ECLI:NL:TGDKG:2022:81 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/681593 / DW RK 20/128 KM/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:81
Datum uitspraak: 19-04-2022
Datum publicatie: 20-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/681593 / DW RK 20/128 KM/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 april 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 maart 2020 met zaaknummer C/13/676828 DW RK 19/661 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/681593 / DW RK 20/128 KM/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

gemachtigde: [  ],

tegen:

1. [  ],

2. [  ],

3. [  ],

4. [  ],

5. [  ],

(toegevoegd) gerechtsdeurwaarders te [  ],

6. alle gerechtsdeurwaarders handelende onder de naam [  ],

beklaagden,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 13 december 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op

6 februari 2020, heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 10 maart 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op

24 maart 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 maart 2022 alwaar de gemachtigde van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 19 april 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klager heeft een huurachterstand bij [  ].

-           Klager en zijn ex partner zijn gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter te Rotterdam van 5 februari 2019.

-           Op 19 maart 2019 is een proces-verbaal van een vaststellingsovereenkomst opgesteld.

-           Op 28 november 2019 is deze vaststellingsovereenkomst betekend aan klager met de aanzegging van ontruiming.

-           Op 12 december 2019 is beslag gelegd op het salaris van klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. Aan klager werd noch de dagvaarding, noch het vonnis betekend.

b. Klager heeft geen deel genomen aan het geding. De kantonrechter heeft uitspraak gedaan zonder klager te horen.

c. Klager heeft getracht de achterstand in termijnen te betalen en in de woning te blijven wonen. Dit werd keihard afgewezen door de gerechtsdeurwaarders. Tot drie dagen voor de aangezegde ontruiming kon klager betalen en zou de ontruiming opgeschort worden. Klager kan onmogelijk € 6.000 ineens betalen om te voorkomen dat hij dakloos wordt.

d. De gerechtsdeurwaarder had een betalingsregeling moeten aanbieden om klagers huisrecht te beschermen. In plaats daarvan intimideert de gerechtsdeurwaarder klager door de buitenproportionele vordering ineens te vorderen.

e. Beklaagden hebben geen gehoor gegeven aan het verzoek van de gemachtigde om stukken zoals de dagvaarding, het vonnis en specificatie.

f. Beklaagden hebben beslag gelegd op het geringe salaris van klager. De beslagvrije voet is veel hoger dan klagers salaris. Zij provoceren een executiegeschil. Het beslag is gelegd omdat klager juridische bijstand in de arm heeft genomen en beklaagden zien dat zij een onterecht torenhoog bedrag niet kunnen verdienen.

g. Alleen omdat klager een specificatie vraagt, wordt er beslag gelegd. Deze agressieve praktijken kunnen niet worden toegestaan.

h. Beklaagden hebben geen reactie gegeven op de brief van de gemachtigde van

10 december 2019.

i. Beklaagden hebben een ambtsovertreding begaan door het leggen van vervroegd en onaangekondigd beslag. Er is geen proces-verbaal van dit beslag betekend.

j. Klager is medehuurder en is niet aansprakelijk voor de gehele vordering. Dit is buitenproportioneel, onredelijk en onrechtmatig.

k. Door de onrechtmatige beslaglegging worden kosten gemaakt. Voor deze schades zullen beklaagden aansprakelijk gesteld worden.

l. [  ] is evident op geldjacht, nu zij alles hebben gedaan om onterecht gelden te innen. [  ] heeft 25 kantoren en nu zij steeds minder rechtshandelingen verrichten, moeten zij op geldjacht. Ook zonder vonnis gaat dit spel door, onder toeziend oog van de KBvG.

m. Er worden ambtshandelingen verricht door een niet gerechtsdeurwaarder, met name door [  ]. Klagers privacy is in het geding gebracht.

n. Met druk proberen klagers geld te vangen. Het is ingevolge artikel 8 van de Verordening beroeps- en gedragsregels voor gerechtsdeurwaarders niet toegestaan te dreigen met maatregelen die de gerechtsdeurwaarder niet waar kan maken.

o. De brief is verzonden zonder naamsvermelding van de gerechtsdeurwaarder. Daarom dienen alle gerechtsdeurwaarders van dit kantoor te worden aangeklaagd om verantwoordelijkheid te dragen.

p. De wet staat niet toe om op deze agressieve manier onrechtmatig geld te verdienen, het publiek proberen op te lichten en overlast te bezorgen. Klager acht het juist dat aan beklaagden uit het ambt gezet worden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. Uit de stukken moet worden afgeleid dat toegevoegd gerechtsdeurwaarders sub 1 en sub 5 verantwoordelijk zijn te achten van de handelingen waarover wordt geklaagd. Dit betekent dat de klacht gericht tegen alle andere (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders sub 2, 3, 4 en 6 kennelijk ongegrond verklaard wordt.

