ECLI:NL:TGZCTG:2022:108 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.258
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2022:108 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-05-2022 |
Datum publicatie: | 30-05-2022 |
Zaaknummer(s): | C2020.258 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, vernietigt berisping |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen psychiater. Klaagster is bekend met een schizo-affectieve stoornis en wordt ambulant behandeld door PsyQ. Klaagster verwijt verweerster in de kern dat zij als achterwacht van de crisisdienst heeft geweigerd klaagster ‘s nachts thuis te (laten) beoordelen en dat zij geen nazorg heeft geboden en geen contact met de familie heeft opgenomen om hun onvrede te bespreken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht over de weigering thuis te komen beoordelen gegrond verklaard, aan verweerster de maatregel van berisping opgelegd en publicatie van de beslissing gelast. Zowel verweerster als klaagster komen in beroep maar alleen het beroep van verweerster slaagt. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, verklaart de klacht alsnog in zijn geheel ongegrond en gelast publicatie van de beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
zaaknummer Centraal Tuchtcollege: C2020.258
zaaknummer Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam: 2020/071 (ECLI:NL:TGZRAMS:2020:127)
beslissing in de zaak van:
A., psychiater, werkzaam bij de crisisdienst B., appellante, tevens verweerster in
incidenteel beroep, verweerster in eerste aanleg, hierna: de psychiater, gemachtigde:
mr. K. Salomons, advocaat in Den Haag,
tegen
C., wonende in D., verweerster in beroep, tevens appellante in incidenteel beroep,
klaagster in eerste aanleg, hierna: klaagster,
gemachtigde: mr. C.N. Felter, verbonden aan ARAG Nederland in Leusden.
1. Procesverloop
Klaagster heeft op 19 maart 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een klacht
ingediend tegen de psychiater. Dit College heeft de klacht in zijn beslissing van
15 oktober 2020 gedeeltelijk gegrond verklaard, aan de psychiater voor het gegrond
verklaarde deel de maatregel van berisping opgelegd en publicatie van de beslissing
gelast.
De psychiater heeft tegen die beslissing beroep (hierna ook: principaal beroep) ingesteld.
Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend en heeft daarin incidenteel
beroep ingesteld. De psychiater heeft hierop gereageerd met een verweerschrift in
het incidenteel beroep.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met het beroep in de zaak van
klaagster tegen E. (C2020.261) behandeld op de zitting van 30 maart 2022.
De psychiater is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens klaagster is
F., zwager van klaagster, verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van klaagster.
Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht. Zij hebben daarbij
gebruik gemaakt van notities. Het Centraal Tuchtcollege heeft een kopie van die notities
ontvangen.
2. Waar gaat deze zaak over?
2.1 Klaagster wordt in verband met een schizo-affectieve stoornis ambulant behandeld
door G.. In 2018 raakt zij zwanger. In verband met een verhoogd risico op een postpartum
psychose vanwege eerder doorgemaakte psychoses in 2001 en 2010 wordt een stappen-
en een signaleringsplan opgesteld. Tijdens haar zwangerschap wordt klaagster behandeld
op de POP-poli van het H.. Na de bevalling zal Intensieve Behandeling Thuis (hierna:
IBT) worden ingeschakeld. Klaagster is op 7 november 2018 bevallen en op 9 november
2018 uit het ziekenhuis ontslagen.
2.2 IBT bezoekt klaagster op 14 november 2018. De moeder van klaagster (hierna:
de moeder) belt op 15 november 2018 de crisisdienst met zorgen over klaagster. De
crisisdienst gaat op huisbezoek en treft daar een volgens hun inschatting rustige
situatie aan.
2.3 Op 16 november 2018 neemt de familie van klaagster (hierna: de familie) telefonisch
contact op met alle betrokken hulpverleners (G., crisisdienst, verloskundige, huisarts)
in verband met ernstige zorgen over de veronderstelde psychotische ontregeling van
klaagster. Op verzoek van de moeder komt de huisarts aan het eind van de ochtend op
huisbezoek. De door de huisarts vervolgens gevraagde beoordeling wordt door de crisisdienst
geweigerd. Aan het eind van de middag gaat de huisarts nogmaals op huisbezoek. De
huisarts neemt telefonisch contact op met G. en schrijft een verhoging van de medicatie
en Temazepam voor. Diezelfde avond komt de crisisdienst op huisbezoek voor een beoordeling
van klaagster.
