ECLI:NL:TGDKG:2022:85 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/700349 DW RK 21/35 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:85
Datum uitspraak: 22-04-2022
Datum publicatie: 25-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/700349 DW RK 21/35 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft in het exploot verkeerd woonplaats gekozen en hiervan is langdurig sprake geweest. Gelet op de unieke positie van de gerechtsdeurwaarder en het maatschappelijke vertrouwen dat in het ambt wordt gesteld, dient de gerechtsdeurwaarder wettelijke voorschriften op te volgen, zeker waar het ambtelijke stukken betreft.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 april 2022 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/700349 DW RK 21/35 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

gevestigd te [   ],

klager,

in hoedanigheid van bewindvoerder van [   ],

tegen:

1. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

en

3. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden,

gemachtigde (namens beklaagden sub 1 en 3): [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 5 april 2021 en 28 april 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 juni 2021, heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 namens de gerechtsdeurwaarders gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 maart 2022 alwaar klager, gerechtsdeurwaarder sub 2 (telefonisch) en de gemachtigde van gerechtsdeurwaarders sub 1 en 3 zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 22 april 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • op 30 april 2020 is klager tot bewindvoerder va [   ]benoemd;
  • bij e-mail van 21 mei 2020 heeft klager deze benoeming meegedeeld aan (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarders en verzocht een overzicht te verstrekken van alle schulden die de onderbewindgestelde heeft, met verzoek de lopende invorderingen op te schorten;
  • op 26 mei 2020 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klager een specificatie verzonden;
  • op 10 december 2020 heeft klager meegedeeld dat de onderbewindgestelde zal worden aangemeld voor schuldhulpverlening in verband met een problematische schuldenlast en heeft klager verzocht om een gespecificeerde opgave van de hoogte van de vordering;
  • op 11 januari 2021 hebben de gerechtsdeurwaarders een specificatie verstrekt aan klager met daarbij de vermelding dat binnen vijf dagen bericht moet worden over de stand van zaken zodat beoordeeld kan worden of de invordering gestaakt kan worden;
  • de gemeente Rotterdam heeft de schuldeisers aangeschreven dat de client van klager toegelaten is tot schuldhulpverlening bij e-mail van 11 maart 2021;
  • op 12 maart 2021 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarders meegedeeld dat de schuldhulpverlening van de onderbewindgestelde is goedgekeurd;
  • op 15 maart 2021 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 beslag gelegd onder de gemeente Rotterdam op de uitkering van de onderbewindgestelde;
  • dit beslag is op 29 maart 2021 door gerechtsdeurwaarder sub 2 betekend aan klager in persoon onder vermelding van zijn privéadres;
  • op 29 maart 2021 heeft klager bezwaar gemaakt tegen deze gang van zaken;
  • op 9 april 2021 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 hierop gereageerd en zijn excuses voor de gang van zaken gemaakt en een voorstel gedaan om klager te laten afzien van het indienen van een klacht;
  • op 13 april 2021 heeft klager deze brief beantwoord.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er over dat gerechtsdeurwaarder sub 1:

1. elektronisch derdenbeslag heeft gelegd onder de gemeente Rotterdam, meer in het bijzonder onder de sociale dienst op een Participatiewet (PW) uitkering. De gerechtsdeurwaarder had kunnen weten dat er geen recht meer op een PW uitkering bestond op het moment van het leggen van het beslag. Daardoor zijn onnodige kosten gemaakt;

2. nietig beslag heeft gelegd omdat de gerechtsdeurwaarder geen woonplaats heeft gekozen ten kantore van het kantoor van gerechtsdeurwaarder [   ] en niet mede op het kantoor van gerechtsdeurwaarder [   ];

4. op de hoogte was van de problematische schuldensituatie van de onderbewindgestelde en wist dat deze was toegelaten tot schuldhulpverlening.

Klager beklaagt zich er over dat gerechtsdeurwaarder sub 2:

4. het derdenbeslag heeft betekend op het geheime privéadres van klager, waarbij de adresgegevens volledig in het exploot zijn vermeld;

5. onjuiste gegevens heeft opgenomen in het overbetekeningsexploot;

7. het exploot (derdenbeslag) te laat heeft overbetekend;

10. een nietig derdenbeslag heeft overbetekend.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Gerechtsdeurwaarder sub 3 heeft zich opgeworpen als beklaagde nu de handelingen zouden zijn verricht onder zijn verantwoordelijkheid. Gerechtsdeurwaarder sub 1 zou slechts verantwoordelijk zijn voor het leggen van derdenbeslag en gerechtsdeurwaarder sub 2 zou slechts verantwoordelijk zijn voor de overbetekening van dat beslag. Alle overige werkzaamheden in het desbetreffende dossier zijn verricht door medewerkers voor wie gerechtsdeurwaarder sub 3 de verantwoordelijkheid draagt.

