ECLI:NL:TGDKG:2022:87 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/701884 / DW RK 21/190 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:87
Datum uitspraak: 04-05-2022
Datum publicatie: 10-05-2022
Zaaknummer(s): C/13/701884 / DW RK 21/190 LV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het eerder gelegde beslag te hervatten. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 mei 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 april 2021 met zaaknummer C/13/691839 DW RK 20/533 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/701884 / DW RK 21/190 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 oktober 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 januari 2021, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 28 april 2021 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail met bijlagen,

ingekomen op 11 mei 2021, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 maart 2022 alwaar klager met zijn echtgenote online zijn gehoord en de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 4 mei 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 20 februari 2020 van de voorzieningenrechter te [  ] is klager veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de gemeente [  ].

-           Bij e-mail van 30 maart 2020 heeft klager verzocht om de beslaglegging onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen op te schorten. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 31 maart 2020 gereageerd dat de opdrachtgever bereid is om de beslaglegging op te schorten zolang de op dat moment geldende Corona-maatregelen van kracht zijn.

-           Het vonnis van 20 februari 2020 is bij arrest van het gerechtshof te [  ] van 29 september 2020 bekrachtigd.

-           Bij e-mail van 19 oktober 2020 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de hervatting van de beslaglegging. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 20 oktober 2020 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: zich niet houdt aan toezeggingen;

b: heeft meegewerkt aan het onrechtmatig verkrijgen van documenten die zijn gebruikt in een rechtszaak.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties kan worden afgeleid dat klager zich op het standpunt stelt dat de gerechtsdeurwaarder heeft toegezegd dat het beslag op zijn uitkering zou worden opgeschort tot de Corona-maatregelen niet meer van kracht zijn. Uit het verweerschrift en de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 20 oktober 2020 blijkt dat het gelegde beslag in maart 2020 is opgeschort vanwege de toenmalige Corona-maatregelen. Vervolgens is het beslag opgeschort vanwege het door klager ingestelde hoger beroep. Na het arrest in hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder opdracht gekregen het beslag te hervatten. De gerechtsdeurwaarder is gelet op zijn ministerieplicht verplicht aan dat verzoek te voldoen. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat deze enkele niet nader door klager onderbouwde stelling onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden zonder toelichting of onderbouwing. Dit klachtonderdeel voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder beslag op de uitkering van klager heeft gelegd op grond van een onrechtmatig verkregen grosse.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer overweegt hierbij dat als uitgangspunt geldt dat de gemeente [  ] als borg op grond van subrogatie in de rechten van het Hypotheekfonds is getreden en als zodanig gebruik kan maken van de hypotheekakte als executoriale titel. Daarbij behoort het niet tot de taak van de gerechtsdeurwaarder om onderzoek te verrichten naar de wijze waarop de grosse van de hypotheekakte door (in dit geval) de gemeente [  ] is verkregen. Verder blijkt uit verweerschrift dat de gerechtsdeurwaarder in maart 2020 uit coulance het beslag op de uitkering van klager heeft opgeschort in verband met de toen geldende Corona-maatregelen. Nadat het door klager ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter te [  ] van 20 februari 2020 bij arrest van

29 september 2020 in het voordeel van de gemeente [  ] is uitgevallen, heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van de gemeente het gelegde beslag hervat. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat er op dat moment nog steeds Corona-maatregelen golden maakt het niet anders.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.