2.4 In de ochtend van zaterdag 17 november 2018 komt de verpleegkundige van IBT
op huisbezoek. Er wordt een vervolgbezoek voor de volgende dag afgesproken. Aan het
eind van de middag belt de moeder de crisisdienst omdat zij een verslechtering meent
te zien. De crisisdienst verwijst haar naar IBT. IBT belt vervolgens met klaagster
die laat weten het niet nodig te vinden dat er iemand langskomt.
2.5 Op 17 november 2018 rond 22.00 uur belt de zus van klaagster (hierna: de zus)
de crisisdienst en ongeveer een half uur later wordt zij teruggebeld door de dienstdoende
verpleegkundige van de crisisdienst (hierna: de verpleegkundige). Het gesprek wordt
afgerond na de mededeling van de verpleegkundige dat hij zal overleggen en terug zal
bellen. De verpleegkundige overlegt vervolgens met de dienstdoende arts van de crisisdienst
(hierna: de arts) en met de psychiater, die op dat moment dienst had als achterwacht.
2.6 Na dit overleg wordt de familie rond middernacht gebeld door de arts. In totaal
heeft de arts die nacht driemaal telefonisch contact met de familie. De familie vraagt
expliciet om klaagster te komen beoordelen en de arts overlegt hierover met de psychiater
en de verpleegkundige. In het EPD treffen zij het signaleringsplan niet aan. De inhoud
van dit plan wordt door de familie in het tweede telefoongesprek met de arts doorgegeven.
2.7 Het laatste telefonisch contact van de arts met de familie is op 18 november
2018 rond 1.00 uur. De arts meldt aan de familie dat na uitgebreid overleg is besloten
niet langs te komen maar medicatieadvies te geven. Aan de familie worden twee opties
aangeboden, beide bestaande uit een combinatie van Olanzapine en Temazepam.
2.8 Op 18 november 2018 in de ochtend komen een SPV-er en een arts van de crisisdienst
op huisbezoek. Zij beoordelen klaagster als psychotisch ontregeld. Klaagster wordt
diezelfde dag vrijwillig opgenomen en na een aantal overplaatsingen op 9 mei 2019
ontslagen.
2.9 De klacht zoals klaagster die heeft ingediend bestond uit acht onderdelen.
Klaagster verwijt de psychiater dat zij heeft geweigerd klaagster in de nacht van
17 op 18 november 2018 thuis te (laten) beoordelen (1 en 2). Klaagster verwijt de
psychiater dat zij de zus en haar echtgenoot niet telefonisch te woord heeft willen
staan (3), dat het signaleringsplan niet bekend was (4), dat zij bij het medicatieadvies
keuzevrijheid heeft gelaten (5), geen follow-up heeft afgesproken (6) en geen notities
in het medisch dossier heeft gemaakt (7). Klaagster verwijt de psychiater dat zij
geen nazorg heeft geboden en geen contact met de familie heeft opgenomen om hun onvrede
te bespreken (8).
2.10 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht op de onderdelen die gaan over
de weigering thuis te komen beoordelen, de follow-up en de notities (1, 2, 6 en 7)
gegrond verklaard en aan de psychiater de maatregel van berisping opgelegd. De bedoeling
van het principaal beroep van de psychiater is dat de klacht door het Centraal Tuchtcollege
alsnog helemaal ongegrond wordt verklaard of dat anders een lichtere maatregel wordt
opgelegd.
De bedoeling van het incidenteel beroep van klaagster is dat de klacht alsnog helemaal
gegrond wordt verklaard.
3. Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege
3.1 Het Centraal Tuchtcollege zal de beide beroepen hierna bespreken. De conclusie
zal zijn dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigd wordt en dat
de klacht in zijn geheel ongegrond wordt verklaard.
3.2 Met de beide beroepen samen worden alle onderdelen van de klacht ter beoordeling
aan het Centraal Tuchtcollege voorgelegd. De psychiater en klaagster hebben in beroep
beiden een aanvullend punt naar voren gebracht. Het Centraal Tuchtcollege zal hierna
eerst op die beide punten ingaan en vervolgens vanaf 3.5 de beide beroepen samen behandelen.
Feiten en omstandigheden in beroep zoals vermeld in deze beslissing
3.3 De psychiater maakt in beroep bezwaar tegen (een deel van) de weergave van
de feiten en van haar standpunt in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het
Centraal Tuchtcollege gaat bij de behandeling van het beroep uit van de feiten en
omstandigheden zoals hiervoor onder 2.1 tot en met 2.8 en in het hierna volgende vermeld.