4.2 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a. als volgt. Bij het verweerschrift bevindt zich de aan klager en zijn ex-partner uitgebrachte dagvaarding. Deze dagvaarding is bij hen in de brievenbus achtergelaten. Ingevolge het bepaalde in artikel 47 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding in een gesloten envelop aan de woonplaats achterlaten indien hij niemand thuis heeft getroffen. Daarmee staat vast dat de dagvaarding op juiste wijze is uitgebracht.

Ook het proces-verbaal van de comparitie is aan klager betekend, namelijk op 28 november 2019, eveneens op de wijze zoals in artikel 47 Rv is voorgeschreven.

4.3 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel b. dat klagers stelling juist is. Zoals klager in het proces-verbaal van 19 maart 2019 heeft kunnen lezen is dit gebeurd omdat klager en [  ] een overeenkomst hebben getroffen, welke is ondertekend door klager en onderdeel uitmaakt van het proces-verbaal. Dit proces-verbaal is een executoriale titel op grond waarvan executiemaatregelen genomen kunnen worden.

4.4 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel c. en d. het volgende. Klager heeft zich niet aan de in het proces-verbaal van 19 maart 2019 gestelde betalingsregeling gehouden, reden waarom de ontruiming per 22 januari 2020 is aangezegd. Het betreft hier een klacht ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdelen e. en h. overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager heeft verzocht een schriftelijke machtiging toe te zenden. Hierop is niet gereageerd door de gemachtigde van klager. Dit is de reden waarom er geen stukken zijn toegestuurd of de brief van 10 december 2019 is beantwoord.

4.6 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdelen f. en g. dat ook deze klachtonderdelen klachten betreffen over de tenuitvoerlegging van de executoriale titel zoals onder 4.4 is overwogen, waar de tuchtrechter niet over kan oordelen. Ten aanzien van het vaststellen van de beslagvrije voet overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat deze is vastgesteld op grond van de bij de gerechtsdeurwaarder bekende gegevens. Het ligt op de weg van klager de gerechtsdeurwaarder te benaderen indien hij van mening is dat de beslagvrije voet  niet juist is. Niet gebleken is dat klager dat heeft gedaan. De verdere stellingen van klager in deze klachtonderdelen betreffen aannames die niet zijn onderbouwd. De voorzitter kan hierover geen oordeel vellen.

4.7 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel i. dat het beslag is gelegd op

12 december 2019. De klacht is ingediend op 13 december 2019. Op dat moment was het beslag nog niet betekend. Gelet op het bepaalde in artikel 475 i Rv dient de gerechtsdeurwaarder het beslag binnen acht dagen aan klager te betekenen. Dat het beslag op 13 december 2019 nog niet was betekend is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.8 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel j. dat het juist is dat klager niet de enige is op wie de vordering verhaald kan worden. Uit de stukken blijkt dat de vordering tevens wordt verhaald op de voormalige medehuurster van klager.

4.9 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel k. dat nu niet gebleken is dat er ten onrechte beslag is gelegd, klager aansprakelijk is voor de gemaakte kosten.

4.10 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel l. dat klager een algemene stelling poneert maar deze op geen enkele wijze onderbouwt. Reeds om deze reden kan dit klachtonderdeel niet worden beoordeeld.

4.11 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel m. het volgende. Uit het feit dat de naam [  ] bovenaan de betekening van het proces-verbaal wordt genoemd als behandelaar van de zaak, kan niet de conclusie worden getrokken dat zij een ambtshandeling heeft verricht. In het exploot van betekening is immers tevens opgenomen dat toegevoegd gerechtsdeurwaarder [  ], toegevoegd gerechtsdeurwaarder de grosse van het proces verbaal heeft betekend.

4.12 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel n. als volgt. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder heeft gedreigd met maatregelen die hij niet waar kan maken.

4.13 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel o. dat onduidelijk is over welke brief klager het heeft. Bij de stukken is geen brief van de gerechtsdeurwaarder aangetroffen waar klager op zou kunnen doelen.

4.14 Uit het bovenstaande volgt dat niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Er bestaat dan ook geen aanleiding de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen, zoals door klager onder p. is betoogd.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende - kort weergegeven -  aangevoerd:

6.1 De kamer heeft klager ten onrechte verboden om op het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders te reageren.

