ECLI:NL:TGDKG:2022:88 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/705647 / DW RK 21/352 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:88
Datum uitspraak: 04-05-2022
Datum publicatie: 10-05-2022
Zaaknummer(s): C/13/705647 / DW RK 21/352 LV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tussenbeslissing op verzet. De kamer acht zich gelet op de omschreven klacht en de ter zitting door de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder gegeven toelichting onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen op het verzetschrift. De gerechtsdeurwaarder wordt in de gelegenheid gesteld stukken voorzien van een korte toelichting te verstrekken, waarop klaagster in de gelegenheid wordt gesteld te reageren.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Tussenbeslissing van 4 mei 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 juli 2021 met zaaknummer C/13/695830 DW RK 21/6 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/705647 / DW RK 21/352 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 8 januari 2021, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 februari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 juli 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klaagster toegezonden. Bij brief, ingekomen op

3 augustus 2021, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 maart 2022 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 4 mei 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met meerdere vorderingen van [  ] op klaagster.

-           Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder meermaals verzocht haar dossiers samen te voegen tot één dossier.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder steeds nieuwe dossiers voor nieuwe relatief kleine vorderingen aanmaakt, met als gevolg dat de incasso- en proceskosten onnodig oplopen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Op grond van artikel 6:96, lid 7, Burgerlijk Wetboek (BW) dient, indien een schuldenaar voor meer dan een vordering door een schuldeiser kan worden aangemaand als bedoeld in lid 6, dit in één aanmaning te geschieden. Voor de berekening van de vergoeding worden de hoofdsommen van deze vorderingen bij elkaar opgeteld. Op grond van artikel 6:96, lid 6, BW worden de incassokosten pas verschuldigd wanneer de schuldenaar de totale hoofdsom niet binnen veertien dagen betaald heeft.

4.3 In dit geval heeft [  ] verschillende malen haar vorderingen ter incasso uit handen gegeven aan de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft klager hierop steeds de gelegenheid gegeven om de nieuwe schuld binnen veertien dagen te voldoen, zonder dat daarbij nieuwe incassokosten over verschuldigd waren. Pas nadat betaling is uitgebleven, zijn de incassokosten verschuldigd geworden. Het had op de weg van klaagster gelegen om de vorderingen te voldoen, dan wel tijdig een betalingsregeling met de gerechtsdeurwaarder te treffen. Een tuchtrechtelijk laakbaar verwijt kan de gerechtsdeurwaarder hier niet gemaakt worden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij van mening blijft dat de gerechtsdeurwaarder niet correct heeft gehandeld.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer acht zich gelet op de omschreven klacht en de ter zitting door de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder gegeven toelichting onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen op het verzetschrift. De gemachtigde erkende dat er een aanzienlijke hoeveelheid dossiers zijn aangelegd, maar kon ter zitting geen, althans onvoldoende, duidelijkheid geven over de verhouding tussen de daarin geadministreerde hoofdsommen en daarin aan klaagster berekende kosten. Voor een deugdelijke beoordeling van de klacht acht de kamer dit niettemin  noodzakelijk en om die reden wordt de gerechtsdeurwaarder verzocht om een specificatie te verstrekken van de vorderingen op klaagster die door [  ] zijn aangeleverd, de daarvoor aangemaakte dossiers, het verloop van die vorderingen en (gespecificeerd) alle (incasso)kosten die in die dossiers aan klaagster in rekening zijn gebracht. De behandeling van het verzet wordt daarom aangehouden en voortgezet op de wijze als in het dictum is bepaald.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • stelt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid om uiterlijk binnen twee weken na de datum van deze beslissing de onder 7.1 genoemde stukken voorzien van een korte toelichting te verstrekken;
  • stelt klaagster in de gelegenheid om vervolgens twee weken na toezending van bovengenoemde stukken door de kamer schriftelijk op de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stukken te reageren, waarna de kamer binnen zes weken na ontvangst van de schriftelijke reactie van klaagster een beslissing zal geven op het verzet;
  • houdt iedere verdere beslissing aan;
  • bepaalt dat hoger beroep tegen deze beslissing slechts kan worden ingesteld tegelijk met de eindbeslissing.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.