De klacht kan in beroep niet uitgebreid worden
3.4 De psychiater heeft in beroep een brief van een collega overgelegd waarin deze
collega zijn visie geeft op deze zaak. Klaagster klaagt er in beroep over dat de psychiater
haar beroepsgeheim heeft geschonden door aan deze collega stukken te geven die betrekking
hebben op de casus van klaagster en vraagt het Centraal Tuchtcollege deze klacht gegrond
te verklaren.
De psychiater heeft terecht gesteld dat hier sprake is van een uitbreiding van de
klacht. In beroep geldt dat een klager alleen die klachten ter beoordeling aan het
Centraal Tuchtcollege voor kan leggen die eerder in de procedure aan het Regionaal
Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd, en dan alleen voor zover hij/zij in
die klachten niet-ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe
klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Klaagster kan dus niet in de klacht
over de schending van het beroepsgeheim worden ontvangen.
Is de beslissing om geen huisbezoek af te leggen verdedigbaar (klachtonderdelen 1
en 2)?
3.5 Kern van de klacht is dat er in de nacht van 17 op 18 november 2018 door de
crisisdienst geen huisbezoek is afgelegd om klaagster te beoordelen. Anders dan het
Regionaal Tuchtcollege oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat deze klacht ongegrond
is. Het College legt hierna uit waarom.
3.6 De verpleegkundige heeft na het telefoongesprek met de zus op 17 november 2018,
22.00 uur contact opgenomen met de arts en de psychiater. Zij hebben met z’n drieën
het medisch dossier van klaagster bekeken en overlegd over het te volgen beleid. Vanwege
de complexe situatie wordt afgesproken dat niet de verpleegkundige maar de arts de
familie terugbelt en hun het medicatieadvies geeft.
Tijdens dat telefonische contact blijkt dat de familie vasthoudt aan het verzoek om
een huisbezoek. Ook vertelt de familie dat er een signaleringsplan is opgesteld. Dit
plan wordt in het medisch dossier niet teruggevonden. De arts krijgt van de familie
telefonisch te horen dat het signaleringsplan in het geval van een ontregeling als
noodmedicatie vermeldt:
- Slaapmedicatie Oxazepam 10 mg. zonodig 1 tablet en als dat niet helpt:
- Olanzapine verhogen tot max. 20 mg.
- Bij veel angst en/of niet goed slapen mbv bovenstaande medicatie: lorazepam 1mg,
max 3 dd 1 toevoegen.
3.7 De arts overlegt nogmaals met de psychiater en de verpleegkundige. De psychiater
heeft tijdens de zitting desgevraagd verklaard dat zij langere tijd overleg hebben
gehad en daarbij hebben overwogen of een huisbezoek aangewezen was, ook omdat de familie
dat graag wilde. Klaagster heeft gesteld dat tijdens dat overleg is voorbijgegaan
aan de mogelijkheid dat er bij klaagster sprake was van een beginnende postpartum
psychose. Het Centraal Tuchtcollege acht het, gelet op de voorgeschiedenis van klaagster
en de professionele expertise van de psychiater, de arts en de verpleegkundige, onwaarschijnlijk
dat tijdens de verschillende overleggen tussen deze drie professionals is miskend
dat er bij klaagster sprake was van een beginnende postpartum psychose. De psychiater
heeft tijdens de zitting ook verklaard dat wat haar betreft alles in het dossier wees
op een postpartum psychose. In de aantekeningen van de arts in het medisch dossier
wordt verschillende keren gesproken over een “eerdere psychose���, wat ook wijst in
de richting van de diagnose postpartum psychose, ook al wordt die in het dossier niet
specifiek vermeld.
3.8 De uitkomst van het overleg tussen de psychiater, de arts en de verpleegkundige
bleef dat voor klaagster rust het belangrijkst was en dat een huisbezoek daaraan niet
zou bijdragen terwijl het voor de keuze van het beleid geen meerwaarde had. Bovendien
schreef het signaleringsplan bij ontregeling noodmedicatie voor en beoordeelde de
psychiater de veiligheid van klaagster en van het kind vanwege de aanwezigheid van
de moeder, de zus en haar partner en de partner van klaagster, als voldoende geborgd.