6.2 Klager is verbaasd over het feit dat er binnen dertig dagen nadat het verweerschrift is binnengekomen een beslissing van de voorzitter is gekomen, terwijl de kamer er nomaliter zeven tot acht maanden of zelfs jaren over doet om een beslissing te nemen. Klager vraagt zich af of de kamer efficiënt is geworden of dat er zomaar een onlogische beslissing is genomen zonder de zaak te bestuderen.

6.3 Klager merkt op dat er drie klachten zijn ingediend, door verschillende partijen en met verschillende gronden en dat deze klachten keihard zijn afgewezen. Klager is bezorgd over eventuele mankementen bij de kamer. Klager stelt dat de hoorzittingen in de verzetprocedure niet mogen worden samengevoegd, nu de klachten zijn van verschillende klagers en hun privacy dienen te worden gerespecteerd en zij afzonderlijk kosten hebben gemaakt en griffierecht hebben betaald.

6.4 De voorzitter heeft ten onrechte besloten om alleen gerechtsdeurwaarders sub 1 en 5 kunnen worden aangeklaagd. De klacht richt zich tegen alle gerechtsdeurwaarders die bij het kantoor van [  ] werkzaam zijn. Tevens dient gerechtsdeurwaarder sub 1 per direct te worden geschorst, omdat hij betrokken is in drie zaken tegelijk. De verwijzing van de voorzitter naar het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 12 augustus 2014 is niet juist.

6.5 Klager heeft nooit de overeenkomst van 19 maart 2019 ondertekend en heeft deze overeenkomst ook niet eerder gezien. De door de kantonrechter gestempelde overeenkomst bevat niet de handtekening van klager. Kennelijk heeft iemand anders op naam van klager getekend. Geen van de partijen is aanwezig geweest of zelfs opgeroepen voor de comparitie. Dit wordt ook bevestigd door het proces-verbaal. Iedere vordering op basis van de overeenkomst van 19 maart 2019 is dan ook geheel onrechtmatig.

6.6 Op 10 december 2019 heeft klager een machtiging aan de gerechtsdeurwaarders verstrekt en dezelfde dag contact opgezocht met de gerechtsdeurwaarders teneinde stukken op te vragen en een betalingsregeling te treffen. De gerechtsdeurwaarders hebben na ontvangst van de brief van de gemachtigde van klager beslag op het inkomen van klager gelegd terwijl hiermee zou worden gewacht tot 22 januari 2020.  Vervolgens hebben de gerechtsdeurwaarders op 12 december 2019 pas verzocht om een machtiging.

6.7 De gerechtsdeurwaarders hebben hun vordering nog steeds niet onderbouwd en gespecificeerd.

6.8 Ten aanzien van de machtiging is klager van mening dat de gemachtigde alleen verantwoordelijk is een machtiging te overleggen aan de rechter of tuchtrechter. De machtiging zal op 10 december 2019 in de rechtszaal worden overgelegd. De machtiging is gevraagd door een medewerker die geen gerechtsdeurwaarder is en dus niet bevoegd is om inzage te krijgen in de persoonlijke gegevens van klanten. Met of zonder machtiging hadden de gerechtsdeurwaarders de verplichting op het eerste verzoek een specificatie naar klager te sturen.

6.9 De gerechtsdeurwaarders hebben ondanks het bezwaar van klager geen gehoor gegeven om het nasalaris te verwijderen. Zij hebben evenmin een bevelschrift overgelegd. Hiermee hebben zij tegen het arrest van het Hof gehandeld.

6.10 De gerechtsdeurwaarders vorderen van klager en zijn partner voor een niet bestaande overeenkomst ad € 3.117,- bedragen die vier keer hoger liggen. Daarnaast nemen zij een groot deel van het salaris van klager in beslag. De kamer is niet bevoegd om een uitspraak te doen met betrekking tot de beslaglegging, maar is wel bevoegd en belast om de gerechtsdeurwaarders te straffen voor bedrog en onrechtvaardigheid door teveel geld te vorderen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ten aanzien van de verzetsgronden 6.1 tot en met 6. 3wordt overwogen dat de

handelwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet, niet ter beoordeling staat in de tuchtprocedure. Klager is ten aanzien van deze aangevoerde verzetsgronden niet-ontvankelijk.

7.2 De kamer overweegt verder dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door de gemachtigde van klager ter zitting aangevoerde maakt dit niet anders.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet niet-ontvankelijk ten aanzien van verzetsgronden 6.1, 6.2, 6.3 en 6.4;
  • verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.K. Mireku, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. L. van Berkum en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.