia concept-rapport werd gegeven, nog niet bij het
NIFP werkzaam was. Het Centraal Tuchtcollege acht dit aannemelijk en gaat ervan uit
dat klager in beroep de verkeerde persoon als beklaagde heeft aangewezen.
4.6 Daarmee is (opnieuw) niet duidelijk wat de naam is van de gz-psycholoog tegen
wie de klacht is gericht. Dit betekent dat het klaagschrift (nog steeds) niet voldoet
aan het vereiste dat het de naam vermeldt van degene over wie wordt geklaagd. Dit
is een essentieel gebrek in het klaagschrift en dit verzuim is in beroep niet hersteld.
De klacht van klager kan dan ook niet inhoudelijk in behandeling worden genomen. Klager
is niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Conclusie
4.7 Dit betekent dat de voorzittersbeslissing van het Regionaal Tuchtcollege, waarbij
het beroep van klager kennelijk ongegrond is verklaard, niet in stand kan blijven.
Het Centraal Tuchtcollege zal de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigen
en de zaak op grond van artikel 73, lid 9 Wet BIG in beroep zelf afdoen klager en
alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de klacht.
Extra overweging
4.8 Het Centraal Tuchtcollege merkt in zijn algemeenheid nog op dat een BIG-geregistreerde
zorgverlener geacht wordt zich toetsbaar op te stellen waar het gaat om zijn professionele
handelen. Op de zitting in beroep is duidelijk geworden dat de feedbackgevers altijd
BIG- en NRGD-geregistreerde vakgenoten zijn die zijn verbonden aan het NIFP. De feedbackgevers
koppelen hun bevindingen terug aan de rapporteurs. Deze feedback gaat - kort samengevat
- over de logische consistentie van de rapportage, de leesbaarheid en de validiteit,
waarbij onder meer wordt gelet op de gevolgde stappen, het verband tussen stoornis
en delict, de toerekenbaarheid en de risico-inschatting. Het Centraal Tuchtcollege
is dan ook van oordeel dat de feedback van de BIG-geregistreerde vakgenoot meer is
dan een instrument voor intern beraad en advies, anders dan het Regionaal Tuchtcollege
heeft overwogen en anders dan C., in zijn rol als manager, in zijn e-mail van 28 juni
2021 aan de moeder van klager heeft bericht. Het Centraal Tuchtcollege sluit dan ook
niet uit dat een BIG-geregistreerde zorgverlener die feedback geeft op een Pro Justitia
concept-rapportage onder omstandigheden tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op
zijn of haar aandeel bij de totstandkoming van die rapportage, ook als die BIG-geregistreerde
geen mede-rapporteur is. Het Centraal Tuchtcollege merkt in dit verband op dat, omdat
het van belang is dat BIG-geregistreerde zorgverleners zich toetsbaar opstellen, van
het NIFP in beginsel verwacht mag worden dat het de naam van de betrokken gz-psycholoog
verstrekt aan degene over wie een dergelijke rapportage is uitgebracht.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
vernietigt de voorzittersbeslissing van het Regionaal Tuchtcollege;
en doet opnieuw recht:
verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht.
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt
in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan¬geboden aan het Tijdschrift voor
Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact en De Psycholoog
met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter; J. Legemaate en
H.M. Wattendorff, leden-juristen en M.A.J. Hagenaars en G.T.M. Mooren, leden-beroepsgenoten
en D. Brommer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 15 augustus 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.