4.3 Nu de klachtonderdelen a t/m c, ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1, zien op het derdenbeslag dat door gerechtsdeurwaarder sub 1 is gelegd,  ziet de kamer geen aanleiding gerechtsdeurwaarder sub 3 voor die gedragingen tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden. Ter zitting heeft klager de klachtonderdelen d. t/m g. (gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2) ingetrokken. Het hierna overwogene zal dus slechts gelden ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1 (hierna: de gerechtsdeurwaarder).

4.4 Ter voorkoming van het leggen van nodeloos beslag heeft de gerechtsdeurwaarder diverse informatiebronnen aangeboord. Met de informatie verkregen via de UWV-polis, elektronisch verzoek om inkomensinformatie (e-VOI) en het beslagregister, had de gerechtsdeurwaarder niet kunnen vermoeden dat het beslag geen doel zou treffen. Dat de gerechtsdeurwaarder daarbij verder geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid (ex. art. 475g lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), kan niet tot een tuchtrechtelijk verwijt leiden nu uit voornoemd artikel geen verplichting volgt waaraan de gerechtsdeurwaarder voorbij is gegaan.

4.5 Klager heeft in klachtonderdeel b. gesteld dat het beslagexploot nietig is, omdat de gerechtsdeurwaarder woonplaats heeft gekozen ten kantore van het kantoor van alleen gerechtsdeurwaarder [   ]. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de woonplaatskeuze “ongelukkig” is, maar dat het aan de civiele rechter is de nietigheid vast te stellen. Daarnaast is klager niet in zijn belang geschaad, omdat hij weet aan wie hij exploten kan laten.

4.6 De kamer overweegt als volgt. Het oordeel of het exploot nietig is mag dan ter beoordeling aan de civiele rechter zijn, maar feit blijft dat de gerechtsdeurwaarder zich niet aan een wettelijke bepaling heeft geconformeerd. Het gebrek is ook niet eenmalig geweest, maar heeft kennelijk sinds medio 2019 en in ieder geval tot en met 29 maart 2021, de dag waarop de overbetekening werd verricht, in de exploten van het gerechtsdeurwaarderskantoor gestaan. Dit zonder dat ooit een van de (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders dit gebrek heeft geconstateerd. De gerechtsdeurwaarder verlangt van derden hem correct te informeren en verbindt daar consequenties aan als dit niet het geval is. Gelet op de unieke positie van de gerechtsdeurwaarder en het maatschappelijke vertrouwen dat in het ambt wordt gesteld, dient ook hij wettelijke voorschriften op te volgen, zeker waar het ambtelijke stukken betreft. Het verweer dat betrokkenen via wat speurwerk bij het juiste kantoor zouden komen om een exploot te laten, doet niet alleen onverschillig aan, maar daarmee lijkt de gerechtsdeurwaarder eveneens het belang van onder meer artikel 4 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders en artikel 7 van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit te bagatelliseren.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt overwogen dat kennis van een schuldensituatie niet (automatisch) met zich brengt dat iedere executie geschorst moet worden. Klager heeft onvoldoende gesteld voor het oordeel dat in dit geval de executie ten onrechte is voortgezet. Indien klager het niet eens is met de executie, dan dient hij zich te wenden tot de gewone (executie) rechter.

4.8 Gelet op het overwogene onder 4.6 ziet de kamer aanleiding de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op te leggen.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders daarnaast veroordelen tot betaling van:

  • een forfaitair bedrag van € 50,00 aan kosten van klager;
  • de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verstaat dat de klacht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 is ingetrokken;
  • verklaart klachtonderdeel a en c. ongegrond;
  • verklaart klachtonderdeel b. gegrond;
  • legt voor het gegronde klachtonderdeel aan gerechtsdeurwaarder sub 1 de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 1 in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 1 tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 1 tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.C.M. Hamer en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.