ECLI:NL:TGDKG:2022:96 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/702066 DW RK 21/197 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:96
Datum uitspraak: 04-05-2022
Datum publicatie: 13-05-2022
Zaaknummer(s): C/13/702066 DW RK 21/197 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: waarschuwing, geen proceskostenveroordeling. De afwikkeling van het eigen dossier en het dossier van de collega-gerechtsdeurwaarder hebben met onvoldoende spoed plaatsgevonden. De restitutie van hetgeen het UWV in april 2021 teveel had afgedragen heeft pas op 11 mei 2021 plaatsgevonden in plaats van op 23 april 2021. Klager is daar tevens onjuist over geïnformeerd door de gerechtsdeurwaarder.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 mei 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/702066 DW RK 21/197 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail van 12 mei 2021 met bijlagen, aangevuld op 29 mei 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

22 juni 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 maart 2022 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 4 mei 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • op 12 november 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op de uitkering van klager;
  • op 19 november 2020 heeft gerechtsdeurwaarderskantoor [   ] eveneens beslag gelegd onder het UWV;
  • op 9 april 2021 zijn door afdracht van het UWV beide vorderingen voldaan, waardoor het beslag op 23 april 2021 is opgeheven;
  • op 23 april 2021 is een betaalopdracht aangemaakt voor restitutie van de door het UWV te veel overgemaakte bedragen, deze restitutie heeft op 11 mei 2021 plaatsgevonden;
  • op 5 mei 2021 is de opheffing van het beslag door het UWV bevestigd;
  • op 7 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder desondanks een afdracht van
  • € 356,41 ontvangen van het UWV;
  • op 10 mei 2021 is het dossier met gerechtsdeurwaarderskantoor [   ] afgewikkeld. Deze gerechtsdeurwaarder heeft de op 7 mei 2021 te veel ontvangen bedragen van het UWV rechtstreeks aan klager gerestitueerd;
  • op 17 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klager schriftelijk geïnformeerd over de gang van zaken en zijn excuses gemaakt.

2. De klacht

Klager beklaagt zich – naar de kamer begrijpt – samengevat over het volgende:

1. klager heeft begin april 2021 contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder om te melden dat die dag de finale betaling was bijgeschreven en te vragen wanneer het te veel ontvangen bedrag teruggestort zou worden. Men weigerde telefonisch de betaling te controleren. Op 8 april 2021 heeft klager daarom per e-mail zijn verzoek herhaald. De gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op klagers verzoek sluiting van het dossier door te voeren;

2. op 28 april 2021 kreeg klager te horen dat het bedrag dat teveel was ontvangen door de gerechtsdeurwaarder al op 23 april 2021 naar het UWV teruggestort zou zijn. Gebleken is dat het bedrag nog niet was teruggestort;

4. de gerechtsdeurwaarder heeft het loonbeslag niet beëindigd in april 2021 na de laatste inhouding van het UWV. Hierdoor is in mei 2021 weer een bedrag via het loonbeslag ingehouden. Klager is hierdoor in de problemen gekomen vanwege andere betaalafspraken; 

7. de gerechtsdeurwaarder brengt extra kosten in rekening voor de verdeling welke niet zijn opgenomen in een rechterlijk stuk. Daarnaast weigert de gerechtsdeurwaarder klager te voorzien van alle gerechtelijke stukken en geeft men slechts telefonisch te kennen dat het dossier gesloten is;

11. in mei 2021 is tweemaal onnodig loonbeslag uitgevoerd, zowel op het loon als op het vakantiegeld, anderhalve week later;

16. de gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op welke e-mail dan ook.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of een medewerker van dat kantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde, omdat hij verantwoordelijk is voor de door zijn medewerkers verrichte werkzaamheden. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. en b. wordt het volgende overwogen. De stelling van klager dat de terugbetaling aan het UWV op 23 april 2021 niet heeft plaatsgevonden is juist. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de afwikkeling van het eigen dossier en het dossier van gerechtsdeurwaarderskantoor [   ] onvoldoende spoedig heeft plaatsgevonden. De restitutie van hetgeen het UWV in april 2021 teveel had afgedragen heeft pas op 11 mei 2021 plaatsgevonden in plaats van op 23 april 2021. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat klager daarover onjuiste informatie is verstrekt.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen c. en e. wordt als volgt overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat het UWV op de hoogte is gesteld van de beëindiging van het beslag, maar dat het UWV desondanks bedragen heeft overgemaakt naar de gerechtsdeurwaarder. In de praktijk blijkt dat de verwerking van opheffingsverzoeken bij het UWV enige tijd kan duren. De gerechtsdeurwaarder kan geen invloed uitoefenen op de interne systematiek van het UWV. Om die reden kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat het UWV nog een afdracht heeft uitgevoerd nadat het beslag was opgeheven.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d. wordt overwogen dat de verdelingskosten kosten zijn die de gerechtsdeurwaarder op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders in rekening mag brengen. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder stukken in zijn beheer heeft waarover klager niet beschikt. Daarnaast heeft klager niet  toegelicht over welke gerechtelijke stukken hij niet zou beschikken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel f. wordt overwogen dat niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder niet reageert op e-mails van klager. Dat is wel gebeurd, zij het dat niet steeds de juiste informatie is gegeven, zoals door de gerechtsdeurwaarder is erkend.

4.6 Gelet op het onder 4.2 en 4.5 overwogene verklaart de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder een maatregel worden opgelegd, zij het de lichtste maatregel. Wat hierbij een rol speelt is dat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de voortvarendheid ontbrak bij de afhandeling van het dossier, zijn excuses heeft gemaakt bij klager en zijn werkprocessen rond de afwikkeling van een loonbeslag (met betrekking tot controles en termijnen) heeft aangepast.

5. Maatregel

5.1 Onder de voorwaarden dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

5.2 Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een al te groot stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

5.3 Omdat de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 4 Gdw het door klager betaalde griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.4 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:      

  • verklaart klachtonderdelen a.,b. en f. gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. L. van Berkum en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.