ECLI:NL:TGZCTG:2022:130 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1181

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2022:130
Datum uitspraak: 18-07-2022
Datum publicatie: 28-07-2022
Zaaknummer(s): C2021/1181
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager is patiënt in de huisartsenpraktijk van de beklaagde huisarts. Klager verwijt de huisarts dat zij niet goed naar hem heeft geluisterd, dat zij hem als patiënt en zijn buikklachten niet serieus heeft genomen en dat ze hem eerder had moeten doorverwijzen naar het ziekenhuis. De waarnemend huisarts heeft klager doorverwezen naar het ziekenhuis. De diagnose in het ziekenhuis was cholecystitis acuta en klager is opgenomen in het ziekenhuis. De volgende dag is een laparoscopische cholecystectomie (verwijdering van de galblaas) gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2021/1181 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. R.J. Peet.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 31 mei 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van
14 december 2021, onder nummer Z2021/3146, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 juni 2022, waar zijn verschenen klager en de arts, laatstgenoemde bijgestaan door mr. R.J. Peet. De zaak is over en weer toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. DE FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het als bijlage bij de stukken overgelegde medisch dossier), voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager is patiënt in de praktijk van beklaagde. Klager was al patiënt in die praktijk toen beklaagde die in 2007 van haar voorganger overnam. In de praktijk is ook de huisarts D. werkzaam.
In 2009 is patiënt in het E.-ziekenhuis in B. (verder het ziekenhuis) op verwijzing van de voorganger van beklaagde (die nog wel werkzaam was in de praktijk) onderzocht vanwege buikklachten. In het verslag van de echo die toen is gemaakt is geen melding gemaakt van galstenen. De diagnose was prikkelbare darmsyndroom. Tussen 2009 en 2018 zijn er geen consulten geweest wegens buikklachten.
Op 10 augustus 2018 bezocht klager de huisartsenpost. In het verslag van dat bezoek staat ‘Erg veel last van pijn rug links. 3 wk subacuut. Na zwemmen vandaag erger.’ Klager kreeg naast de 120 tabletten diazepam 5 mg per maand 20 tabletten codeïne HCL 10 mg 2dd voorgeschreven.
Op 15 augustus 2018 bezocht klager het spreekuur van D.. Zij noteerde:
“S pijn li thoracaal flank, anderhalve week, al wel langer wat zeurend. continue pijn. niets bijzonders gedaan. Dypneu – pijn niet vast ad ademhaling.
O saturatie 97% p80 reg pulm vag twk/cwk gb lokale drukpijn li achter thoracaal, lijkt aldaar ook verdikte spier.
E lijkt spierprobleem
P kan niet tegen nsaid ivm maag/darmproblemen”
Op dinsdag 21 augustus 2018 is klager door D. verwezen naar de SEH van het ziekenhuis vanwege bovenbuiksklachten, braken en zwarte ontlasting.
De diagnose was cholecystitis acuta en klager is opgenomen in het ziekenhuis. De volgende dag is een laporoscopische cholecystectomie gedaan.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat zij niet goed naar hem heeft geluisterd, dat zij hem als patiënt en zijn buikklachten niet serieus heeft genomen en dat ze hem eerder had moeten doorsturen naar het ziekenhuis. Nu heeft de waarnemend huisarts dat op 21 augustus 2018 gedaan.
4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde voert – zakelijk weergegeven – aan dat zij zich ervan bewust is dat klager met de acute operatie een ingrijpende tijd heeft doorgemaakt en het betreurt dat klager de door haar verleende zorg als onvoldoende heeft ervaren.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat in het tuchtrecht persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt is. Bij het antwoord op de vraag of beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) staat derhalve het persoonlijk handelen van beklaagde centraal. Indien en voor zover klager met zijn klacht ook het oog heeft gehad op verwijtbaar handelen van andere praktijkmedewerkers, kan dat, uitzonderingen daargelaten waarvan niet is gebleken, niet aan beklaagde worden tegengeworpen.
5.2
De huisarts heeft bij het mondeling vooronderzoek een afschrift van het huisartsenjournaal overgelegd waaruit blijkt welke consulten zij zelf heeft gedaan.
Uit het huisartsenjournaal blijkt niet dat klager tijdens consulten bij beklaagde buikklachten ter sprake heeft gebracht. Klager heeft op 15 en 21 augustus 2018 de collega van beklaagde geconsulteerd, de huisarts D.. Zij heeft klager vanwege zijn buikklachten op 21 augustus 2018 doorverwezen naar het ziekenhuis.
In 2009 is er een echo gemaakt van de buik. In het verslag van die echo zijn er geen galstenen vermeld. Het is bekend dat galstenen geleidelijk ontstaan zonder klachten te veroorzaken, maar plotseling een heftige galblaasontsteking kunnen veroorzaken. Het feit dat tussen 2009 en 2018 geen consulten zijn geweest voor maag- of darmproblemen wijst erop dat dat hier ook het geval is geweest.
In het huisartsendossier staan geen consulten van klager bij beklaagde waar de buikklachten ter sprake zijn geweest. Dat betekent dat het college niet kan vaststellen dat beklaagde niet goed naar klager heeft geluisterd, dat zij klager en zijn buikklachten niet serieus heeft genomen en dat ze hem eerder had moeten doorsturen naar het ziekenhuis. Dat wil niet zeggen dat het college klager niet gelooft maar wel dat het college niet kan vaststellen dat de stelling van klager juist is. Daarom kan de klacht tegen beklaagde niet slagen.”.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het beroep
Procedure
4.1 In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen/nalaten van de arts nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2022 is dat debat voortgezet.
4.2 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Klager meent dat zijn klacht in beroep alsnog gegrond moet worden verklaard.
4.3 De arts kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en is van mening dat het beroep van klager moet worden verworpen.
Beoordeling
4.4 Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake is van uitbreiding van de klacht, kan klager daarin dus niet worden ontvangen.
4.5 Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege neemt de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege over en maakt die tot de zijne. Wat klager in beroep heeft aangevoerd maakt dat niet anders. In het huisartsendossier staan geen consulten bij de arts vermeld waar de buikklachten aan de orde zijn geweest. Alleen daarom al kan de klacht niet gegrond worden verklaard. Het Centraal Tuchtcollege gaat ervan uit dat de inhoud van het huisartsendossier overeenkomstig de werkelijkheid is, omdat aanwijzingen voor het tegendeel ontbreken.
4.6 Het voorgaande betekent dat het beroep zal worden verworpen.
Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover hij in beroep nieuwe klachten heeft ingediend;
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter; T. Dompeling en H. de Hek, leden- juristen en W. de Ruijter en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.