De psychiater heeft daarom voorgesteld de Olanzapine te verhogen en de Temazepam die
klaagster al gebruikte te handhaven. Het doel van dit beleid was dat klaagster snel
in slaap zou vallen en dat haar toestand na een nacht rust zou zijn verbeterd.
3.9 Het laatste van de drie telefoongesprekken die de arts met de familie heeft
gevoerd is afgesloten met het hiervoor genoemde medicatieadvies en met de vaststelling
dat IBT de volgende dag tweemaal langs zou komen. De psychiater krijgt die nacht geen
bericht meer over klaagster. De volgende dag heeft zij het medisch dossier van klaagster
met daarin de uitgebreide aantekeningen van de arts bekeken. Zij heeft het niet nodig
gevonden aan deze aantekeningen iets toe te voegen.
3.10 Het Centraal Tuchtcollege vindt, hoewel zeker ook de keuze had kunnen worden
gemaakt om wél een huisbezoek af te leggen, het gekozen beleid zoals hiervoor omschreven
verdedigbaar. Een huisbezoek is niet geweigerd, maar na afweging van verschillende
argumenten voor en tegen is weloverwogen en op goede gronden gekozen voor een ander
beleid, dat in lijn was met het signaleringsplan. Het doel van dat beleid, rust creëren,
is in de bewuste nacht helaas niet bereikt maar de psychiater droeg hiervan in de
betreffende nacht geen kennis, zodat zij geen mogelijkheid heeft gehad het beleid
aan te passen. Uit het feit dat met het ingezette beleid het beoogde doel niet is
bereikt volgt niet dat de weloverwogen keuze voor dat beleid een tuchtrechtelijk verwijt
oplevert. Dit klachtonderdeel is ongegrond en het beroep van de psychiater slaagt
op dit punt dus.
Verwijt over uitblijven contact in verband met onvrede bij familie is ongegrond (klachtonderdeel
8)
3.11 Net als het Regionaal Tuchtcollege is ook het Centraal Tuchtcollege niet gebleken
dat de psychiater op de hoogte was van de onvrede bij de familie. De stelling van
klaagster dat de psychiater dit uit het medisch dossier had kunnen afleiden volgt
het Centraal Tuchtcollege niet, gelet op de daarin opgenomen aantekeningen. Een behandelaar
mag er bovendien op vertrouwen dat hij of zij ingeval van een klacht of onvrede over
zijn of haar handelen door de organisatie op de hoogte wordt gesteld en aan hem of
haar de gelegenheid wordt geboden hierover met de betrokkene(n) te praten. Dat is
hier niet gebeurd en de psychiater heeft aangegeven het te betreuren dat het bericht
over de onvrede haar niet heeft bereikt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
De klachtonderdelen 3 tot en met 7 zijn alle ongegrond
3.12 De klachtonderdelen 3, 5, 6 en 7 houden verband met het door de psychiater
gekozen beleid. Omdat het Centraal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de psychiater
op het punt van het gekozen beleid geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken zijn
ook al deze samenhangende klachtonderdelen ongegrond.
Voor klachtonderdeel 4 geldt dat ook het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het ontbreken,
althans niet beschikbaar zijn, van het signaleringsplan de psychiater niet te verwijten
valt.
Conclusie
3.13 Uit al het voorgaande tezamen volgt dat het principaal beroep van de psychiater
slaagt en dat het incidenteel beroep van klaagster faalt. Het Centraal Tuchtcollege
zal daarom de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigen en de klacht alsnog
in zijn geheel ongegrond verklaren.
3.14 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het algemeen belang gediend is
met de geanonimiseerde publicatie van deze beslissing en zal bepalen dat deze beslissing
wordt bekend gemaakt zoals in het dictum staat vermeld.
4. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
in het incidenteel beroep:
verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor zover zij haar klacht in beroep heeft uitgebreid;
verwerpt het beroep voor het overige;
in het principaal beroep:
vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover daarbij de klachtonderdelen 1,
2, 6 en 7 gegrond zijn verklaard en aan de psychiater de maatregel van berisping is
opgelegd;
en, opnieuw rechtdoende:
verklaart de klacht alsnog in zijn geheel ongegrond;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt
in de Staatscourant, en zal worden aan¬geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht,
Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en het Tijdschrift De Psychiater,
met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter; B.J.M. Frederiks en H.
de Hek, leden-juristen en A.C.L. Allertz en E.J. Stevelmans, leden-beroepsgenoten
en
M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.